Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve eener geschiedenis der Nederduitsche dichtkunde (1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proeve eener geschiedenis der Nederduitsche dichtkunde
Afbeelding van Proeve eener geschiedenis der Nederduitsche dichtkundeToon afbeelding van titelpagina van Proeve eener geschiedenis der Nederduitsche dichtkunde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.32 MB)

Scans (68.72 MB)

XML (1.12 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve eener geschiedenis der Nederduitsche dichtkunde

(1810)–Jeronimo de Vries–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

Derde afdeeling.
Vijftiende eeuw.

Over het geheel heeft ook dit tijdperk omtrent deGa naar margenoot+ Dichtkunde weinig meerdere vordering te weeg gebragt. De gehechtheid van Willem den VI aan der Franschen belangen, wier taal onder hem en het huis van Bourgondiën naderhand de onze verbasterde, de gedurige oneenigheden, waar aan de leeftijd van zijne dochter Jacoba gekend wordt, het herleven der Hoeksche en Kabeljaauwsche tweedragt, eenige jaren onder de assche gesmoord, de woede van het Kaas- en Broodsvolk, en andere burgertwisten waren daarvan onder andere de oorzaken. Sommige Graven echter, bijzonder Ga naar voetnoot(1)Karel de Stoute en Philips de Schoone, hebben het hunne toegebragt tot opbouw der Dichtkunde; zij begunstigden zeer de Nederduitsche Dichtgezelschappen, die, omtrent dezen tijd, iets tot aankweeking der Poëzij begonnen uit te werken. Deze gezelschappen zijn vermaard onder den naam van Kamers der Rederijkers, welke in de vorige Eeuw, en ook in deze, somwijlen nog Ga naar voetnoot(2)Sprekers genoemd werden. De uit-

[pagina 20]
[p. 20]

gewerkte Verhandeling van den Heer Kops zal hen, die omtrent de Rederijkers eenig verslag begeeren, omstandig met dezelve bekend kunnen maken. Ga naar voetnoot(1)Philips de Schoone zelf was Lid van de Brusselsche Kamer het Boeck, en gaf, omtrent het laatst dezer Eeuw, aan deze, toen veel-vermogende Kunstgezelschappen, de sprekendste bewijzen zijner gunste.

Het is te verwonderen, dat, ondanks deze gunstbewijzen aan de Rederijkers, de Dichtkunst geene meerdere vorderingen gemaakt heeft; dan wij zullen hierna gelegenheid hebben te zien, dat niet altijd de bloei der Dichtkunst aan die der Dichterlijke Gezelschappen verbonden is geweest. Een beter grondslag tot vordering voor de volgende Eeuwen werd in deze gelegd door dien nooit volprezen Landgenoot, wiens nagedachtenis aan alle minnaars en beoefenaars der wetenschappen heiliger is, dan die van Hooft, Vondel en andere onsterfelijke Dichters; door dien gelukkigen inwoner van Haarlem, die misschien alleen meer heil en verlichting aan het menschdom heeft toegebragt, dan alle Dichters van alle Eeuwen te zamen: Laurens Jansz. Koster, in deze Eeuw geboren, heeft, door de uitvinding der Drukkunst, alle schoone kunsten en wetenschappen, en dus ook de Dichtkunst, in het licht gesteld. Deze uitvinding gaf leven, toen alles doodsch en stil was; haar hebben wij het voornamelijk te danken, dat op deze duistere Eeuwen de heerlijkste tijden allengs gevolgd zijn.

[pagina 21]
[p. 21]

Wij zullen, voor wij tot de Dichters zelve overgaan, in geen nader onderzoek dezer Eeuw treden; maar liever het kort en juist oordeel van den kundigen Van Wijn hier overnemen. Ga naar voetnoot(1)‘Wat de Vijftiende Eeuwe betreffe, zij gaf mij, over het algemeen, weinig stoffe tot roem. In eenen tijd, dat de meeste konsten in Europa herleefden, en zelfs nieuwe gebooren wierden, was onze Zangberg schaarsch bezocht door Lieden van smaak. Versch gesmeede en wonderlijk gewronge spreekwijzen maakten de, op zich zelve weinig beduidende Berijmingen dikwijls onverstaanbaar, te meêr, daar zij overladen wierden met bastaardwoorden: welk laatste echter bijzonderlijk bij hen plaats had, die den Franschen dichttrant wilden volgen, of naast aan de Fransche Grenzen woonden.’

De eerste, wiens werk wij hier vermelden, is Ga naar voetnoot(2)Ga naar margenoot+JAN, of, gelijk hij zich mede schijnt genoemd te hebben, WILLEM de WEERT van IJPREN. Zijn werk, naar het Latijn gevolgd, is genaamd: Die nieuwe Doctrinael of Spijeghel van Sonden. Hij schijnt vrij zuiver in zijne denkbeelden; de dichtrant is die van zijne tijdgenooten, zonder verheffing of keur van uitdrukking:

[pagina 22]
[p. 22]
 
Ga naar voetnoot(1)Maer ic begripe die sotte riesen /
 
Die een stom beelde also verkiesen /
 
En̄ al haer ghelove an haer setten /
 
En̄ maken van den beelden Mametten /
 
En̄ anbedense boven onzen Here God:
 
Hier in breken sy dat eerste ghebod.

Ga naar margenoot+Een ander Dichter dezer Eeuw is Ga naar voetnoot(2)JACOP VILT, Goudsmit te Brugge in Vlaanderen. Van hem hebben wij eene vertaling van Boëtius, begonnen in 1462 en volbragt in 1466, deels uit het oorspronkelijke Latijn, deels uit het Walsch van Mr. Jan van Meurs; deze is voor een gedeelte in rijm, voor een gedeelte in ongebonden stijl. Zie deze regels ten voorbeelde van zijnen dichttrant:

 
Ga naar voetnoot(3)Maer gheen (dier) enesser/ dat rechtes gaende/
 
Dan de mensche / die upwaert heeft slaende
 
Den lechaem recht ten hemelwaert staende /
 
Dus waert wel recht dat in hem baende
 
Ghepeins / dat hem altoos vermaende
 
Syn ghebrec: so dat hy dat spaende.

Ga naar margenoot+Eene andere Dichterlijke vertaling van Boëtius van deze Eeuw is mede nog voorhanden. Huijdecoper noemt ze, ter onderscheiding van die van Vilt, de Oude Vlaemsche van 1485; wij willen

[pagina 23]
[p. 23]

ons tusschen deze en die van Vilt geen partij stellen, en opdat men des te beter onze onpartijdigheid zien en zelf zoude kunnen oordeelen, de overbrenging van dezelfde plaats hier bijbrengen.

 
Ga naar voetnoot(1)Al hebben al dese (dieren) diverschen aerd
 
Sy sien nochtan al nederwaert
 
De meinsche alleen heift thooft gheresen
 
Onweirt sal hem de aerde wesen.

Ga naar margenoot+Behalve den Dichter Ga naar voetnoot(2)JAN van den DALE, die, bij de Brusselsche Rhetorijkkamer Het Boeck, voor zijn werk den kostbaren prijs van eenen schoonen gouden ring met eenen rijken diamant wegdroeg, en wiens schriften nog in het midden der Zestiende Eeuw in groote achting waren, leefde in deze Eeuw, volgens Kops, in zijne Ga naar margenoot+Schets der Rederijkers, Ga naar voetnoot(3)ANTHONIS de ROUERE van Brugge. Welke zijn dichttrant geweest is, en waar hij behagen in vond, kan ons blijken, uit een stukje op den dood van Hertog Philippus van Bourgondiën. De Hoofdletters drukken den naam, titel, benevens het jaar

[pagina 24]
[p. 24]

en de plaats van 's Hertogs overlijden uit. Zie hier het begin:

 
Periculuese          Moort onghenadigh /
 
Hongherighe          Couleuveryneghe beeste /
 
Enuydieuse          Corozyfverradich /
 
Latende ons          Clachtich ende beschadich /
 
Joyeusheit          Cranckende troost ende feeste;
 
Persequerende          Laren die aldermeeste
 
Prinche ende          Xhristus vrienden beseuen.
 
Vervreimdende          Van sinen leuenden gheeste
 
Smaendaechs          Juny vichtiene ghescreuen /
 
Die deuotelick          Jonstelick was in 't leuen. enz.

Welk eene taal! Men vergelijke dit met Maerlant's rijmen, en men zal sterke verachtering in plaats van de verwachte vordering vinden.

Zonder te willen beslissen, of zij bepaaldelijk tot dit tijdperk moeten gebragt worden, willen wij nog van eenige weinige Dichtwerken, zeker omtrent dezen tijd vervaardigd, spreken.

Ga naar margenoot+Het eerste is: Ga naar voetnoot(1)Die Excellente Chronike van Vlaenderen, welke wij hier slechts noemen, omdat ANDRIES de SMIT of SMET, die dezelve zamengesteld heeft, dezelve doorvlocht met Dichtregels van zijn eigen maaksel.

Ga naar margenoot+Een ander is de Dichter van Ga naar voetnoot(2)De Distructie van de Stadt van Troije, te Antwerpen in den jare 1541 gedrukt, waar het verhaal in onrijm dik-

[pagina 25]
[p. 25]

werf wordt afgebroken door een berijmde tweespraak: wat dunkt u van deze regels?

 
ô Cupido! God! deze allegatien van contemplatien /
 
Die mi minlic begheeren aenbrinckt /
 
Ontfuncken myn sinnen met delectatien / vol decoratien /
 
Met vierigen appetite omringt.

Deze Dichter zal voorzeker wel aan de Fransche Grenzen gewoond hebben; wien walgt niet zulk eene barbaarsche taal?

Veel zuiverder is, volgens deskundigen, de Ga naar voetnoot(1)Kersten Spijeghel van DIRK van MUNSTER.Ga naar margenoot+ Ook verdient de Ga naar voetnoot(2)Spijeghel der Jongens, door LAMBERTUS GOETMAN, deswegens ee-Ga naar margenoot+nigen meerderen lof. Ziet hier eene proeve uit den laatsten.

 
ô! Hemelsche Coninc / God Almachtich!
 
Vader / Sone / ende Heilige Geest!
 
Drie personen een God waerachtig /
 
Derleen ons gratie en wysheit meest /
 
Hier so te leeuen / onbevreest /
 
Dat wi / na ons sneuen /
 
Metter Enghelen houden feest /
 
Hier bouen / int eeuwich leuen.

Breedvoeriger willen wij van deze Eeuw geene melding maken, maar verwijzen den onderzoeklievenden, naar onzen voornaamsten wegwijzer tot dusverre, den Oudheidkundigen Van Wijn.

margenoot+
Vijftiende Eeuw.
voetnoot(1)
Van Wijn, bl. 351 en 364.
voetnoot(2)
Ziet over de Sprekers en Rederijkers onder andere Van Wijn, bl. 335-354. De Verhandeling van Kops is te vinden in de Werken van de Maatschappij der Nederd. Letterk. te Leijden, 2de Deel.
voetnoot(1)
Van Wijn, bl. 363 en 364.
voetnoot(1)
Als voren, bl. 360.
voetnoot(2)
Zie over hem Van Wijn, bl. 330. en Huijdec. Proeve door van Lelijveld, II. D. bl. 45. aant. (b).
margenoot+
Jan of Willem de Weert van IJpren.
voetnoot(1)
Ziet dit voorbeeld in de aanteek. van Huijdecoper op Melis Stoke, I. D. bl. 164.
margenoot+
Jacop Vilt.
voetnoot(2)
Zle over hem Van Wijn, bl. 362. en vooral de aant. (f) op Huijdec. Proeve door v. Lelijveld. I. D. bl. 23.
voetnoot(3)
Zie bij Huijdec. Proeve, I. D. bl. 32.
margenoot+
De Dichter van de Oude Vlaemsche vertaling van Boëtius.
voetnoot(1)
Zie als voren, bl. 31. Zeer dikwijls haalt Huijdecoper deze vertaling aan. Zie slechts het Register of 4de Deel, bl. 245 en 246. Zie ook over deze vertaling Van Wijn, bl. 362.
margenoot+
Jan van den Dale.
voetnoot(2)
Zie over dezen Van Wijn, bl. 364. Zeer aanmerkenswaardig over dezen Dichter, en de gunst der Graven aan de Rederijkers, is het laatste gedeelte van de Voorrede der Spelen van Sinne, te Antw. 1562 in 4to gedrukt.
margenoot+
Anthonis de Rouere.
voetnoot(3)
Zie de Schets der Reder. door Kops, in het 2de Deel van de Maatschappij der Letterk., bl. 230-232.
margenoot+
Andries de Smit of Smet.
voetnoot(1)
Zie over dezelve Van Wijn, bl. 360 en 361. Paquot, Tom. IX. pag. 186-189.
margenoot+
De Dichter van de Distructie van de Stadt van Troije.
voetnoot(2)
Van Wijn, bl. 361.
voetnoot(1)
Als voren, bl. 362.
margenoot+
Dirk van Munster.
voetnoot(2)
Zie als voren.
margenoot+
Lambertus Goetman.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Jacob Vilt

  • over Jan van den Dale

  • over Anthonis de Roovere

  • over Dirk van Munster

  • over Lambertus Goetman

  • over Laurens Janszoon Coster

  • over Jan de Weert

  • over Andries de Smet