Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
130 jaar woordenboek der Nederlandsche taal 1851-1981. De briefwisseling tussen Matthias de Vries en Jacob Grimm 1852-1863 (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van 130 jaar woordenboek der Nederlandsche taal 1851-1981. De briefwisseling tussen Matthias de Vries en Jacob Grimm 1852-1863
Afbeelding van 130 jaar woordenboek der Nederlandsche taal 1851-1981. De briefwisseling tussen Matthias de Vries en Jacob Grimm 1852-1863Toon afbeelding van titelpagina van 130 jaar woordenboek der Nederlandsche taal 1851-1981. De briefwisseling tussen Matthias de Vries en Jacob Grimm 1852-1863

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.12 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Editeur

C. Soeteman



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

130 jaar woordenboek der Nederlandsche taal 1851-1981. De briefwisseling tussen Matthias de Vries en Jacob Grimm 1852-1863

(1952)–Jacob Grimm, Matthias de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 21]
[p. 21]

Toespraak van de minister van onderwijs en wetenschappen, dr. J.A. van Kemenade

uitgesproken door mevrouw ir. B. ten Zeldam-Hartelust, plaatsvervangend secetaris-generaal van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen te 's-Gravenhage.

Dames en heren aanwezigen,

 

Ik wil beginnen met de verzekering van de minister van Onderwijs en Wetenschappen, dat het hem spijt vandaag niet persoonlijk van zijn belangstelling blijk te kunnen geven. U weet hoe het gaat met ons kabinet, De regeringsverklaring is met moeite tot stand gekomen. Vandaag wordt ze in de Nederlandse Tweede Kamer uitgebracht.

Ik spreek hierna de woorden van de minister uit.

 

Allereerst mijn dank tegenover allen die gewerkt hebben aan de organisatie van deze dag. Mijn dank voor de hartelijke ontvangst die ons te beurt is gevallen!

 

Dames en heren,

Van de Amerikaanse staatsman Abraham Lincoln is de volgende uitspraak bewaad gebleven:

‘Wanneer je een olifant bij zijn achterpoot beet hebt, en hij probeert weg te lopen, - dan kun je hem het beste zijn gang maar laten gaan’.

De ‘merkwaardigheid’ van zo'n uitspraak is tenminste tweeërlei.

In de eerste plaats is het vreemd dn uitgerekend Lincoln dit gezegd zou hebben. Als je ziet wat hij als staatsman tot stand gebracht heeft, zou toch ook kunnen worden beweerd, dat hij in overdrachtelijke zin een uitstekend olifantenjager is geweest.

In de tweede plaats is het natuurlijk merkwaardig, dat ik deze uitspraak zou willen gebruiken bij de viering van het honderddertig-jarig bestaan van het Woordenboek der Nederlandsche Taal.

Laat ik daarom maar beginnen met de beeldspraak wat uit te werken en toe telichten.

De olifant is ongetwijfeld het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Het dier is oud geworden.

Het is intussen een reusachtig beest geworden, dat de last der jaren mee torst, maar dat nog steeds allerlei onvermoede krachten in zich heeft.

Nu ongeveer tien jaar geleden is er iemand gekomen die het beest bij zijn achterpoot heeft gepakt.

Die ‘iemandé is het bestuur van de Stichting Instituut voor Nederlandse Lexicologie.

Het kostte moeite het beest in het gareel te krijgen.

Niettemin blijkt het binnen het nieuwe bestel uitstekend te doen.

Er is een lang en hard gevecht gevoerd over de cesuur van het woordenboek:

[pagina 22]
[p. 22]

het dier weigerde toe te geven, dat het écht oud begon te worden.

De cesuur was het eerste teken van berusting.

Maar tevens was het het eerste teken van wijze zelfkennis.

Vervolgens had het beest nog last van een klein, jong olifantje. THESAURUS geheten. Een eigenwijs jong mormel, waar het oude dier heel wat mee te stellen bleek te hebben.

Er was een grote hoeveelheid geformaliseerd Belgisch-Nederlands overleg nodig, om ondubbelzinnig vast te stellen dat het oudste beest voorlopig de sterkste rechten had: het WNT kreeg prioriteit, zoals dat heet, en zou nog twintig jaar in de overkapping kunnen huizen.

Niet werd uitgesproken - hoewel de intenties aanwezig waren - dat het jonge dier nadien ruimschoots kans op ontplooiing zou moeten krijgen.

Intussen werd bezien hoe het oude dier het maakte.

En hier nu komt de ware aard van de olifant naar boven.

In plaats van een sikkeneurig gemor en gebonk te vertonen, beleeft het dier in felle gloed zijn laatste jeugd.

Niet twee of vier afleveringen komen er nu ieder jaar los, maar op het ogenblik zelfs acht tot tien.

Het oude dier zal spoedig geheel zijn opgebrand en zijn reserves hebben opgeteerd.

Het jonge dier, dat nog steeds in de hoek zit om - naar het schijnt - zijn kans af te wachten, kan niet ontkennen, dat het oude dier een prestatie levert waar hij nog niet aan toe is.

U ziet dat het beeld uit de hand is gelopen.

Die achterpoot ben ik al héél gauw kwijtgeraakt.

En in plaats van één olifant, zit ik er nu met twee.

Maar misschien mag na deze Homerische vergelijking niet alleen een wellicht Homerisch gelach blijven hangen.

Misschien blijft bij u de gedachte hangen, dat binnen de samenwerking een OUD WOORDENBOEK op goede wijze moet worden voltooid, terwijl tegelijkertijd gewerkt moet worden aan al die zinvolle taken die al zo vaak in uw midden en daarbuiten naar voren zijn gebracht.

Nu de voltooiing van het WNT in zicht komt, moeten we ons bezinnen op de vraag hoe we aan het Instituut voor Nederlandse Lexicologie in de toekomst vorm en inhoud kunnen geven.

In de laatste jaren is het werk aan het woordenboek goed op de rails gezet. Eindelijk is er tempo, maar tegelijkertijd betekent dit, dat het WNT binnen afzienbare tijd redacteuren beschikbaar zal kunnen hebben voor de zo gewenste andere woordenboekprojecten.

Er is behoefte aan andere, moderner opgezette woordenboeken die meer beantwoorden aan hedendaagse wetenschappelijke eisen.

De Taalunie zal zeker het kader vormen waarbinnen deze nieuwe plannen zullen worden besproken.

Daarbij staat vast, dat niet kan worden uitgegaan van een produktieperiode van

[pagina 23]
[p. 23]

pak weg 150 jaar.

Om deze wensen uit te voeren zullen we duidelijk gebruik moeten maken van eigentijdse technieken en methoden.

Hoewel het schrijven van woordenboekartikelen uiteindelijk altijd het werk van redacteuren zal blijven, zal vooral de afdeling Thesaurus een belangrijke ontwikkeling moeten doormaken.

De materiaalverzameling voor elk ‘nieuw’ woordenboek zal moeten worden geput uit een materiaalverzameling die vele malen groter is, en die bestaat uit deelcollecties voor allerlei andere ondernemingen.

Die grote materiaalverzameling zal in ieder val in de computer zijn opgeslagen.

Deze taalbank, die nodig is voor de eigen woordenboekprojecten, zal eveneens kunnen worden gebruikt voor allerlei andere computerlinguïstiek, bijvoorbeeld aan de universiteiten of in het bedrijfsleven. Dit is mogelijk doordat de opgeslagen woorden in hun context zijn opgenomen, dat wil zeggen met complete zinnen.

Dit betekent voor de materiaalverzameling, dat zij zich zal ontwikkelen tot een soort taalbankvoorziening die intern ten dienste zal staan van de ‘andere woordenboekprojecten’ en die extern ten dienste zal staan van wetenschappelijk taalkundig onderzoek in brede zin.

 

Dames en heren.

Twee belangrijke aspecten van het instituut in de toekomst heb ik genoemd.

Allereerst is er de deskundigheid die nodig zal blijken voor de opbouw en instandhouding van een soort taalbank die aan hoge eisen van wetenschappelijkheid zal moeten voldoen.

Daarnaast is er de bestaande redactionele deskundigheid voor de ‘andere woordenboekprojecten’ die zullen leiden tot een wetenschappelijke output in de bekende vorm. Dit betekent dat deze deskundigheid anders zal moeten worden gericht.

Bij het in beschouwing nemen van de ontwikkelingen van het instituut, mogen we een aantal aspecten niet uit het oog verliezen.

lk geef ze kort aan.

-De financiële middelen worden krapper; daarom zal de verwachte output vooraf strenger worden beoordeeld.
-Bij de subsidiegevers groeit de behoefte om het ‘maatschappelijk draagvlak’ van de onderneming te kunnen peilen.
-De noodzaak van intern verhoogde of in ieder geval zo hoog mogelijke doelmatigheid dringt zich op.
-De geschetste veranderingen zullen zich voordoen binnen een vrij kort tijdsbestek, binnen twintig jaar.
-Het is waarschijnlijk dat zich verschuivingen zullen voordoen in het takenpakket van redacteuren en overige medewerkers.
[pagina 24]
[p. 24]

Dames en heren aanwezigen.

U begrijpt natuurlijk wel, dat ik het beeld van die olifant, die er later twee bleken te zijn, niet uitsluitend ‘ad captandum’ heb gebezigd.

Er zit ook een zekere grimmigheid in het beest, dat langzaam maar zeker zijn plaats zal moeten afstaan aan het jonge ding.

Natuurlijk is honderd-en-dertig jaar een eerbiedwaardige leeftijd.

Natuurlijk moet het Groot Woordenboek tot een goed einde worden gebracht.

Maar even natuurlijk is het noodzakelijk, dat wordt nagedacht over de naaste toekomst.

Nu de stichting nagenoeg volledig bezet is, heeft dat personeel de taak ende plicht op geïntegreerde wijze over de toekomst van de stichting na te denken.

In die toekomst zal er geen afdeling ‘WNT’ meer bestaan. Er zal in diezelfde toekomst niet meer een afdeling ‘Thesaurus’ bestaan die geautomatiseerde bestanden bewerkt en toch ook een beetje woordenboeken wil maken.

Niettenmin zal de toekomst grotedeels zign als het verleden.

Wel zullen de accente anders komen te liggen. Het redactionele werk zal, net als nu, een specialisme zijn. Daarnaast zal de bestandsopbouw een specialisme zijn geworden, met als uitgangspunten tekstverwerking en computerlinguïstiek.

Het bestuur van de stiching zal in de komende tien, vijftien jaar zodanig vorm moeten geven aan zijn beleid, dat het con amore door de Taalunie zal kunnen worden behartigd en dat het con amore door de beide regeringen kan worden gesteund.

Ik nodig het bestuur uit, een dergelijk beleid te ontwikkelen, zodat de toekomst kan worden binnengehaald.

Niettegenstaande de benarde financiële omstandigheden, in onze beide landen, zijn onze beide regeringen ten volle bereid U bij de uitwerking van dat beleid waar mogelijk tegemoet te komen.

Ik dank U voor Uw aandacht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken