Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wie niet weg is wordt gezien (1981)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.56 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wie niet weg is wordt gezien

(1981)–Ida Vos–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 117]
[p. 117]

Opa wandelt

Sinds opa uit het concentratiekamp terug is, kan hij niet meer uitslapen. Vroeger was dat heel anders. Als ze bij opa en oma logeerde, moest zij van oma opa uit zijn bed gaan halen. Als ze riep: ‘Opa, opstaan!’ trok hij de dekens over zich heen, knorde een beetje en ging verder met slapen. Tot oma kwam en riep: ‘Opstaan luilak!’ Dan pas kwam hij uit bed.

Nu staat hij iedere dag om vijf uur op. Hij gaat dan wandelen, iedere ochtend weer.

Ze heeft hem eens gevraagd of ze mee mag, maar het lijkt wel of opa dan erg schrikt.

‘Nee,’ zegt hij. ‘Niet meegaan. Dat is niet goed voor kleine meisjes.’

Ze kan niet begrijpen waarom hij dat zegt. Ze heeft zo lang binnen moeten zitten toen ze was ondergedoken. Dàt was slecht. Buitenlucht is toch juist heel goed voor kleine meisjes?

‘Je moet opa maar niet meer vragen of je mee mag,’ heeft oma tegen haar gezegd. ‘Opa vindt dat niet prettig.’

‘Waarom niet oma? Wat doet opa dan?’

Oma heeft geen antwoord gegeven. Ze gaat het nu maar nooit meer vragen. Ze doen allebei zo vreemd. Het heeft vast iets met het kamp te maken.

 

Vanmorgen is opa weer vroeg weggegaan. Meestal wach-

[pagina 118]
[p. 118]

ten ze met het ontbijt tot hij terug is, maar vandaag duurt het wel erg lang.

‘Begin maar te eten. Wacht maar niet op opa,’ zegt moeder. ‘Anders kom je te laat op school.’

Ze pakt een boterham.

Ze neemt een grote hap. Wat lekker is brood met boter en stroop.

‘Daar is ie!’ roept oma.

Opa heeft haast. Hij belt wel tien keer. Dat is nog nooit gebeurd sinds hij bij hen in huis woont.

Opa staat in de kamer. Hij is kletsnat. Water druppelt van zijn hoed op zijn schouders. Toch lacht hij.

‘Doe je jas uit pa, alles wordt nat.’

Moeder help opa uit zijn jas.

‘Hoe komt dat nou? Het regent niet. Wat heb je gedaan?’

Opa geeft geen antwoord.

‘Kom,’ fluistert hij. ‘Kom kleindochter, opa heeft iets lekkers voor je. Ga maar aan tafel zitten. Niet kijken tot ik tot drie heb geteld.’

Ze doet wat opa heeft gevraagd. Ze doet haar handen voor haar ogen. Ze hoort het ritselen van papier. Ze voelt hoe opa dicht bij haar komt om iets op haar bord te leggen.

‘Eén twee drie!’ roept opa.

Ze kijkt. Naast de stroopboterham ligt iets dat op brood lijkt.

Ze voelt zich misselijk worden. Ze rent naar de WC. Ze moet overgeven.

Vanuit de kamer hoort ze de harde stem van oma: ‘Verdomme. Laat dat toch! Je bent niet meer in het kamp. We zijn terug in Holland. Hier hoef je geen beschimmeld brood meer te eten.’

[pagina 119]
[p. 119]

Als ze weer binnen durft te komen, hoort ze hoe oma tegen moeder zegt:

‘Daar heeft hij in Theresienstadt veertien dagen celstraf voor gehad en nog kan hij het niet laten om brood te stelen. Wat moeten we doen?’

‘Ik neem hem vanmiddag mee langs alle bakkers van het dorp,’ belooft moeder. ‘Dan kan hij met zijn eigen ogen zien dat er weer brood te koop is.’

 

Als ze op weg is naar school, komt Lia naast haar lopen. Ze heeft eigenlijk geen zin om te praten. Ze moet nog zo aan opa denken, maar ze durft niet tegen Lia te zeggen dat ze liever alleen naar school wil gaan.

‘Ik heb me rot gelachen,’ begint Lia. ‘Iedere morgen komt een oud vies mannetje in onze achtertuin. Hij maakt onze vuilnisemmers open en haalt er iets uit. Dan laat hij met een klap het deksel dichtvallen. Vanmorgen heeft mijn vader een emmer water over hem heengegooid en als het mannetje morgen weer komt, mag ik het doen.’

Met twee vuisten omhoog gaat ze voor Lia staan.

‘Je laat het! Je laat het! Hoor je me?’

Lia kijkt haar verbaasd aan. Ze begint te lachen.

‘Sinds wanneer vind jij oude mannetjes zielig?’

‘Sinds... sinds... vanmorgen,’ zegt ze en dan rent ze weg.

‘Die is stapelgek,’ zegt Lia hardop en ze wijst naar haar voorhoofd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken