Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het rad der fortuin (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het rad der fortuin
Afbeelding van Het rad der fortuinToon afbeelding van titelpagina van Het rad der fortuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Roelofsz



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het rad der fortuin

(1948)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

III

In September - een maand later - bracht de bode weer een brief uit Oostermeer; of Herre kwam praten. Antje en hij reisden er op een middag heen. Adzer Eisinga had besloten, om Pieter in de fabriek te kopen. Na een lang gesprek, waarvan allen gloeiende gezichten kregen, stelden zij de borgstorting op tienduizend gulden; terzelfdertijd nam de vader van Antje voor vijfduizend gulden aandelen in de zuivelfabriek, op naam van zijn zoon. Herre schertste: Daar moeten we op drinken - en toen ze klonken, kleurde Pieter Eisinga zwak bij de uitroep van zijn zwager: - Nou, directeur, daar ga je! - en stamelde onsamenhangend iets van toekomst en wederzijdse tevredenheid...

De dag daarop maakte Herre het bij den notaris in Leeuwarden, die de fabriekszaak behandelde, af, en ging des middags als gewoonlijk naar de veiling op de beurs. Het was een vroege, heldere dag op de grens van zomer en herfst, vol lichte geruchten. De vrouwen in de stad droegen nog witte blouse's, enkelen witte parasols; de mannen liepen in grijsgeruite pakken, en hadden minstens een strohoed of zonnige panama op. De schaduwen tussen de verre huizenblokken hingen doorschijnend blauw, en het beieren van klokken bleef lange tijd natrillen.

Toen Herre omstreeks vieren het beursgebouw uitliep en naar de Klanderij slenterde, aan de overzij van het vaarwater, om zijn dagelijkse borrel te drinken, verheugde hij zich over zichzelf en de zomernamiddag. Hij lei het hoofd in de nek, keek naar de spelende vogels boven de huizen, en floot onder het gaan. Het leven was de moeite waard. Hij ging door de deur van het geelgepleisterd restaurant naar binnen, en langs de biljartzaal naar zijn gewone plaats in de hoek bij het

[pagina 140]
[p. 140]

straatvenster. Hij voelde, hoe veler ogen hem volgden. De nieuwsgierigheid, het jaloers ontzag. De stille wrok van ouderen, wien de zaak met Abe Zijlstra vers in de memorie lag, en die Herre niet meer vertrouwden. Natuurlijk wisten ze allen van zijn fabrieksplan; er was over hem gepraat in alle café's, waar zakenlui verschenen; dat had hij bemerkt aan de stilte, die altijd inviel, als hij ergens binnenkwam, waar men bijeen zat. Hij hing zijn stijve hoed met een zwaai aan de smeedijzeren kapstok, trok zijn boordpunten recht, streek neer en keek rond. Uit de biljartzaal, waar het tikken van de queue's regelmatig doorging, staarden de ogen nog steeds. Hij vreesde ze niet meer. Concurrenten - goed! De fabriek was klaar, nog een centrifuge monteren, en de zaak draaide. Hij had een propagandist aangesteld - waar een oude, gepensioneerde onderwijzer niet goed voor was! - die driekwart van de boeren der Compagnie kende, en minstens de helft voor hem gewonnen had. Herre stak een verse importsigaar op; en bij de rijpe geur van de manila dacht hij aan de armzalige tabaksstokken, die hij vroeger had gerookt en die Tjalling, zijn vader, nog altijd in het dorp kocht, donker, vochtig bocht zonder pit; zijn tong kromp behaaglijk samen onder de oude klare. Herre's breed, gezond boerenlichaam tintelde van de belegen alcohol; de dure tabak speelde met dunne edele rook langs verhemelte en neus. Herre strekte zijn benen uit; welbehagen, tevredenheid, macht. Hij had geen uitdrukking geweten voor het diepe welzijn, dat in al zijn vezels suisde; hij léefde het. Hij zag weer de ogen, die hem opnamen; hij wenkte den ober, liet een nieuwe borrel aanrukken. Buiten liepen slenterend de stedelingen, die hij steeds benijd had; licht en zonder overhaasting. Het water van het kanaal was vol helgroene glanzen, stookolie dreef er op in pauwestaartwaaiers, die zich aan de randen met het groen verwisten. De beurs lag daar zwaar en veilig achter de bomen, die maar klein leken tegen de trappen en muurvlakken van het handelshuis. Van de zijde der Potmarge kwam een meisje of jonge vrouw. Herre zag haar naderen; ze liep met de hoge, tartende

[pagina 141]
[p. 141]

gang, die Herre in vrouwen zozeer bewonderde. Terwijl ze langs het caféruit wandelde en naar binnen keek, knikte hij, vol warme overmoed. Ze zette onmiddellijk een koele hoogmoedige mond en ging voorbij met geheven hoofd; de zachte rondende zwier van haar welgevormde heupen trok zijn blik mee. Herre lachte en rekende af. Hij gaf den ober een royale fooi, liet zich zijn hoed aangeven, en slenterde naar de trein van vijf uur, nog overmoedig, en tevens vol van een plotselinge drang naar avontuur. Een vrouw. Zij kwamen en gingen. Hij leefde met Antje Adzers. Een dorre, harde liefde. Hij hunkerde eensklaps uit de overdaad van zijn welbehagen en kracht naar een grondiger hartstocht, iets, waaraan bekoring en koestering en dolle lust was. Toen hij op het perron de trein voor Stavoren klaar zag staan, kreeg hij de dwaze aanvechting, om een telegram naar huis te zenden, dat hij onverwacht voor zaken naar Amsterdam had moeten gaan, en morgen thuis kwam... Zaken. Amsterdam. Een vrouw, jonge uitbundige weelde. De alcohol zong in zijn bloed. Hij stond daar, een, twee tellen, en draalde. Maar de oude straffe gewoonte won het ook nu, en hij stapte met langgewende, onwillige verveeldheid in de doorrookte coupé van de boemeltrein. -

Thuis at hij weinig. Antje was zwijgzaam als hij. Een paar maal opende ze de mond, alsof haar iets op het hart lag, maar als hij haar aankeek, zweeg ze toch. Hij haalde de schouders op, liep de tuin in, sneed onder het wandelen een paar dode twijgen van de roos, harkte de eerste rode bladeren onder een vroege appelboom vandaan, en kwam tegen de schemer weer binnen. Des avonds, toen ze naar bed waren gegaan, en Herre, tussen de sleurgedachten van het eendere leven door eensklaps opnieuw herinnerd aan het levenslustige mooie wezen, dat hij des middags gezien had, Antje naar zich toehaalde, weerde ze hem eerst af met haar handen, die altijd killer leken dan de zijne.

- Herre, ik moet je iets zeggen...

Hij lag roerloos; haar stem had, zelfs gefluisterd, een nieuwe klank.

[pagina 142]
[p. 142]

- Herre, ik heb 't al lang vermoed... Maar nou weet ik het zeker... D'r komt hier een derde bij. -

Herre Wiarda bleef stil, zeer stil liggen. Zijn hand om de harde vierkante schouder van Antje trok alleen even onrustig.

- Zo -, zei hij, langzaam, en het drong tot hem door, dat hij niet verheugd was.

Ze schoof onverwacht dichter. Het was, of ze alleen in deze nachten zijn menselijkheid en vriendschap zocht, of ze zelf menselijker werd. Haar handen gleden langs zijn bovenlijf.

- In Mei, denk ik, komt het. -

‘Het’.

Herre Wiarda verschoof zich. Hij was half vol verzet, half getroffen door de wonderlijkheid van het feit. Een kind. De zachte aandrang van Antje, het hunkeren naar een blijk van zijn ontroering, bleef. Hij sloot zijn arm werktuigelijk vaster om haar heen, begon haar lange, naakte arm te strelen; ze lag met het hoofd tegen het zijne. Minuten verstreken; toen begon haar losgesprongen haar langs zijn neus te kriewelen, en hij wendde het hoofd af, terwijl hij haar traag en zinneloos verder streelde. - Een kind. Industrie. Later. Een zoon. Liefde. De gedachten in Herre's brein vervaagden. Totdal hij niet meer antwoordde op haar bange, verwachtende vraag:

- Ben je... d'r blij om?

Hij was in slaap gevallen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken