Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bartje zoekt het geluk (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bartje zoekt het geluk
Afbeelding van Bartje zoekt het gelukToon afbeelding van titelpagina van Bartje zoekt het geluk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.32 MB)

Scans (18.11 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bartje zoekt het geluk

(1940)–Anne de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 275]
[p. 275]

[XXII]

En die Maandagavond, stijf gearmd, daar komen ze het paadje op naar de boerderij van Arend-Jan. Ze hebben alleen maar aandacht voor elkaar; pas, als ze vlak bij het huis zijn, zien ze, dat Arend-Jan al lachend met zijn vrouw op de uitkijk staat. Die brede lach van Arend-Jan, daar gaat de zon van schijnen. Hij heeft natuurlijk alles al gehoord. Het nieuws van Bart en Harmke, dat is het hele dorp doorgevlogen vandaag.

‘Daar bin 'k dan,’ zegt Bartje, tòch een beetje verlegen.

‘Mooi,’ lacht Arend-Jan. ‘Maar ie hoeft mij niks meer te vertellen, mien jongen. Kerel, kerel, het was net, of één Corinthen dartien d'r an kwam stappen.’

Ze gaan lachende naar binnen. De koffie geurt in de trekpot. De kinderen slapen al. Rikie is met Piet Doeks op stap, die hebben ze straks onderweg al ontmoet. Harmke krijgt een plaats voor het raam en ze zit daar zo geheimzinnig te lachen. Arend-Jan en zijn vrouw weten eerst niet, wat ze er aan hebben. Er ligt ook zo'n bijzondere glans op haar gezicht en ze speelt maar met haar handen, ze kijkt maar naar haar handen - ze houdt die ene hand zo opvallend op de ander. Daar blinkt iets aan die hand....

‘Wat drommel, zij heeft de trouwring an!’ roept Arend-Jan.

Ja, en Bart ook. Bartje heeft vandaag in Assen ringen gekocht. Hij had een meevallertje; bij Harm en Lammechien lag zijn spaarbankboekje, dat had Arie daar in bewaring gegeven. Daar stond nog zes en twintig gulden en een dubbeltje op. Van zijn laatste geld heeft Bartje ringen gekocht. Om zich te wreken, deed hij dat ook. Het was een zoete wraak.

Marie en Harmke vergelijken haar ringen. Bartje vertelt aan

[pagina 276]
[p. 276]

Arend-Jan, wat hij met Arie heeft gehad. Dat hij nou zo goed als lut is en dat ze toch van de weke gaan aantekenen. Daar schrikt Arend-Jan even van.

‘Toch geen moeten?’ vraagt hij.

Dat vroegen Harmke's ouders ook. Dat zullen de mensen ook wel denken. Laat ze denken, wat ze willen. Bartje en Harmke storen zich aan geen mensen meer. Ze kunnen elkaar recht en eerlijk in de ogen kijken, maar ze moeten tòch trouwen. Ze kunnen geen dag langer wachten dan nodig is.

‘En heb ie al weer wark?’ vraagt Arend-Jan.

Ja, hij heeft werk. Als los boerenarbeider in de korenoogst. Morgen kan hij beginnen.

‘En een woning?’

Bartje kijkt Harmke aan. Die knipoogt hem toe.

‘Een prachtige woning,’ zegt zij. ‘Met dartien kamers. Maar wij gebruken d'r maar één van.... En voorname buren kriegen wij. Aan de ene kante een scherenslieper. En an de andere zied.... O nee, wij wonen an 't eind, hè Bart?’

‘Ja, gelukkig an 't eind. Maar naast den scherenslieper woont een snibbige ouwe wedevrouw, die van de diakenen moet leven. En daarnaast - een arbeider, as ik 't wel hebbe, En dan, een voddekerel’....

‘De Lange Jammer toch niet?’ roept Marie.

Ja, de Lange Jammer. De kamer van Opoe Tjobbe, daar trekken ze in, waar later oude Berend, de arbeider van Wapse heeft gehuisd. Er was niet anders vrij. En hoe lang ze er zullen zitten - dat is een andere vraag.

De vrouw van Arend-Jan zet er haar koffiepot voor neer en zit medelijdend haar hoofd te schudden. Zij kent de Lange Jammer. ‘Was dat nou nodig?’ vraagt ze. ‘Mag ie dat Harmke nou andoen, Bart?’

Maar Harmke lacht er om. ‘Ik doe het hem an!’ roept ze. ‘Bart wou het eerst niet, maar ik heb het deurzet. Ik moet ook trouwen, net zo goed as hij!’....

[pagina 277]
[p. 277]

En Arend-Jan slaat Bartje geestdriftig op de schouder en zegt: ‘Kerel, Bart, nou geleuf ik, dâ j' een kerel wordt, zoas ik joe geern wil hebben. Dit is mij een teken, dat ie van joen geld en joen eerzucht bent verlost.’

‘Ja,’ zegt Bartje, ‘daar ben 'k af, geleuf ik. Alleen wou 'k nou wel graag honderd gulden van joe lenen, want ik wou die ouwe kamer toch wel wat opknappen, veur wij d'r intrekken. Meubels bent er nog over van mien ouders, maar ook niet genoeg.’

Honderd gulden kan hij krijgen en meer ook wel. Arend-Jan zal ze morgen dadelijk van de spaarbank halen.

‘En wat bent nou joen plannen veur de toekomst, jongen?’ vraagt hij.

Die heeft Bartje niet.

‘Veul van Harmke houden,’ zegt hij. ‘En een eerlijk leven leiden. Anders veurlopig niet.’

‘Maar ie moet toch een richtsnoer hebben,’ zegt Arend-Jan. Ja, een richtsnoer. Wat zal Bartje daarvan zeggen? - Hij weet het wel, maar hij durft de Naam van God haast niet meer op de lippen te nemen.

‘Ik durf geen dikke woorden meer gebruken,’ zegt hij, ‘daar heb ik geen recht meer veur. Ik heb nou een keer of wat een ideaal nastreef d en 't is aldeur niks worden of op ongelukken uutlopen. Kiek, Arend-Jan, nou heb ik zo'n vermoeden, dat er maar één ideaal is, dat weerd is om veur te leven en dat is die Liefde van één Corinthen dartien. En dan geleuf ik, dat er maar éne zuvere levenshouding is en dat is, dunkt mij, het streven naar.... hoe zal ik het zeggen? - naar volkomen waarachtigheid. Begriep ie mij, Arend-Jan? Daarom wil ik an geen toekomst meer denken veurlopig - anders zet ik mij toch weer op verkeerde steunpunten vast’....

‘Zoek eerst het koninkrijk Gods’....

‘Ja,’ antwoordt Bartje, ‘ik geleuve, dâ 'k dat bedoel’....

‘En alle dingen zullen U toegeworpen worden,’ vervolgt Arend-Jan plechtig.

[pagina 278]
[p. 278]

‘Wie weet,’ zegt Bartje, ‘maar ik reken nergens meer op. Ik wil leven bij de dag’....

Arend-Jan legt hem bewogen de hand op de schouder.

‘Jongen,’ zegt hij, ‘dan geleuf ik, dat ie 't geluk nou vinden zullen. Ie hebt het altied in de verte zocht en as ie 't griepen wilden, dan was 't weer weg, maar het ligt veel dichterbij, as ie dacht hebben. En in de Lange Jammer is 't net zo goed te vinden als overal elders.’

‘Daar ben 'k van overtuugd,’ knikt Bartje. ‘Anders ging ik er niet naar toe.’

 

En zie, nog geen drie weken later, daar gaan ze nu samen de weg langs, Barteid Bartels en Harmke Geerts, als getrouwde lui, bij de laatste glans van de avondzon. Hij met een kruiwagen, volgeladen met Harmke's bezittingen, zij met de geit, die Bartje heeft verdiend door eerder te trouwen dan zijn vrienden, zó zijn ze aan 't eind van de trouwdag op weg naar hun woning.

O jongen, en 't is zo'n mooie grote witte geit! Wat hebben die Piet Doeks en die Willem zich goed gehouden met hun huwelijkscadeau!

Maar zij niet alleen, - het hele dorp, wat heeft het ze veel goedheid en vriendschap geschonken. Zelfs Freerk kwam aandragen met een cadeautje, een koperen tabaksdoos - die heeft Harmke al dadelijk ingepikt voor lepeldoosje. Freerk bracht ook nog twee maanden loon mee van Jan Oldenbanning. Zestig gulden, waar ze niet op gerekend hadden, dat kwam goed te pas, want de bruiloft, die ze wel geven moesten, die kostte ook centen. Maar de tijding, dat Jan alweer een goeie knecht gevonden had, ergens uit Groningerland, en ditmaal een niet-verloofde, dat was ook een hele gerustheid. Van Arie was er een brief en van zijn meisje ook - wie weet, of dat nog niet goed kan gaan. En och, die Egbert, die had het zo te kwaad. ‘Het is mien schuld, dat ie in de Lange Jammer moeten,’ verweet hij zich. ‘Maar ik zal het eens alles vergoeden, reken daar maar op.’ En hij liet een boekje zien, daar

[pagina 279]
[p. 279]

had hij al zijn schulden in aangetekend, met al een dikke rente er bij. Maar later zat hij een beetje te vrijen met Willemien, het jongere zusje van Harmke. Het zit er al jong bij hem in. Als hij klaar is voor onderwijzer, zal hij wel haast moeten sparen ook, wie weet!

Het was een mooie bruiloft, daar zijn ze 't over eens. Klein Keesje was er met de harmonica en Arend-Jan had de leiding.

De dominee kwam ook nog even en bracht de trouwbijbel, met de trouwtekst voorin geschreven, die ligt nu bovenop de spullen in de kruiwagen.

‘Zoek eerst het Koninkrijk Gods’, dat was zijn trouwtekst, die zal Arend-Jan hem wel ingefluisterd hebben.

De zon staat op de horizont. Een warme gloed ligt op de velden; de leuningen van het bruggetje over de Hunze, dat ze langzaam naderen, hebben gouden randen.

Dat bruggetje, hoeveel jaren is dat nu geleden, dat Bartje daar voor 't eerst alleen overtrok op zijn weg naar Hunzeloo? - Als Jacob ging hij toen de wereld in, met niets dan een stok en een bundeltje kleren - en met zijn slimmigheid. Nou keert hij terug, niet met twee legers, slechts met een vrouw en een geit, maar hij heeft toch ook zijn Pniël gehad. Hij waagt het nu alleen met God, zonder angst, zonder zorg voor de toekomst.

Het bruggetje is hetzelfde gebleven, het is alleen nog bouwvalliger geworden. Tussen de planken glinstert rood het water in de avondzon. Maar het beekje, wat is daar nu mee gaande? Dat is niet meer hetzelfde. Daar is men mee aan het werk getogen; men is begonnen om de bochten af te snijden, om het recht door het land te doen gaan.... Dat kleine beekje, dat was een gloepertien, dat overstroomde soms plotseling het land, dat maakte ongelukken, als het water zich ophoopte in voorjaar en herfst.

Bartje heeft al zijn aandacht bij dat werk, terwijl hij met de rammelende kruiwagen over het brugje gaat. Recht door het land, recht op zijn doel af, dat is hem naar de zin.... Maar dan staat hij met een schok stil en kijkt achterom, want nou heeft hij

[pagina 280]
[p. 280]

plotseling zijn vrouw verloren. Waar blijft ze?.... Och heden, daar staat ze te trekken tegen de geit. Die heeft zich schrap gezet voor een brede reet tussen de planken en staart naar het bloedrode glinsterende water en wil geen stap meer doen. Die zal zich liever laten smoren dan een stap op het brugje te doen.

Bartje strijkt nadenkend met de hand langs zijn voorhoofd, terwijl hij naderkomt.

‘Wat drommel, Harmke,’ vraagt hij, ‘hebben wij dat samen al niet eerder beleefd?’

‘Ja zeker,’ lacht zij, ‘de eerste keer, dat wij mekaar zagen. Pluk maar gauw weer een grasspriet!’

Maar nu heeft Bartje die niet meer nodig. Hij neemt de sik in zijn armen en draagt haar zo over het brugje. Het dier snuffelt verwonderd aan zijn gezicht.

‘Ik zou er haast jaloers van worden,’ lacht Harmke.

‘Stil maar,’ belooft Bartje, ‘ie kriegt vandage joen beurt nog wel. Joe draag ik over de drempel.’

Zij legt haar hand op de zijne, terwijl ze verder lopen, met de andere leidt zij de geit. Zo gaan ze nu samen het leven in, de handen ineen. Zo zal zij zegenen zijn werk met haar goedheid en haar liefde en intussen ook zelf haar deel er aan dragen.

Door de stille schemering van de zomeravond trekken ze samen, met hun geit en hun kruiwagen, het geluk in de Lange Jammer tegemoet.

 

Oorlogswinter.

Hooghalen.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken