Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
130 jaar woordenboek der Nederlandsche taal 1851-1981. De briefwisseling tussen Matthias de Vries en Jacob Grimm 1852-1863 (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van 130 jaar woordenboek der Nederlandsche taal 1851-1981. De briefwisseling tussen Matthias de Vries en Jacob Grimm 1852-1863
Afbeelding van 130 jaar woordenboek der Nederlandsche taal 1851-1981. De briefwisseling tussen Matthias de Vries en Jacob Grimm 1852-1863Toon afbeelding van titelpagina van 130 jaar woordenboek der Nederlandsche taal 1851-1981. De briefwisseling tussen Matthias de Vries en Jacob Grimm 1852-1863

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.12 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Editeur

C. Soeteman



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

130 jaar woordenboek der Nederlandsche taal 1851-1981. De briefwisseling tussen Matthias de Vries en Jacob Grimm 1852-1863

(1952)–Jacob Grimm, Matthias de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

Toespraak van lic. W. de Clerck

hoofdredacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT).

Opzet en (wetenschappelijke) waarde van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)

Excellentie, mevrouw de vertegenwoordigster van de minister, dames en heren,

 

Als we het Ontwerp van een Nederlandsch Woordenboek, dat 130 jaar geleden door Matthias de Vries werd geschreven, alsook zijn Inleiding op het Woordenboek der Nederlandsche Taal van 1882, thans opnieuw doorlezen, dan krijgen we een duidelijk inzicht in de oorspronkelijke opzet, of in het ‘doel’ en de ‘bestemming’ van het WNT, om de woorden van De Vries zelf te gebruiken.

Samengevat komt het er op neer, dat Matthias de Vries een ‘Nederlands Taal- museum’ beoogde. ‘eene schatkamer van al de rijkdommen onzer moedersprake’, waarover men naar eigen goedvinden en vrije keuze kan beschikken. Het WNT had een wetenschappelijk-historische, maar ook een artistiek-praktische opzet, zoals oud-redacteur Muller al eind vorige eeuw beklemtoonde.

Matthias de Vries wilde enerzijds de taal op wetenschappelijke wijze beschrijven, waarbij het Woordenboek zich diende te ‘bepalen tot de nederlandsche taal in haren tegenwoordigen (dus toendertijd 19de eeuwse), door het algemeene en beschaafde gebruik gevestigden toestand’, terwijl ‘uit de werken van schrijvers der 17de en 18de eeuw (...) slechts datgene (zal) worden opgenomen wat nog heden in eenig opzigt voor de taal belangrijk mag heeten’, en wat dus het eigentijdse nader zou kunnen verklaren. Het jaar 1637, het jaar waarin de bijbelvertaling was verschenen, was aanvankelijk de terminus ante quem non. Verder zouden er bijv. geen verouderde woorden of betekenissen worden opgenomen. Maar daarnaast wilde Matthias de Vries de taal ook ‘uit het oogpunt der kunst’ beschrijven, d.w.z. het Woordenboek diende een functie te hebben in de eigentijdse taalcultuur, het Woordenboek diende het mooiste uit te stallen, het lage te weren, en ook het vreemde, althans voor zover het met het zuivere taaleigen in strijd was!

En omdat wij vandaag in Brussel zijn, wil ik ook het standpunt van De Vries t.a.v. het opnemen van het Zuidnederlands citeren.

Artikel 8 van het Ontwerp luidt als volgt: ‘Het Zuid-Nederlandsche taaleigen zal met zorg geraadpleegd worden. Daarbij zal men zich echter wachten voor het opnemen van zoodanige uitdrukkingen, die, uit Franschen invloed ontsproten, met de nederlandsche taalwetten in strijd zijn’.

Deze artistiek-praktische opzet van Matthias de Vries was het standpunt van een ‘taalman’ - om met Heeroma te spreken -, een taalman die meer was en wilde zijn dan een wetenschappelijk vakman.

Het zal echter niemand verwonderen, dat de leerlingen van De Vries en de volgende generaties van redacteuren in de oorspronkelijke opzet een aantal onontkoombare wijzigingen hebben aangebracht. Ik noem er slechts enkele: de

[pagina 18]
[p. 18]

terminus ante quem non is naar 1500 verplaatst; het standpunt t.a.v. het opnemen van vreemde woorden en bastaardwoorden is verruimd: de behandeling van synoniemen op het einde van het artikel is achterwege gelaten. Het WNT heeft dus een evolutie meegemaakt, waardoor het een zuiver ‘historisch-inventariserend’, wetenschappelijk woordenboek voor gespecialiseerde gebruikers is geworden. In ieder geval is het niet meer zo, dat schrijvers of litteratoren het WNT als een soort ‘leesboek’ binnen handbereik hebben om to zien wat en hoe zij zullen schrijven, zoals M. de Vries het zich had voorgesteld.

Wat is nu de wetenschappelijke waarde en het belang van het WNT als we die toetsen aan de belangrijkste eisen van de wetenschappelijke, historische lexicografie?

Het is zonder meer duidelijk, dat het WNT een wetenschappelijk verantwoorde, diachrone beschrijving geeft van de in het Nederlands vanaf 1500 tot (nu) 1921 aangetroffen woorden en woordbetekenissen, met vermelding van de chronologie (dus de oudste en eventueel ook de jongste vindplaats) en van de geografische spreiding, terwijl ook de frequentie in het artikel zichtbaar wordt gemaakt. Eigenlijk is het WNT een verzameling van woordstudies, waarbij - door het opnemen van de bewijsplaatsen - de controleerbaarheid, de falsifieerbaarheid van de gegeven informatie voorop staat.

Als zodanig is het WNT dan ook een ‘schatkamer’ voor filologen, en voor alle mogelijke specialisten in bepaalde vakgebieden, bijv. voor historici, archivarissen en deskundigen op het gebied van de rechtstaal.

Verder wil ik nog enkele disciplines in de moderne taalkunde de revue laten passeren: semantici vinden in het WNT een ongekend aantal semantische verschijnselen geëtaleerd; inzicht in de verschillende aspecten van betekenisverschuivingen, wijzigingen in de gevoelswaarde van woorden, beïnvloeding van woorden onderling enz., kortom, een gedegen inzicht in de semantische processen in het Nederlands krijgt men pas na exploratie van de WNT-gegevens. Door de wijze waarop min of meer vaste verbindingen worden beschreven, door de wijze waarop syntactische informatie in het algemeen wordt gegeven, is het WNT ook een rijk exploratiegebied voor onze syntactici.

En laat ik dan zeker de - binnen ons Instituut zó geliefde - morfologie niet vergeten: door de grondige behandeling van de afleidingen en samenstellingen bevat het Woordenboek een ongekende hoeveelheid informatie voor morfologen: en ik ben ervan overtuigd, dat heel wat nieuwe morfologische aspecten aan het licht zouden komen, als zij zouden beschikken over een retrograde lijst van alle in het WNT opgenomen woordvormen.

Het is U verder voldoende bekend dat de etymologische woordenboeken bijna uitsluitend nog gebruikelijke woorden behandelen; voor de etymologie van verouderde woorden kan men vaak alleen bij het WNT terecht. Talloos zijn trouwens de gevallen waarbij pas na de redactionele bewerking in het WNT de correcte etymologische verklaring tot stand is gekomen.

En tenslotte wil ik nog wijzen op de maatschappelijke relevantie van het Woordenboek der Nederlandsche Taal: iedere taalgebruiker wordt indirect met

[pagina 19]
[p. 19]

het WNT geconfronteerd, omdat het de basis is van alle handwoordenboeken in ons taalgebied. Na het gereedkomen van het traject van trekken tot en met tuin verhoogde bijv. de omvang van het corresponderend gedeelte in Van Dale met ongeveer 50%.

Dames en heren, met wat ik hier vandaag verteld heb, doe ik het WNT eigenlijk onrecht, want in de mij toegemeten tijd is het onmogelijk om een verantwoord beeld te geven van de opzet en de wettenschappelijke waarde van het WNT.

Ik troost me echter met de gedachte, dat het Instituut en met name het redactieteam volgend jaar tijdens het Colloquium in de gelegenheid zal zijn om deze aspecten uitvoerig te belichten.

Wat men ook in het verleden over het WNT heeft gezegd of geschreven, het Woordenboek is en zal steeds blijven de belangrijkste informatiebron, de basis van onze toekomstige lexicografie. En, als over 15 jaar het WNT voltooid zal zijn, dan beschikt ons taalgebied over een ‘lexicografisch cultuurmonument’, dat als zodanig in ieder geval beantwoordt aan het streven van zijn grondlegger, Matthias de Vries.

Bibliografie

Van Dale. Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal. Door dr. C. Kruyskamp. Inleiding, p. XI-XVIII. 's-Gravenhage, 1976.
K. Heeroma. Matthias de Vries en zijn woordenboek. In: Sprekend als Nederlandist, p. 101-109. Den Haag, 1968.
G. Karsten. 100 jaar Nederlandse Philologie. M. de Vries en zijn school. Leiden, 1949.
J.W. Muller, Eischen en bezwaren der wetenschappelijke lexicographie. In: Verspreide Opstellen, p. 55-95. Haarlem, 1938.
J.W. Muller. Matthias de Vries 1820-1892. In: Verspreide Opstellen, p. 107-129. Haarlem, 1938.
M. de Vries. Ontwerp van een Nederlandsch Woordenboek. Groningen, 1852
M. de Vries. Woordenboek der Nederlandsche Taal, Inleiding. 's-Gravehage enz., 1882.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken