Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vader en Jaap (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vader en Jaap
Afbeelding van Vader en JaapToon afbeelding van titelpagina van Vader en Jaap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.51 MB)

Scans (6.11 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

R. Snapper



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vader en Jaap

(1949)–Anne de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]


illustratie
tekeningen van r. snapper


[pagina 7]
[p. 7]

Eerste hoofdstuk

Klaas probeert een uitvinding en Jaap rolt er door onderstboven.

Ze zouden samen gaan vissen, vader en Jaap, heel vroeg de volgende morgen. Maar hoe moesten ze op tijd wakker worden? Want de wekker was kapot; klein Hansje had er in een onbewaakt ogenblik mee zitten knoeien. Je kon er nog wel op zien, hoe laat het was, maar het ding wou niet meer aflopen. En er was geen geld, om het te laten maken.

‘Weet je wat?’ zei moeder, toen ze 's avonds zaten te eten. ‘Gaan jullie maar gerust slapen, ik zal er wel voor zorgen. Als ik dat wil, ben ik precies op tijd wakker. Hoe laat moet je er uit, vier uur, halfvijf?’

Maar dat wou vader niet.

‘Jij hebt je rust nodig, meer dan iemand anders,’ zei hij. ‘Jij hebt je werkhuizen en de zorg voor het gezin en je ziet er toch al zo slecht uit de laatste tijd. Nee hoor, vrouw, jij hebt al moeite genoeg om het hoofd boven water te houden. Dan kan ik er beter mijn slaap aan wagen. Ik voer toch zoveel nuttigs niet uit....’

En hij probeerde te lachen, toen hij dat zei, maar het lukte niet erg.

[pagina 8]
[p. 8]

Ze praatten er nog een poosje over door en toen draaide het er natuurlijk op uit, dat ze allebei hun best zouden doen om vroeg wakker te worden. En dat ze dus allebei slecht zouden slapen.

Daarom was Jaap nog niet tevreden. Hij bleef piekeren over een ander middel om vroeg uit bed te komen. En plotseling vond hij wat.

Eefting, de vader van Klaas, die een paar huizen verder woonde, moest de laatste tijd al bij donker de deur uit. Hij ging grasmaaien bij een boer en dat werk wilde het best, als de dauw nog vers op de velden lag. Wel een uur voor de zon opkwam, ging Eefting al op stap met zijn zeis. Dat had Klaas Eefting, die loopjongen was bij de bakker, gisteren zelf verteld, toen hij het brood bracht.

Nou, een uur voor zon, dat was nog te vroeg, om vader en moeder al wakker te laten kloppen. Maar als Eefting dan hem, Jaap alleen, eens uit bed kon halen, zonder dat vader en moeder het merkten.... Hoe was dat klaar te spelen?....

Jaap ging er eens met Klaas over praten. Die stond achter zijn huis, op het straatje, een fietsband te lappen. Hij liet zijn werk even rusten en stak een cigaret op, terwijl Jaap hem de zaak uitlegde. Met een frons in zijn voorhoofd werkte hij toen weer even door, stond een poos te staren, werkte weer even en zo diep was hij in gedachten dat hij het ventiel in de mond stak en de cigaret in de fietsband wou draaien.

‘Ik lijk wel een professor,’ lachte hij. ‘Maar ik heb het! Je slaapt op de zolder, hè?.... Nou, dan moet je een touw aan je been binden en dat door het dakraam naar buiten hangen. Dan kan mijn vader daar aan trekken, als hij langs komt. Wat zeg je er van? Kom maar, dan zullen we 't hem dadelijk vragen.’ Hij liep met Jaap het schuurtje om en de bleek op. Daar zat vader Eefting zijn zeis te scherpen. Hij had een klein aam-

[pagina 9]
[p. 9]

beeldje aan een pin in de grond gestoken, dat heette het haarspit. Daar had hij de zeis op gelegd en nu tikte hij met een hamer op de snede. Dan werd die snede van de zeis zo dun als een haar.

‘Tink, tink, tink!’ zei het. Dat klonk zo leuk in de stille avond.

Klaas vertelde alles. En zijn vader vond het best.

‘Bind er een stukje wit papier aan,’ zei hij. ‘Dan zie ik het touw beter in het donker.’

Dat beloofde Jaap. Hij rende met vrolijke sprongen weg.

‘Eén gebraden vissie voor mij!’ schreeuwde Klaas hem na. Natuurlijk, kon hij krijgen. Wie weet, hoeveel ze wel zouden vangen, als ze zo heerlijk vroeg bij het water waren! Hoe vroeger op de morgen, hoe beter de vis wou bijten....

Jaap vloog de kamer in, waar het al schemerig begon te worden. ‘Vader, moeder,’ riep hij, ‘nou heb ik een mooie uitvinding! Ga maar gerust slapen allebei en ik zal u wakker maken, net zo laat als u wilt. Hoe laat moet het, vader?’

‘Nou....,’ glimlachte vader, ‘als jij dat dan zo precies kan, Jaap.... Om, lâ 's kijken,.... om vijf minuten voor halfvijf. Dat is nog meer dan een half uur voor zon. Als je dat kan, is de eerste vis, die wij morgen vangen, voor jou alleen.’

‘Dâ's afgesproken!’ lachte Jaap.

‘En wat is nou je uitvinding?’ vroeg vader.

‘Dat vertel ik morgenvroeg pas,’ zei Jaap geheimzinnig. ‘Om vijf minuten voor halfvijf!’

Moeder keek op de wekker, die op de schoorsteenmantel stond. Het was bijna negen uur.

‘Dan nu maar gauw naar bed,’ zei ze. ‘Wij gaan ook dadelijk. Welterusten, Jaap!’

‘Welterusten, moeder! Dag vader! En als die eerste vis nou es zeven pond weegt?’

[pagina 10]
[p. 10]


illustratie

‘Dan moet je hem opeten, of je wilt of niet!’

Jaap klom lachend de ladder op. Halverwege bedacht hij zich, sloop naar het schuurtje en haalde het touw, waar de geit overdag buiten aan vastgebonden stond.

‘Er moet een steen onderaan,’ dacht hij. ‘Dan zakt het beter. En dan een stuk krant een beetje hoger....’

Hij vond een halve baksteen bij de regenton en klom er snel mee naar boven. Een stapel kranten lag wel op de zolder. Eerst kleedde hij zich uit. Toen klom hij op zijn bed, deed het dakraampje open en liet het touw, met de steen en de krant er aan gebonden, voorzichtig naar beneden zakken. Het gleed bijna geruisloos langs het oude rieten dak en de witte vlek van de krant verdween in de schemering. Toen voelde hij al spoedig, dat de steen de grond bereikt had. Het touw was lang genoeg. Jaap bedacht ineens, dat hij nog bidden moest. Met het eind

[pagina 11]
[p. 11]

van het touw in zijn gevouwen handen knielde hij neer en fluisterde eerbiedig zijn avondgebed. Toen legde hij een stevige lus om zijn linkerenkel, niet te nauw natuurlijk, en kroop grinnikend onder de deken. En nèt zou hij zich lekker wegknuffelen, toen zijn voet met een ruk omhoogvloog. Er werd hard aan het touw getrokken.

Jaap sprong verschrikt overeind, klom snel op de rand van zijn ledikant en stak zijn hoofd door het hoge raampje. Beneden, in de zware schemering, stond een donkere gedaante en de geur van cigarettenrook kwam omhoog.

‘Klaas natuurlijk,’ dacht Jaap. ‘Die moest even onze uitvinding proberen!....’

Meteen kwam er weer een ruk en zó stevig, dat Jaap zijn evenwicht verloor en met een zware bons van de bedrand op de zolder viel.

Beneden klonken verschrikte stemmen.

‘Jongen, wat doe je toch!’ riep moeder.

‘O, niks moeder!....’ riep Jaap terug. ‘Ik.... eh.... ik viel alleen maar om....’

‘Slapen, hoor!’ riep vader.

‘Ja vader!’

Jaaps hart bonsde van de schrik en hij stond in het donker met een lelijk gezicht zijn hoofd te wrijven. Het touw hield hij stevig met de andere hand vast, om niet weer onderstboven getrokken te worden. Maar buiten was het geluid van twee voeten, die er snel vandoor gingen. En na wat gemompel werd het ook in de kamer weer stil.

Jaap kroop maar weer in bed.

‘Dat nare jong,’ dacht hij. ‘Als hij het waagt, terug te komen, gooi ik hem een rotte ui in zijn nek! Er liggen er een paar bij de schoorsteen....’

Maar buiten bleef alles stil. Een fietsbelletje rinkelde op de

[pagina 12]
[p. 12]

straatweg. Een auto suisde voorbij en het licht van de schijnwerpers gleed even langs het raam. Een mug zoemde rond over de donkere zolder.

Jaap rekende nog even na, of alles wel klaar stond voor de vispartij. Wormen.... ja. Deeg.... ja. Netje, hengels, snoeren.... ja, alles in orde. Hij draaide zich om op zijn zij en stelde zich voor, hoe hij morgen bij het water zou zitten. Hij zag het dobbertje dansen op de golfjes, hij zag het onderschieten, hij voelde al de heerlijke spanning in zijn handen, als hij een zware vis uit het water trok....

‘Als 't nou maar mooi weer is,’ dacht hij. ‘Niet zo'n harde wind, en geen regen, vooral geen regen alsjeblieft, want vader mag niet.... Vader moet....’

En hij doezelde weg.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken