Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Toneelwerken (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Toneelwerken
Afbeelding van ToneelwerkenToon afbeelding van titelpagina van Toneelwerken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.34 MB)

Scans (29.91 MB)

XML (1.70 MB)

tekstbestand






Editeur

W.J.C. Buitendijk



Genre

drama

Subgenre

klucht
lofdicht(en)
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Toneelwerken

(1975)–Jan Vos–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Verantwoording

De geschiedenis is de dichter Jan Vos niet gunstig gezind geweest. Tijdens zijn leven scheen hij een gunsteling der Fortuin te zijn: zijn spelen werden onder grote toeloop gespeeld; hij was de vriend en beschermeling van vele regenten en vooraanstaanden; zelf lange jaren voornaamste regent van de Amsterdamse schouwburg, het culturele centrum van de bloeiende handelsmetropool, en als een soort ‘aedilis’ in het oude Rome, belast met de ‘cura ludorum’, de organisatie en de regeling van de vele openbare feestelijkheden ter gelegenheid van roemrijke gebeurtenissen en vorstelijke staatsiebezoeken.

Na zijn dood in 1667 echter is zijn roem bij de intellectuele elite snel getaand en al spoedig zelfs omgeslagen in verguizing. Dat het ‘profanum vulgus’, de menigte in hemdsmouwen, zijn werk bleef bewonderen, werkte eerder in zijn nadeel.

Vos is een kwart eeuw modern geweest: hij was nl. de belangrijkste vertegenwoordiger van de Noordnederlandse barok-literatuur, inzonderheid van het barokdrama. Na de zegevierende intocht van het Frans-classicisme leek zijn werk de kunstkenners sterk gedateerd. Van deze klap heeft Vos' reputatie zich niet kunnen herstellen.

Zowel aan de aanhangers van de Verlichting als aan de bewonderaars van het rococo moest zijn werk barbaars en zonderling voorkomen. De preromantiek bracht, misschien dank zij haar bekommering om de dood, de nacht en het graf, en de ontdekking van Shakespeare, een kleine rimpeling in de wateren van de algehele verachting waaraan zijn werk ten prooi was gevallen (Bilderdijk), maar de beoefenaars van het sentimentele moesten zijn oeuvre, waarin zo weinig teerheid is te vinden, wel verafschuwen. Hetzelfde geldt van het biedermeier met zijn afkeer van ‘bloed en bloot’ en van de romantiek met haar voorkeur voor de middeleeuwen, ridderlijke idealen, mystiek, devotie en een warm gemoedsleven. Evenmin vormden het symbolisme en de neo-romantiek met hun nadruk op een verfijnd zieleleven en hun beklemtoning van esthetische en ethische waarden een goede voedingsbodem voor een waardering van Vos' ruige kunstopvattingen.

Het expressionisme had een kans kunnen zijn, zoals het in Duitsland de grote gangmaker was voor een herleving en driftige bestudering van de

[pagina 2]
[p. 2]

literatuur (en de kunst) der barok, maar Nederland, gehecht als het was aan onze ‘grote klassieken’: de bijna afgodisch vereerde Vondel en verder Hooft, Huygens en (als nieuwkomer dank zij het realisme) Bredero, ging hieraan over het algemeen misprijzend voorbij: dit soort literatuur duldde men niet in het ‘sanctuarium’, waarin vroeger verwaarloosde geestelijke dichters als Revius, Dullaert, Stalpart van der Wiele en Luiken (overigens terecht) wel toegelaten werden.

Pas onze tijd, met zijn existentiële beleving van leven en dood, met zijn afkeer van eeuwenoude taboes, met zijn begrip voor thanatische zinnelijkheid, met zijn ‘roman noir’ en zijn vaak navrante humor, lijkt mij rijp voor een herwaardering van Jan Vos' toneelwerk.

Niet alleen de aard van Vos' oeuvre zelf lijkt mij een mogelijkheid te bieden voor hernieuwde belangstelling, maar ook de huidige stand van de beoefening der literatuurgeschiedenis. De literatuurhistorie van de negentiende en de eerste helft der twintigste eeuw was, - gelijk blijken zal uit de hier volgende paragrafen over de waarderingsgeschiedenis van Vos en zijn werk, - uitgesproken elitair. Zij werd gekenmerkt door standshoogmoed en geleerdheidswaan: uit de hoogte zag men neer op de ‘plebejer’ en de ‘ongeletterde gast’, die men, elkaar napratend, ten onrechte in hem zag. Zo'n laag persoon kon als auteur niet anders dan waardeloos zijn. Bovendien werd de literatuurgeschiedenis veelal beoefend door literatoren, die een intens genot smaakten bij de lectuur van oude toneelstukken, in plaats dat zij zich realiseerden, hoe een drama het deed op het toneel, waarvoor het toch bestemd was.

De bedoeling van deze studie is niet, te betogen dat Jan Vos een eersterangs schrijver geweest is, al mogen we hem èn om zijn grote invloed op het toenmalige cultuurleven, èn om de vrijgevochtenheid van zijn niet-traditionele kunstopvattingen, èn om zijn belang als dramaturg, die meer dan anderen begreep wat ‘toneel’ was, èn om de knapheid waarmee hij de in zijn tragedies opgehoopte spanningen wist te ontladen door ze met humor te temperen, - zeker niet onderschatten.

De bedoeling is, het toneelwerk van Vos weer te integreren in het ‘corpus’ van de Nederlandse literatuur, de leemte die er bestaat in de geschiedschrijving van de letterkunde uit het derde kwart van de zeventiende eeuw, te vullen, en aan te sporen tot verdere studie. Het is mij een genoegen dat dank zij de mij door de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk verleende literair-historische opdracht, de mogelijkheid weer bestaat, na twee-en-een-halve eeuw, dat de in de Nederlandse literatuur belangstellenden weer kennis kunnen nemen van een dramatisch oeuvre, dat boeiender zal blijken dan menigeen vermoedt.

Een ‘captatio benevolentiae’ mag niet ontbreken. De taal van Vos, nooit onderzocht, stelde mij vaak voor problemen. Dank zij het onvolprezen Woordenboek der Nederlandsche Taal mocht ik vaak, ook al vermeld ik het lang niet altijd als bron, een uitweg vinden in de doolhof. Vooral bij de Klucht van Oene moest ik echter nog al eens in het duister blijven tasten. De verklarende

[pagina 3]
[p. 3]

voetnoten zullen voor de een te veel, voor de ander te weinig bieden. Om het boek niet nog omvangrijker te maken, heb ik het commentariëren van de eerste versie van Oene achterwege moeten laten. Om dezelfde reden zijn ook de vergelijkingen tussen de verschillende drukken van ‘Aran’ en van ‘Oene’ maar summier gehouden.

Mijn dank gaat ook uit naar hen die mij inlichtingen hebben verschaft: Prof. Dr. W.M.H. Hummelen te Nijmegen; Dr. S. Hart, gemeentearchivaris van Amsterdam; Mevr. Lia de Bruyn, van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie te Den Haag; en de classici die mij ophelderingen gaven over de oudheid: Dr. F.F. Blok, Prof. Dr. H. Brunsting, Dr. W. Kassies en Prof. Dr. D. Kuijper Fzn.

 

Doorn, 25 juli 1974

Willem Buitendijk


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken