Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gitaarfantasieën (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gitaarfantasieën
Afbeelding van GitaarfantasieënToon afbeelding van titelpagina van Gitaarfantasieën

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.23 MB)

Scans (35.03 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.04 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gitaarfantasieën

(1955)–Hendrik de Vries–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 19]

reflectief

[p. 21]
 
De vader, een stil geleerde,
 
Zijn drie zoons tot hoogvereerde
 
Beschermer, meer dan tot vriend,
 
Kon hun vroeg veel schoons verklaren:
 
Wat zon, maan en sterren waren,
 
En hoe seizoenen ontstonden;
 
Verfoeide toch 't nietsontziend
 
Geweld ener wereldorde,
 
Door eigen wet ruw geschonden:
 
't Wreed lot van wat bloeide en dorde;
 
Mistrouwde een doel, zó gediend.
 
De moeder, in 't voorgevoel
 
Van haar naadrend najaar, morde.
 
Vaak bits en koel, plots uitbundig,
 
Ontrustte zij donkre neigingen
 
Dier drie - door heur felle dreigingen
 
Van vreemde gevaren kundig.
 
 
 
Eer 't kind nog 't geheim vermoedde
 
Dat in hem broedde als een schande: -
 
Die macht, waardoor zijn verlangen,
 
Van teerheid en schroom bevangen,
 
Tot zo sombre woede ontbrandde -
 
Bedwelmden hem vage zangen.
 
De nacht, sterrenklaar, en 't geurzwaar
 
Geluk van Augustus, minde
 
Hij diep; doch plots, als ontzinde,
 
Door 't grimmig duister verward,
 
Luisterde hij naar nauw speurbaar
 
Gedruis uit kamers en gangen;
 
Lag raadloos, bezweet, verstard
 
Van afschuw, met razend hart,
 
Of rukte zich om en om.
 
Hij voelde in de lucht een drom
 
Vijandige spieders hangen.
 
 
[p. 22]
 
De Voortijd ging hem bezielen:
 
Ontploffingen, lavastromen,
 
In-vuur-versiste rivieren. -
 
Schimmen van de reuzendieren
 
Werden zijn stille vertrouwden.
 
Vleugelvingrige reptielen;
 
Hun wendingen boven 't schuimen
 
Der Jurazee. Steenkoolwouden
 
Wuifden door zijn kinderdromen:
 
Stamvarens en stekelpluimen
 
Van schubben- en zegelbomen.
 
Hij mijmerde over de wonderen
 
Der nevels, der verre zonnen,
 
Der wezens, hun gaan en komen; -
 
Gewoon reeds door langbegonnen
 
Begeerten zich af te zonderen,
 
Gehoorzaam aan zwoele luimen.
 
 
 
Hij peinsde over leed, mislukking.
 
De schroeiïng zelf der verrukking
 
Vervoerde hem tot verfoeiïng
 
Van de onweerstaanbre volgroeiïng
 
Waarin der kindsheid bekoring,
 
Hem vleiend met wulpse streling,
 
Hulploos teloor ging: heur blankheid,
 
Pril en roostintig. - Die storing
 
Der hartstochtshunkring, die speling
 
Der liefde, vol wanhoopskrankheid,
 
Spiedzuchtig, met wens tot blindzijn,
 
Om 't hevig aanbeden kindzijn,
 
Krampte onder starre verheling.
 
Driest als de winde in de treurhaag,
 
Heet, als een giftige geurvlaag,
 
Doordrong droom van boze schoonheid
 
Zijn sleur der daagse gewoonheid.
 
 
[p. 23]
 
Wellust, woestbruisende koortsdroom
 
In 't rijk van angst en verandring!
 
Dichtkunst: een woordstroom tot ban-kring.
 
Haar lering: weelde-in-ontbering.
 
De praalstijl der dans. Verwringing
 
En siddring. Fantoombezwering.
 
Stierhitsing en stierbedwinging.
 
Dat men heel dit bont gebied
 
Gebroken weerspiegeld ziet
 
Behalve in 't gladzwart graniet!
 
 
 
Dit land geeft zijn schat niet prijs;
 
't Geheimst, opperst gunstbewijs
 
Wacht eens, bij de huiswaartsreis.
 
 
 
Van morgen- tot avondrood
 
Bij werk en spel deelgenoot
 
Dat Raadsel - 't heet ‘God’ of ‘Dood’ -
 
 
 
Wat geen in zijn diep doorspiedt,
 
Wat elk bloeisel bodem biedt,
 
Wat maat geeft aan 't maatloos lied.
[p. 24]
 
Gitaar, zedig en bezeten.
 
Gitaans en kerkplechtig. Spelers
 
Kwamen en gingen; vergeten
 
Rustte ze in stof, dagen, weken:
 
Een voorwerp van welgesneden
 
Hout, zesvoud besnaard, gebleven.
 
Maar wie als een levend wezen
 
Deze aanraakte of aangreep, strelende
 
Of slaande, voelde echoos beven
 
Van wereld en binnenwereld,
 
Bereid, hemzelf te overmeesteren.
 
Teedre gitaartoon: verhaal-zang,
 
Stem als een zefier in speling,
 
Bloesemgeur, vluchtige streling,
 
Woudschemer, zweving en kweling,
 
Sprook van geheimvolle dwaalgang;
 
 
 
Stormdans: ontembaar gitaargeweld,
 
Bonzing, geril; rijzig wringgebaar;
 
Zwartbevlamd purper, met git vergreld;
 
Weeldepronk; rondzwalpend slingerhaar;
 
 
 
Druising; staag neerdrukkend stampen;
 
Rouwklokken; zindren en tampen;
 
Doem van moerasklamme dampen;
 
Klem van onkenbare rampen;
 
 
 
Eer 't rukkend stuwen en 't schampen
 
Star, schier tot stilte, verkrampen:
 
 
 
Siddring van één rustloos vingerpaar.
[p. 25]
 
Gewrongen zang, dreuncadans;
 
Naschijnsels uit fabelglans;
 
 
 
Weedom om aardse verbanning,
 
En weelde, als weemoed vermomd;
 
 
 
Vreugde in haar geheimspraak: treurgalm;
 
Bedwelming aan gloed en geurwalm;
 
 
 
Rondspokende ontzetting; spanning
 
Van honger, ten sprong gekromd.
 
Nachtwereld, in sneeuw begraven,
 
Hemelruim, heldergewaaid;
 
Vurig schrift van raadseltaal,
 
Flonkring, meer dan koningspraal
 
Hoogschitterend uitgezaaid.
 
 
 
Nu weer, nog één enkle maal,
 
Zo wandlen, met vader samen,
 
Zwijgende, onder 't weids gestraal,
 
Eerbiedvol; plechtig beamen
 
Der stilte, in de ontzagbre zaal.
 
 
 
Zijn stap. Meteoren draven
 
Hun doodsrit. Langs welfsel, vaal
 
Van zwermend gewemel, schaven
 
Dampstaven, één ademhaal.
 
 
 
Na vaagre gedachte-dwaal
 
Zijn zachte stem: trotse namen
 
Die mensen aan sterren gaven.
[p. 26]
 
Houri's, met brandgloed omspeeld,
 
Englen, door drift gepenseeld,
 
Hoop, in geluk en ellende
 
Rustloos gekoesterd, gestreeld;
 
Hunkring, steeds wars van de Bende;
 
Gebed aan 't ‘Eeuwig’ of ‘Nooit’,
 
Fantoom der liefde, getooid
 
Met schoon dat naar waanzin zweemde;
 
Wellust, in wierook verheeld,
 
Rijkdom, wie wreed werd misdeeld.
 
 
 
Hem, de uit zijn kindsheid ontheemde,
 
Vol heet geschrijn weerloos vreemde,
 
Was elke onstuimge veroovring
 
- Gestalte van 't Onbenoembre,
 
Genot bij 't voor andren doembre -
 
Wraak om gebroken betoovring.
 
Doch eens, na schimmige dreven
 
Waar hij half blindlings in rende,
 
Staat ook voor hem ‘'t Eind’ geschreven -
 
‘'t Eind’... aan dit nimmer-volende...
 
 
 
Zo God of Noodlot hem zende
 
Naar 't oord, op geen kaart verbeeld,
 
Waar, wie hier vluchtig verbleven,
 
Heengaan, met vreugde of met beven,
 
Moog hij dan, overgegeven,
 
Als een van wereld en leven
 
Hartstochtelijk afgewende,
 
Door die verrukking gedreven
 
Die dromen uit vuur kon weven,
 
Wegzweven in 't Onbekende.
[p. 27]
 
Uit woeste vliegdroom verzonken
 
In wervelstorm lucht en landen,
 
Springende horizonranden,
 
Rondzwaaiende wereldwanden,
 
Door tuimel van wolkspelonken
 
Weer steigrend met razend ronken
 
Scheen mij die triomf geschonken:
 
Reeds thans, als ontlichaamd wezen,
 
Der mensen woonstede ontrezen,
 
Te juichen, verrukkingsdronken.
 
Zij miste 't eerbiedig mompelen
 
Dat eens haar verschijning afdwong,
 
Voelde 't gedrocht van verlepping
 
Verraderlijk naderstrompelen,
 
De aloude vloek op de Schepping
 
Moorddadig haar overrompelen.
 
Zij wenste zich vromer, stiller...
 
Doch immer die vogeltriller
 
Die driest op haar moeders graf zong.
 
Verknocht aan haar vroegre jeugdglans,
 
Vol smaad om elke andre vreugdkans,
 
Vol zucht zich in rouw te dompelen,
 
Moest ras haar ziel mee verschrompelen.
 
Thans plengt ze, als woordloze hoon,
 
Vergifte walm voor Gods troon.
 
Doodstrijd harer zelfbewondering
 
Stuipt bloedig in diepste afzondering.
 
Doem overschemerde al jong haar zoon
 
Wijl in die weeldrige donkre woon
 
Zijn zwoelst bedwelmen ten onder ging:
 
Wellust om eigen pril kinder-schoon.
[p. 28]
 
Uw liefde, uw hartstochtsverlangen
 
Moest gij aan een droom verspillen.
 
De droom verflauwt en verfletst,
 
En gij, gekweld en gekwetst,
 
Gij doolt, in een macht gevangen
 
Die wil wat gij nooit zult willen.
 
‘Eindlijk, na missen en gissen,
 
Schep ik mijn Werk, boven veler
 
Afgunst - vermeteler, kloeker!’
 
‘Zwijg, want wie dit zal beslissen
 
Is de onverwachte bezoeker,
 
De onzichtbare tegenspeler.’
 
Eer hij als rookwolk vervloog
 
Stonden wij droef oog-in-oog.
 
Hij wrikte aan mijn instrument.
 
‘Zo God u verlossen moog -
 
Dit blijft gelijk ík 't verboog.
 
Wat hier ook uit klinkt, ik ben 't.’
 
Gevangene, zing verwoed
 
Bij één snaar, nog niet gesprongen,
 
Dat lied, aan de diepte ontwrongen:
 
In puinval verstikte gloed.
 
Ontnuchtring, na dwaas gedweep.
 
Nog sidderen mee, bedwongen
 
Door meer dan uw meestergreep,
 
De snaren van 't krank gemoed.
[p. 29]
 
Wulps kind, voor geen streling koel,
 
Blind gitarist, koen torero,
 
Des bergstrooms driest nedersleuren,
 
De spookwals, 't orkestgejoel
 
Bij vuurglans in zeven kleuren
 
Voor 't nachtfeest van prins Prospero;
 
Gebons tegen dichte deuren;
 
Fel dwaallicht op troeble poel,
 
Benauwing, onduldbaar zwoel,
 
Genotsdrang, drift zonder doel;
 
Roes van wreedschoon droomgebeuren.
 
Gitaarzang: lied van verwachting,
 
Van worstling, van overwinning,
 
Van bespotting, van verachting,
 
Van bezieling, van bezinning.
 
Echoos en schaduwen vormen
 
Uit vormloos niets felle dromen.
 
Hóór 't onheilzwanger, volkomen
 
Zwijgen, bij naadrende stormen!
 
Ook schoonste liedren, met schromen
 
Aan peilloze Stilte ontnomen,
 
Zijn hartstocht: zijn stormfantomen.
 
Kortstondig - als door de donder
 
Getroffen, ploffende boomstam -
 
Blaakt hoog de ziel in haar droomvlam:
 
Genotsgeluk, gloedrood wonder.
[p. 30]
 
Door wolken zijn toveroorden
 
Rotsburchten en diergedrochten
 
Op drift met rustloze tochten:
 
Wondren die rukwinden wrochten
 
Wijl ze andre wondren verstoorden.
 
Voltonig, uit rijke accoorden,
 
Of uit sluimring's diepste krochten,
 
Verrijzen in reidans woorden
 
Waar dichters vergeefs naar zochten.
 
Gestalten, duistre vertrouwden,
 
Van innig, van hemels wezen,
 
Door 't wakend oog nooit aanschouwden,
 
Toesluipend bij 't avondgouden
 
Uit avondnevels, gerezen
 
Om bergen, steppen en wouden!
 
Paleizen, den mens verboden,
 
Bewoont ge, als de op-niets-gebouwden
 
Waar gouden wolkreuzen roden.
 
Die droomwereld in te dringen!
 
Aan zuivre bron zich te lessen!
 
Alleeën langs, waar cypressen
 
Ten heiligen tempel noden!
 
Onhoorbare vogelzwingen,
 
Geheimvol de ruigte ontvloden;
 
En berken, in toverkringen,
 
Zo stil, of deze aardse dingen
 
Mee 't zielsbezit zijn van doden.
[p. 31]
 
Na 't schrikbewind van de beulen -
 
Wat zang die nog lust verlene
 
Wie hulploos 't ondraagbre zeulen?
 
Terwijl steeds de puinen smeulen,
 
En schoon zelfs de Zin-der-Dingen
 
Bij gruwlen die ons omringen
 
Aan 't menselijk brein Waanzin schene
 
- Gorgon, wier aanblik verstene -
 
Zoek weerklank tot waardig zingen!
 
Stem 't lied af op 't Eeuwig-Ene!
 
De stroom stuw door nauwer geulen,
 
De hoop kwijne in stervelingen -
 
Tot jubel noch lof te dwingen
 
Dwaal 't lied in bekrompen kringen -
 
't Blijv' rein van 't nuchter-gemene
 
Waarmee geen dichter kan heulen.
 
't Werd meer dan 't lot wou beloven:
 
Dit mild geluk, laat-verkregen,
 
De vree van getwee-doch-één-zijn;
 
Veel waan, veel bedrog te boven,
 
Schoon door 't lied van dank en zegen
 
Menige wanklank nog heenschrijn.
 
't Verleden zal nimmer sterven,
 
Zijn weergalm nimmermeer zwijgen,
 
Doch nieuw, na genot van zwerven
 
En leed van dorsten en derven,
 
Na 's werelds woeden en dreigen
 
Door brandgloed en puin en scherven,
 
Is deze vreugde: 't verwerven
 
Dier schatten die niets kan roven,
 
Dier glans die geen tijd zal doven,
 
Voor beide even innig eigen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken