Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Evert in turfland (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Evert in turfland
Afbeelding van Evert in turflandToon afbeelding van titelpagina van Evert in turfland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.02 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Evert in turfland

(1930)–Anne de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

2. Voor alle drie een verrassing!

Er stond een man op de stoep in een groen pak.



illustratie

Arend schreeuwde het haast uit, zóó schrok hij.

‘De man van Zondagmorgen!’ flitste het door zijn hoofd.

Ineens was zijn vroolijkheid voorbij. Als vanzelf kroop hij half achter Jan weg.... O, als hij maar niets merkte, als hij....

‘O, Vinke, kom maar binnen,’ hoorde hij mevrouw zeggen. ‘Je moet zeker meneer hebben? Die komt zóó thuis.’

De man stapte de gang in.

‘Dit zijn twee jongens uit het veen,’ stelde mevrouw voor.

‘Die hebben mijn verloren broche teruggebracht’

Arend durfde niet opzien. Hij voelde, dat de man naar hem keek. Mochten ze nou nog niet weggaan? Zijn hart klopte hoorbaar.

[pagina 20]
[p. 20]

‘Ziezoo, nu gaan jullie maar,’ hoorde hij mevrouw zeggen en 't was, of haar stem uit de verte klonk.

‘Dag, jongens.’

‘Dag, mevrouw,’ zei Jan.

Arend mompelde ook wat en liep gauw achter Jan aan, maar plotseling voelde hij zich bij zijn arm vastgegrepen en toen hij wit van schrik opkeek, zag hij in de strenge oogen van den man.

‘Heb ik jou niet eerder gezien?’ vroeg die.

‘J.. ja, meneer,’ stotterde Arend, ‘Zondagmorgen.’

‘'k Dacht het al,’ zei de man met een glimlach.

‘Dan moeten we nog eens even samen praten, jongeman!’

‘Wat is dat?’ vroeg mevrouw verwonderd en ze keek beurtelings van het angstige gezicht van Arend naar het triomfeerende van Vinke.

Gerdientje kwam ook kijken.

Jan begreep het al. ‘Jongen, jongen,’ dacht hij. ‘Nou ben je er leelijk bij! Arme Arend, kon ik je maar helpen!’

Maar er viel niet te helpen.

Vinke vertelde kort, wat er Zondagmorgen gebeurd was. Hij was de jachtopziener van meneer Lanting, die groote bosschen in den omtrek bezat. Iederen dag, omtrent dezen tijd, kwam hij hier zijn orders halen.

Toen mevrouw hoorde van het loopen op ver-

[pagina 21]
[p. 21]


illustratie

boden terrein en van den haas, vroeg ze, lang niet zoo vriendelijk als anders:

‘Heb jìj dat gedaan, Arend?’

‘Ja, mevrouw,’ snikte Arend, ‘maar.... maar ik zal 't nóóit weer doen!’

‘Eén keer is genoeg,’ zei de jachtopziener hard. ‘Maar we zullen 't je afleeren, hoor! Dat verzeker ik je! Laat dat maar aan mij over!’

Je moet die rekels altijd maar goed bang maken, dacht hij.

Arend begon nog harder te huilen. Dikke tranen rolden over zijn wangen.

[pagina 22]
[p. 22]

Daar stapte Gerdientje naar voren.

‘Is Arend stout geweest?’ vroeg ze met een fijn stemmetje.

‘Ja, Gerdientje,’ zei mevrouw, ‘Hij is erg stout geweest. Maar als Arend het nooit weer doet....’

‘Neen, mevrouw, nooit! Nooit weer,’ beloofde Arend vlug.

‘Ja, dan.... Wat zegt Vinke er van?’

‘Hij is nog weggeloopen ook, toen ik riep,’ bromde de man. ‘Maar als u 't zegt....’

‘Vinke vindt het goed,’ viel mevrouw hem in de rede. ‘Dan mag je voor dezen keer nog weggaan.’

Gerdientje fluisterde haar moeder wat in; die knikte.

Toen rende ze weg.

‘Even wàchten,’ hoorden ze haar achter in de gang schreeuwen.

‘Was jij er ook bij?’ vroeg mevrouw aan Jan.

‘Neen, mevrouw,’ zei Jan gauw.

‘Ik heb nog een boek thuis....,’ klonk de stem van den jachtopziener.

‘Dat is van Evert,’ zei Arend. ‘Die was bij me.’

Hij was al weer de oude. Bij hem ging alles zoo vlug.

‘Dan zal ik even meeloopen, om je dat te geven,’ hernam de man.

‘Even wàchten!’ hoorden ze weer roepen en daar kwam Gerdientje aanhollen met een groote plak chocola, die van haar zelf was.

[pagina 23]
[p. 23]

‘Voor jou,’ hijgde ze. ‘Jan ook wat geven.’

‘Dank je wel,’ zei Arend. ‘Dat is goed.’

Toen gingen ze.

Op straat zei Vinke:

‘Maak je wel eens vaker van die vroege wandelingen?’

‘Neen, meneer, nooit!’

‘Hadden jullie dien strik gezet?’

‘Neen, meneer! Eerlijk niet.’

‘Nou, pas op, dat ik je daar niet weer zie,’ dreigde de vreeselijke man. En hij keek nog zoo boos, dat ze verder tot zijn huis niets durfden zeggen.

Arend kreeg het boek en nog een lesje er bij.

‘En zeg nou maar tegen dien anderen schavuit, dat ie van geluk mag spreken, dat het zoo afgeloopen is! Als 't aan mij gelegen had, was je er zoo niet afgekomen. Versta je? Hè?’

‘Ja, meneer.’

Arend dacht aan Evert, hoe blij die zou zijn. Hij pakte het boek aan, maar Vinke hield het nog vast. Er moest dus nog meer komen.... Daar kwam het al:

‘En als ik jullie er weer snap.... Nou, dàn maak ik proces-verbaal op! Marsch.’

Brrr, wat klonk dat vreeselijk!

‘Dag, meneer,’ mompelde Arend met een bevende stem. Toen stapten ze weg.

‘Hè, hè!’ Arend moest nog eens zuchten. Maar

[pagina 24]
[p. 24]

toen drong het tot hem door, dat hij nu weer op straat liep, zoo vrij als een vogeltje.

‘Wat zal die Evert blij zijn,’ zeiden ze tegelijk en verder hadden ze den heelen weg zooveel te praten, dat ze thuis waren, voor ze 't wisten.

Arend had wel een paar keer gezegd:

‘En dat we hém nou net daar moesten treffen, hè? En vóór Zondag had ik hem nog nooit gezien!’

‘Dat heb je wel meer,’ zei Jan. ‘Pas maar eens op, nù zie je hem nog vaak.’

‘Nou, dat hoop ik niet, hoor! 'k Hoop dat ik hem nóóit weer zie,’ was 't antwoord.

Hè, Arend durfde haast niet aan hem dènken zelfs.



illustratie

Jan sloeg den zijweg in naar huis. Toen daar het pak werd opengemaakt, bleken er kleeren in te zitten. Ook heele kousen. Of ze dankbaar waren!

Den volgenden morgen had Jan een heele broek aan. Een van meneer Lanting. Klaasje had eenvoudig een stuk van de pijpen afgeknipt.

Arend zocht dadelijk zijn vriendje op. Evert zat achter 't huis met de hark te spelen. Hij had een nieuw pak aan, maar hij keek niets blij.

Vader werkte in den tuin.

‘Mòjje!’ riep Arend. ‘Dáár ben'k weer, en 'k heb heel wat meegebracht!’

[pagina 25]
[p. 25]

Hij haalde eerst zijn aardbei voor den dag.

't Was een glibberig hoopje geworden.

Zijn zak was er nat van.

‘Dat is jammer,’ zei hij en gooide het ding naar de kippen. ‘Maar 'k heb nog wat anders.’

Hij gaf Evert de heele plak chocola. Dat had hij met Jan afgesproken.

‘Dank je wel! Fijn!’

‘En dan dit nog!’

Daar kwam het boek....

Een oogenblik zat Evert stom te kijken. Toen sprong hij op en rukte het boek uit Arends hand.

‘Vader,’ schreeuwde hij, rood van blijdschap.



illustratie

‘Vader, ik heb....’

O wee! Daar verpraatte hij zich toch....

Vader keek op.

‘Wàt heb je?’ vroeg hij.

‘Ik heb mijn boek terug...’ stamelde Evert verlegen.

‘Ben je dat dan kwijt geweest?’ vroeg vader.

Evert stotterde eerst nog wat, maar toen vertelde hij alles eerlijk.

Arend kwam er ook bij en deed verslag van wat er vanmiddag gebeurd was.

[pagina 26]
[p. 26]

Toen ze uitgepraat waren, vroeg vader: ‘En waarom heb je me dat niet eerder gezegd?’

‘Ik durfde niet,’ zei Evert.

‘En ben je gelukkig geweest?’

‘Neen, vader, heelemaal niet.’

‘Dat kón ook niet,’ zei vader. ‘Dat was onmogelijk. Je moet zorgen, dat je mij en moeder en meester óók, àltijd àlles kan vertellen.’

Ze beloofden het.

Evert was weer ècht gelukkig, ofschoon hij wel wat tegen Maandag opzag. Maar dàn zou hij doorzetten! 't Was moeilijk, maar ook fijn. Fijn, als je er aan dacht, dat dan alles weer goed was....

's Avonds kon hij ook weer goed bidden. Hij was nu niet bang meer voor God. De Heere wou hem ook vergeven, dat wist hij.

Bij meester viel het 's Maandags nogal mee.

‘Eigenlijk val je me tegen,’ zei meester. ‘Alle twee! Jullie hebt immers zulke sterke namen? Wees dan ook sterk in de waarheid,’ zei meester. ‘Sterk als een Arend en een Ever. Doe moedig, wat God wil! Dat maakt gelukkig.’

Weer kregen ze geen straf. Een dankbaar, blij gevoel doorstroomde hun hart.

‘'k Zal vandaag werken als een wild varken,’ zei Evert in de gang.

‘Dan zul je wel gek doen,’ meende Arend.

‘Maar wat hebben we toch een besten meester!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken