Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het rad der fortuin (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het rad der fortuin
Afbeelding van Het rad der fortuinToon afbeelding van titelpagina van Het rad der fortuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Roelofsz



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het rad der fortuin

(1948)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XI

Dr. Rudmer Wiarda ziet uit de werkkamer naar buiten; achter hem is de zachte zeegroene schaduw van een oud huis vol verzonken levensgeheimen, een kalme schaduw, groen van het groen der gordijnen en meubelovertrekken; maar vlak voor zijn schrijftafel leeft het zonnevierkant, dat achter de open tuindeuren machtig opslaat over de zwellende bloemperken, over de dunne boomwal, die pastorie en aangrenzend akkerland scheidt, tot het samenvlamt met de blikkerende Septemberhemel. Zijn hand ligt op het papier voor de preek; er staan drie regels op; alle drie doorgekrast. Hij luistert naar de wiedsters, die zingend op het vlasland kruipen; ze zijngrauwgekleed, en dragen wonderlijke oudevrouwtjeskappen met zwarte wollen balletjes eraan; de schoot van hun oudmodisch-lange jakken wappert in de wind, alsof ze vleugels droegen op de gekromde rug. Rudmer herinnert zich zijn jeugd aan de Zomerweg, waar de vrouwtjes van de arme zandstreek ook zo tussen de greppels kropen, als ze het onkruid uitrukten - en zelfs het gezang is hem niet vreemd:

 
Hoort, vrienden, hoort mijn lied,
 
hetgeen u zal verklaren
 
al wat er is geschied
 
voor meer dan duizend jaren,
 
toen 't oud en 't rijk Stavoren
 
nog bloeide op Frieslands grond
 
en van zijn macht deed boren
 
de hele wereld rond -
[pagina 224]
[p. 224]

In de tuin hoort Rudmer Wiarda de zachte rasp van Aebe's houten hark, die de geur oprakelt van pas gemaaid gras; ze komt in doordringend verse vlagen de studeerkamer binnen. Rudmer sluit de ogen en ademt diep; met de geur van de zomer is er geur van de nacht; op zijn borst is de bloedklop van een beminde hand. - Hij staat op en loopt naar buiten, door de tuin, die schel is van de vele bloemen; de witte heemst, die tegen de vaalgeregende muren klimt, blijft met haar ranken aan zijn arm hangen; achter het keukenvenster, waartegen wilde oostindische kers klimt en slingert, is de lichte schim: Ruth. - Hij gaat haastig naar binnen; goddank, Froukje is is er nu eens niet. - -

Daarna zit hij weer in de koele groene kamer, op de grens van de schaduw en het maatloos licht. Het dorp heeft weinig geruchten. Af en toe een lichte metalen slag - ergens aan de murmerwoudster kant sikkelt men tarwe. Een wagen kraakt piepend - die loopt door een zandspoor -; een wolk ijl geel stof veegt door de blaren: de vrachtrijder komt uit Dokkum terug. Met lange tussenpozen de slag van de toren, die boven zijn hoofd lijkt te galmen, langzaam brons, geluid, dat vuur wordt in de helle atmosfeer. Jongensgeschreeuw, brutaal en belachelijk en benijdenswaardig; het is er soms plotseling weer, aan alle kanten, op de erven, langs de sloten, bij het bouwland. - Het dorp. -

Hij kent de mensen, alle. De Mennisten en niet-Mennisten, die hij groeten moet; de orthodoxie is hier niet zwaar en vijandig. Hij kent ze, hij denkt aan zijn eerste preek terug, toen de dominee van zijn jeugdjaren hem bevestigde, de verouderde man met de lege plooien in zijn hals en de kale, donkere schedel; - Rudmer had de preekstoel beklommen, bleek en slank, hen overzien, het kleine verband der getrouwen. Ze luisterden naar hem, plechtstatig en aandachtig; en hij kwam zich eensklaps onervaren, jong en aanmatigend voor tegenover de gehardheid en ernst van die gezichten. Tussen de donkere mannen zat ook Tjalling, bij de vrouwen Reinou; hun wagen stond niet bij de andere op het smalle lange kerk-

[pagina 225]
[p. 225]

plein, maar glorieus binnen het hek der pastorie. En naast Reinou had Ruth gezeten - het beeld van het witte, gewelfde kerkruim stond scherp in zijn memorie; de zon, die tussen de gesloten gordijnen doorschoot, wierp sidderend en ordeloos lichtgefonkel door de evenwichtige helderheid van het kleine kerkschip, over deze gemeente, die zijn eerste was - over zijn ouders en Ruth. Zijn vader en moeder waren als de anderen, eenvormig en stemmig, Ruth opvallend zonnig in haar hoge kanten jurk. Zonnespel op haar handen; hij moest zijn ogen onder het spreken steeds weer naar die lichtovervlinderde levende plek terugwenden. Er was voldoening en trots op Tjallings gekorven gezicht, en Reinou's mondhoek beefde snel en aangedaan, telkens als hij haar had aangekeken met een dankbare warmte, alsof zij hem eensklaps zoveel nader kwam, daar naast Ruth.

Hij had niet gedacht, dat het hemzelf zo zou aangrijpen, de eerste keer, dat hij tot een gehoor sprak, dat hem daartoe had geroepen. Hij zag de ogen zonder achterdocht, die hem opnamen; hij las er een stille trots in, dat de zoon van Tjalling Wychmans van de bergumer Zomerweg, een man uit hun midden - de meeste boeren van deze mennistengemeenten kenden elkaar - hun voorganger en leraar was geworden. Hij hield reeds van deze nog-vreemden, met al de voorkennis van hun boerenbestaan.

En hij was van hen blijven houden om het vertrouwen, dat ze in hem stelden. Hij sprak hun taal, hun gedachten waren hem zo eigen als hun arbeidzaamheid en woordkarigheid. Hij wist van hun angst, als zij bij het huisbezoek hoofdschuddend over de droge zomer klaagden en zich de schedel krabden. Hij fronste in oprechte mede-zorg het gezicht, als ergens een zoon, in het drukst van de tijd, zijn dienstplicht vervullen moest. Ja, hij maakte nog deel uit van deze familie; hij was verder geschreden op de wegen van het leven dan zij, had meer gezien - maar hij hoorde onverbrekelijk bij hen. En Ruth, de vreemde, de Hollandse, betrokken zij daardoor mee in hun vertrouwen; zij groetten haar zonder het koud ontzag, waarmee

[pagina 226]
[p. 226]

ze het ‘mevrouw’ tegen burgemeesters- en doktersvrouwen uitspraken - het woord, dat naast ‘God’ het majesteitelijkste was in hun leven - en tikten aan zonnehoed en pet met een half-verstolen vriendschapslach, als zij liep te wandelen. -

Rudmer luistert naar het zingen van de wiedsters, de sikkelslag veraf. Hij zit gebogen over de blanke vellen papier. Zijn mond is nog warm van Ruth's kussen; en tussen hem en de preek leeft de lijfelijke herinnering.

Hij strijkt het speelse haar achterover... Een hommel komt de studeerkamer binnen, zoemt om zijn hoofd; hij slaat er naar, het tergend insect keert terug. Als het over het witte papier schuift, vangt hij het met een krant en gooit die dichtgevouwen in de prullemand. Hij luistert: een vertwijfeld gonzen, dat eensklaps afknapt. Rudmer staat op. Het dringt tot hem door, dat hij het dier heeft gedood. Het verbijstert hem een ogenblik. Hoe heeft hij, in zijn week en opgetogen geluk, kunnen vergeten, dat ook dit vliegend wezentje wilde leven?

Hij haalt de verfrommelde krant uit de papiermand, vindt in de harde plooien het dood insect; één wiek is fijngewreven; de krant is geelbepoederd met stuifmeel. - Hij huivert even en kreukt het blad met de hommel er in snel weer bijeen.

De preek komt laat af deze keer.

 

In zijn dagboekje heeft ds. Rudmer Wiarda geschreven:

‘Zoals ik eens in Amsterdam de mystieke inkeer tot de zin van het leven leerde, zo herken ik ook nu weer de eeuwigheid in alles, een goedheid en een schoonheid, die als rijpe geuren uit alle dingen opstijgen. Mijn gemeente, mijn werk, mijn huis - dat alles rust voor mij in één gulden, goddelijk verband. Ach, wij moderne mensen geloven niet aan wonderen; wij kunnen redelijkerwijze niet meer aannemen, dat eerst een stem uit een brandend braambos moet oplaaien, om ons aan onze roeping te herinneren. Wie ogen en oren heeft, om het onzienlijke te herkennen, doorleeft echter het onuitsprekelijke ook in de schijnbaar nietige dingen, en voelt meer dan ooit de edele

[pagina 227]
[p. 227]

krachten en voorgevoelens, in den mens neergelegd. En wat is dit anders dan wat de mystici noemen ‘het schouwen van God’? -

Hij herlas het met de oude, wijze en getemperde ijdelheid, zonder te zien, dat het zijn liefde voor Ruth was, die hij beschreef, de mystiek van zijn jong huwelijk. Het was dezelfde liefde, die hem zijn plichten spelenderwijs deed volvoeren. Het gaf hem de moed, een paar uur aaneen bij de oude Aaltje te zitten, die al een jaar bedlegerig was, en haar bemoedigend op de verdorde handen te kloppen; het maakte hem tot een mannelijken trooster, toen de vader van den hoefsmid - een van zijn ouderlingen - aan de trap van een wild paard bezweek; het liet hem vergaderingen van de kerkeraad over landerijen en inkomsten der kerk met bewonderenswaardig geduld verduren; hij luisterde welwillend naar de breedsprakige voorstellen van den broeder-boekhouder, dat men de pachten van de kerke-plaats nodig moest verhogen - ze stonden nog altijd op crisispeil, en daarvoor was nu toch geen aanleiding meer -; en terwijl hij vol nadruk beaamde, wat er gezegd was, dacht hij aan het ogenblik, waarop Ruth des avonds de bruine wrong in haar nek ontbond, het gebaar, dat elke keer opnieuw dezelfde hongerige en bewonderende tinteling in al zijn leden wekte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken