Ze vlogen op hem toe. Nimrod begon hard te blaffen, zó druk waren ze. En meteen begon Puk ook nog te keffen. En twee kippen sloegen van schrik aan het kakelen.
'Opa, de ga-ga-gaatjespan!'.... stotterde de één.
'De.... h....dichte.. ..h.... gaatjespan!'... hijgde de ander.
'Wàt zeg je?' riep Opa verwonderd. 'Komen er dikke soldaten an?.... Stil toch, honden!.... Koest Nimrod!'
Hij joeg Nimrod en Puk de schuur uit. Toen werd het rustiger.
'Waar zijn die soldaten dan?' vroeg Opa aan de kinderen.
'Och welnee, Opa, de gaatjespan moeten we hebben!'....
'De dichte gaatjespan!' hijgde Jaap weer en hij veegde zijn zweet af.
'Die Gijs aan u geleend heeft,' zeiden ze toen gelijk.
Maar Opa schudde zijn hoofd en hij begreep het nòg niet.
Hij hing zijn geweer aan de muur en ging op de drempel van het schuurtje zitten. Hij zette Gerdientje op zijn knie. Hij trok Jaap naar zich toe.
'Vertel het nu nog eens rustig,' zei hij. 'We hebben tijd genoeg.... Heeft Gijs jullie gestuurd?'