Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
60. Keuromnibus (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van 60. Keuromnibus
Afbeelding van 60. KeuromnibusToon afbeelding van titelpagina van 60. Keuromnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.77 MB)

Scans (25.89 MB)

ebook (3.28 MB)

XML (1.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

60. Keuromnibus

(1967)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XIII

Heel de dag verkeerde Kankrin in tweestrijd. Hij wilde zien wat er in die verlaten vlasschuur te zien was en hij was bang voor wat hij zien zou. Hij dronk voor het eerst na dagen van nuchterheid en afkeer weer een paar glazen wodka vóór hij aan de middagtafel ging. De drank hief het geplaagd gevoel in zijn binnenste niet op. Hij verweet zich dat hij in Skawronski's lokaas gebeten had: veel, veel beter zou het zijn als hij zich voor argeloos-onverschillig had uitgegeven.

Des middags leek het of het weer hem te hulp wilde komen. De zonnehitte pakte zich samen of ze grote onzichtbare gewichten op de aarde perste die daar vurig verstilden, terwijl uit een ver zwerk onweerswolken naderbij kruiden. In tuin en stallen werd het stil bij het rommelen dat aan alle horizonnen begon. Laat het komen, dacht Kankrin, weerlicht, regen, storm, zwarte nacht... geen bezoek aan de vlasschuur. Maar het onweer zakte na het sproeien van een wolk grote, warme droppels nog voor de avond in verflarde buien af; de lucht werd klaar, koel en geel, er verschenen glasheldere sterren. Het werd een van die zomernachten die hun voorkomen van milde schemering tot aan de nieuwe zonsopgang behouden.

Toen de omtrek der dingen uitgewist raakte ging Kankrin met lome laarzentred naar de stal om de merrie te laten zadelen. De stalknechten zaten tegen de muur van het verste gebouw met de blik op het westen waar één bleke lichtbaan niet wilde doven. Ze hadden hem niet gehoord; hij vernam hun praten en lachen. Hij had een ogenblik zin zich te vertonen en hen op te jagen uit die koelte, die rust en het behagen in de fraaie nacht. Hij liet het na bij de gedachte dat het de botteriken niet aanging dat hij op dit uur uitreed. Hij zelf zadelde vrijwel op de tast het paard in de onverlichte stal. Soeliko nam de verrassing van zijn komst en de uitrit met onverholen vreugde. Ze keerde toen ze het erf afreden en koers zetten naar Skawronski's bezitting het hoofd wel tienmaal dankend naar hem om. Fjodor Kirillowitsj' gedachten waren al elders.

Hij mende het rijdier met een grote boog door de heuvels: er stond een nevel op het natte grastapijt die hem uitnemend verborg; bovendien be-

[pagina 238]
[p. 238]

tekenden de heuvels een omweg. Als hij te vroeg verscheen zou het paar hem kunnen zien en zich betrapt weten en voorgoed van de plek verdwijnen. Kankrin bedacht met een grimmig en onhoorbaar lachje hoe zonderling het was dat deze beide lijfeigenen elkaar hadden gevonden niet alleen - de wegen van dit gespuis kruisten elkaar blijkbaar onvoorzien - maar dat zij ook de moeite namen iedere avond een paar uur te lopen, ieder van zijn kant, om elkaar te kunnen treffen. En wat nog zonderlinger was: dat niet alleen die pummel en die boerenmeid, maar ook twee gezeten landheren op dit ogenblik onderweg waren naar dat ene trefpunt...

Kankrin reed het park van de Skawronski's binnen in dezelfde zware en vormloze stemming van schijnbare gedachteloosheid, toen hij een paard en ruiter uit de schemering zag naderen. Gleb Michailowitsj Skawronski kwam snel en behoedzaam naast hem gereden en vatte de teugel van Soeliko. In zijn fluistering scheen nog een zacht lachje te klinken:

‘Goedenavond, Fjodor Kirillowitsj... Ik heb hier maar op u gewacht. U weet hoe vrouwen zijn: te veel vragen! De mijne interesseert zich geweldig voor de liefdesaffaires van ons boerenvolkje, maar van deze speurtocht heb ik haar maar liever niet op de hoogte gesteld... Ze neemt aan dat ik achter een paar stropers aanzit. En er zijn vaak werkelijk stropers!’

Ze reden om het park van het herenhuis heen door de jonge aanplant. Kankrin volgde Skawronski zwijgend en gedwee al kende hij zo goed als deze de weg. Hij was blij dat hij aan de conversatie met Julia Skawronskaja ontkomen was: dat soort stelde niet alleen teveel vragen zoals Gleb Michailowitsj gezegd had, zulke vrouwen ontfutselden iemand ook voor hij het besefte de ongewildste bekentenissen... Hij was bovendien blij dat hij al zijn aandacht bij de rit langs de nachtelijke paden bepalen moest: een opgedrongen uitstel van het onvermijdelijke dat daar ergens in schemering en halfdonker wachtte... Hij was zich bewust van de getemperde vrede van de nacht zonder dat hij er deel aan had. De geruchtloze sterren die in fonkelreeksen boven hem trilden, het rillen van de heesters, het roezen van een nachtuil. Hij kende deze nachten van kindsbeen af; maar deze was in zijn zoete onaandoenlijkheid anders, ijler, gevaarlijker...

Ze waren bij het doel voor Kankrin er erg in had. Zijn hart begon meteen dof te slaan toen Skawronski bleef staan en ook Soeliko's teugel weer vastnam. Ze bevonden zich aan de rand van een sparrebos en een oud stuk akkerland dat kennelijk aan de natuur teruggegeven was: het was bewoekerd met fantastisch uitgeschoten onkruid. Aan de lage kant van het terrein lag, nog ver weg als de schaduw van een hurkende bison, de schuur die hun doelwit was. Het leek er stil en duister.

[pagina 239]
[p. 239]

‘We binden de paarden tussen de bomen, Fjodor Kirillowitsj,’ fluisterde Skawronski. ‘Hopelijk hinniken ze niet. Dan is onze pret bedorven - én de hunne, natuurlijk.’

Kankrin steeg zonder te antwoorden van de merrie en trok haar enkele meters tussen de sparren. Hij tuide haar losjes aan een van de stammen zodat ze makkelijk bij het kniehoge gras kon dat rondom de bomen opschoot.

Skawronski, die zijn rijdier op dezelfde manier had vastgezet, naderde en nam Kankrin vertrouwelijk bij de arm.

‘Ik weet niet of ze er al zijn,’ zei hij weer op gesmoorde toon. ‘Pawlik is in elk geval onderweg... Wat er ook gebeurt, mijn waarde, doe mij één genoegen: word niet boos op dit paar...’

Kankrin herhaalde in eerlijke verwondering: ‘Boos? ...Ik heb ze nog niet gezien.’

Skawronski kneep hem even in de arm.

‘Juist. Ik heb u bij onze vorige ontmoeting horen spreken over beslissingen. Daarom vraag ik u nu: wát er ook gebeurt... Neem mij mijn openhartigheid niet kwalijk, Fjodor Kirillowitsj. Ik zou mijn smid niet graag kwijt raken; men vindt tegenwoordig zo gauw geen goeie ambachtslui terug...’

‘Uw smid kwijtraken, Gleb Michailowitsj? Ik zie niet in wat ik daaraan zou kunnen af of toedoen...’

Skawronski kuchte nauwelijks hoorbaar.

‘Toch wel, mijn waarde. Ik zou hem kwijt kunnen raken als u kwaad zou worden op die zwarte meid van u en haar verbieden met Pawlik te trouwen...’

Kankrin deed of hij de uitdrukking ‘zwarte meid’ niet gehoord had. Hij bleef oprecht en somber verbaasd omdat Skawronski in zijn redenering zover dóórdacht.

‘Trouwen? Maar ik veronderstelde dat het een minnarij was, Gleb Michailowitsj, een boerse vrijerij en anders niet...’

Skawronski lachte voor het eerst weer maar het klonk niet echt. Hij dempte meteen zijn stem.

‘Ik spreek van trouwen omdat u net zo goed als ik weet dat het trouwen wordt zodra het kind geplant is. Dat is de normale weg bij al deze boerse vrijerijen, zoals u het noemt, al beginnen ze nog zo zedigjes. Dat zal ook hier het verloop zijn. Ik zeg u nog eens: ik ben erop gesteld mijn smid te behouden... ik zie hem, voor het geval u zich tegen het huwelijk kanten zou, niet graag met zijn liefje ontvluchten...’

[pagina 240]
[p. 240]

Kankrin schudde het hoofd. Hij begreep niet waarom hij zelf nog niet op de gedachte gekomen was die Skawronski op deze vreemde plek en op dit vreemde uur aan de orde stelde. Spanning, onbehagen en twijfel kwelden hem met onheilspellend voorgevoel. Hij wilde de ander antwoorden dat hij wel heel ver in de toekomst keek, toen Skawronski hem eensklaps weer vastpakte en tussen de bomen trok.

Kankrin zag aan de zoom van het bouwland, van de kant waar Kankrinowo lag, een gedaante opduiken. De vochtige wasem op de open vlakte was aan het optrekken. De schim tekende zich duidelijk af: slank, recht, zelfbewust. Er was geen twijfel meer mogelijk, maar juist dat dreef het twijfelgevoel in Fjodor Kirillowitsj tot het uiterste. Hij deed een stap naar voren, Skawronski trok hem nog eens haastig in de schaduwen terug.

Ze wachtten tot de lichte, onhoorbare gedaante de schuur bereikt had. Er volgde een vaag knersen, de wrakke deur ging open en dicht. Kankrin bewoog zich opnieuw en ditkeer hield de buurman hem niet tegen. Ze liepen door het onkruid van het richelend akkerland naar de zware, driekantige schaduw die bij elke stap leek te groeien, tot ze niet meer op een liggende oeros leek maar werkelijk werd wat ze was: een eenmaal forse, nu bouwvallige werkschuur, verlaten zodra het vlasland waarbij ze dienst gedaan had verlaten was, scheefgezakt, vol gaten en scheuren; een kavalje waar zwervers, stropers of vluchtelingen van duister allooi zich konden bergen zoals ze het grote land geregeld doorkruisten - een toevluchtsoord voor arme boerengelieven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken