Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het rad der fortuin (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het rad der fortuin
Afbeelding van Het rad der fortuinToon afbeelding van titelpagina van Het rad der fortuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Roelofsz



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het rad der fortuin

(1948)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

II

Toen Tjalling Wiarda in de zomer van 1907 de greep van de spade brak en naar de zolder klom, omdat hij zeker wist, dat bij de gereedschapsvoorraad nog een nieuwe steel moest liggen, gleed hij halverwege van de ladder.

Reinou schoot toe bij de val en zijn kreet; hij lag roerloos en zo perkamentig van gezicht, dat ze dacht, dat hij al dood was. Toen ze zijn slapen en polsen met azijn wreef, kwam hij onder grote schokkende zuchten bij. Zijn lippen bewogen haast niet:

- Gebroken ben ik...

Ze had hem naar het nabije zijkamertje willen zeulen en in bed tillen, maar haar verschrompelde tengere armen waren te machteloos voor Tjallings manse gewicht en lengte. Ze

[pagina 402]
[p. 402]

duwde wat kussens onder zijn hoofd en rug, waarop hij met gesloten ogen lag te kreunen. De blauwe ader boven zijn voorhoofd klopte bleek en traag, toen ze haar hand onder zijn schedel schoof en tegen hem begon te praten.

- Tjalling, wat is er gebeurd? Tjalling, waar heb je pijn?

Ze moest het drie, vier maal vragen, eer hij schor kon zeggen:

- Overal... doormidden ben ik.

Toen de broodventster eindelijk kwam, stuurde Reinou haar naar de overzijde, waar buren woonden, en vroeg hen, den dokter te halen. Een der zoons sprong te paard en klepperde naar het dorp. Laat op de dag kwam de dokter, van een moeilijk ziekbed weggeroepen, en ongeduldig. Men had Tjalling op het grootste bed neergelegd; hij lag er als geknakt, diep in de veren matras, de koorts woedde in zijn bloed.

De dokter betastte en beklopte hem van alle zijden.

- Mankeert hem niets, zei hij kortaf. - De schrik maakt 'm overstuur. Zal wel overgaan. -

Tjalling's koorts nam enkel toe. De dokter kwam terug en gaf een pijnstillend middel. Tjalling lag alleen in het grote bed, ruggelings; zijn handen sloegen woest en zinloos om zich. - Reinou waakte de eerste nachten bij hem. Hij praatte, woelde, ze probeerde te begrijpen, wat hij wilde, maar verstond hem niet. Af en toe kwam hij bij zinnen; dan staarde hij haar aan, en zweeg; de angstige ontsteltenis in zijn ogen ontging haar. Zij streek zijn dekens glad en wachtte, of de ziekte, die geen ziekte was, een keer zou nemen. Maar de keer kwam niet. Na een paar dagen hield alleen het woelen en onsamenhangend ijlen op. Hij lag stil, weggezonken, als in een flauwte. - De dokter begreep het evenmin als Reinou.

Maar een oud horloge, waarvan het werk versleten is, heeft maar één bons te verduren, om afgelopen te zijn. Het tikt langzaam uit, neemt onmerkbaar af en staat voorgoed. Tjalling's zelfgepijnigd denken was ten einde. Hij lag daar, wit en lang en smal, of men hem zo in de kist kon tillen.

Buiten trilde de late zomer over de pompoendahlia's en

[pagina 403]
[p. 403]

stokrozen. De geluiden van de streek klonken over en om het huis in de oude heldere sleur. Voor Tjalling weken ze terug achter een bestaan, dat hem niet meer aanging. Iedere middag draaide de zon de kamer binnen; ze strooide lichtlovers tegen de donkere balken van de zoldering, die om elkaar dwarrelden, langzaam, geen ogenblik in rust; en iedere middag trokken ze Tjallings blikken, tot zijn ogen groot en onwezenlijk licht werden.

Reinou kon vragen, wat ze wilde; hij antwoordde niet meer. De namen van zijn zoons lieten hem leeg en doof. Reinou stond daar naast zijn bed, en wachtte, of hij iets zeggen zou. Maar hij wist niet meer, wie zij was, evenmin als hij nog wist, dat hij Tjalling Wiarda was, de zoon van Wychman, en dat hij geleden had om zijn doden broer, en dat hij een zoon had, die zielsziek was - niets van alles, waarvan het leven hem nooit een uitleg had gegeven. De figuren van zomermiddagvuur, die geruisloos boven zijn hoofd fladderden, waren het laatste, wat hij zag. Maar ook die zag hij, zonder te weten; zonder te beseffen, dat hij de grens reeds was overgegaan.

Toen Reinou op de zesde dag na zijn val des namiddags weer bij hem kwam kijken, was hij dood. Zijn ogen stonden nog, helderblauw en grootgesperd, open in het kalkig licht van de reeds ondervangen zon.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken