Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het rad der fortuin (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het rad der fortuin
Afbeelding van Het rad der fortuinToon afbeelding van titelpagina van Het rad der fortuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.91 MB)

Scans (20.45 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charles Roelofsz



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het rad der fortuin

(1948)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

V

Ekke keek in de herfsthemel, die in de avond buiten verwachting hoog en helder was na een regendag, beslagen met de doorschijnende gele koude van een vroegverschraalde September. Hij had daareven kleine Jel in haar houten wieg gelegd; At kleedde de jongens uit, hij stopte meestal aan het einde van de dag het bleke popje zorgzaam in haar dekentjes; in zijn handen was nog de warme beschroomdheid, waarmee hij het lijfje had aangevat, en hij aarzelde, zolang dit gevoel in hem voorttintelde, een pijp te stoppen. Slenterend over het erf wierp hij een laatste blik op huis en achterweitje - alsof dit klein bezit zulk toezicht behoefde.

Toen hij zich terugwendde naar de weg, die met flauwe bocht

[pagina 420]
[p. 420]

achter de nieuwe ijzeren brug verdween, hoorde hij verweg iemand naderkomen; iemand, die laat naar huis of op bezoek ging. Hij luisterde; het scheen hem, dat hij die schreden kende. Het was een vrouwenstap. Toen de gedaante onverwacht op de brug verscheen, herkende hij haar. Het was Regina.

Zijn moeder... weer in het dorp?

Hij was zo verbaasd, zo ongelovig, dat hij de eerste vijf, zes tellen zonder beweging bleef kijken, hoe ze dichterbij kwam. De herinnering aan Jel's breekbaar dun lichaampje, dat teder in zijn handen was blijven leven, vervloog. Vragen verdrongen zich verwarrend in zijn hoofd... maar hij kon ze niet zo haastig verwerken als ze opdoken; Regina stond al voor het huis, aarzelde even bij het bruggehout, kwam daarna op hem toe. -

- 'Navond, - hoorde hij haar zeggen.

Zijn getroffen verbazing wies tot beduchtheid. Regina sprak toonloos onderworpen bijna, een loerende beschaamdheid in de manier, waarop ze het hoofd tussen de schouders gedoken hield. Zijn eigen stem klonk hem onwerkelijk, toen hij antwoordde:

- ...Mem!

Hij had haar begroet, haar moeder genoemd alsof dit alles natuurlijk was. Maar het woord was dood voor hem, zoals hij het tegen Regina bezigde. Hij stond nog steeds op dezelfde plek, verslagen en onberaden. Regina was hem genaderd, draalde voor hem in haar gebukte houding; ze keek maar één keer naar hem op:

- Ja, ik ben d'r weer.

Ekke dacht aan de nacht, waarin hij van de Zomerweg naar háár terug was gekeerd. Dit keer kwam zij, ongeroepen en ongewenst. Er was niet meer de brutale scherpte in haar stem, eerder een schorrig en smekend verweer, als verwachtte ze van hem een boosaardige ontvangst. Hij probeerde de uitdrukking van haar gezicht te zien; maar het gebogen hoofd verschool zich in de schaduw van een verlepte, wonderlijke hoed; hij zag niets dan een neuspunt, een kin, die wat licht ving; zijn ogen gleden langs haar kale mantel, dezelfde mantel,

[pagina 421]
[p. 421]

die zij vijf jaar geleden gedragen had, toen ze verdwenen was. Inwendige verstoordheid en gedwongenheid verrieden zich in de neerslachtige gebogenheid van de schouders, de onrust van de handen, die zwartgehandschoend bewogen, nadat ze een geverfd rieten mandje op de grond hadden gezet. Door Ekke's aanvankelijke vrees voor haar onverhoedse verschijning drong langzaam de wraakzuchtige tegenkanting van eens, de verbitterde herinnering. Ja, hier stond zij, zijn oude vijandin: en plotseling bruiste het kil in hem op. Wat zocht ze, wat kwam ze van hem vragen, wat deed ze bij het huis, waarvan hij bezit genomen had, voor zich en At en zijn kinderen?

Hij klemde de tanden opeen. Regina waagde een tweede blik. Nu zag hij toch haar trekken. Het was een verschraald, snelvervallen gezicht, met groeven om de mond gebeten, schaduwen onder de ogen, een litteken bij de linkerslaap. Een haarvlok viel half langs het oor, zwart met grauwe draden. De volle mond was nu bloedeloos, de dungetrokken lippen bewezen hem dat ze sinds lang een vergrimd verdriet met zich dragen moest, dat niet te verbergen viel. Hij gunde het haar! Hij zag het, en het liet hem zonder medelijden! Bijna met genoegdoening luisterde hij naar haar gebarsten stem:

- Daar sta ik nou...

Hij luisterde, of er meer zou komen; toen draaide hij zich om. Hij hoefde niet te antwoorden. Hij maakte een vaag uitnodigend gebaar naar de deur. Ze hoefde in elk geval niet buiten te blijven staan.

- Kom dan maar binnen... maar zacht, voegde hij er op de drempel bij; en daarna, korter: - De kinderen slapen.

Regina knikte; het rieten mandje kraakte, toen ze het opnam en hem volgde.

- Je bent dus getrouwd ook...

Ekke stond al in het kleine woonvertrek. At vouwde de was van die morgen. Ze keek op, toen zag ze, dat er iemand achter Ekke stond; haar gezicht werd leeg en bevreemd, en ze veegde met trage afwachting het haar uit de ogen. Ekke wees op zijn moeder.

[pagina 422]
[p. 422]

- Mem is terug, zei hij, botweg; en tegen Regina gekeerd: Dit is At... mijn vrouw.

Hij ging wijdbeens op een stoel zitten, zwijgend, als was er niets meer voor hem te zeggen.

Regina deed een pas voorwaarts, haar ogen waren vluchtig door de kamer gegaan; de wieg, de kleren, de meubels, die anders stonden, de drooglijn, waaraan luiers hingen. Ze stak At de hand toe.

- 'Navond, At...

At knikte sprakeloos, keek Ekke daarna vragend aan, en onderwijl schoof ze een stoel vooruit naar waar Regina stond.

- Wil je niet zitten?

Regina zette het mandje weer neer en ging zitten. Toen knoopte ze haar mantel los en nam de hoed af, om het verfomfaaide hoofddeksel naast zich op de grond te leggen. At stak de hand al uit:

- Geef maar hier.

Ze nam de oude hoed en legde die op het kastje, waarvan ze een vaas opzij schoof. Niemand zei iets; het tikken der pendule zilverde tergend hoog. Regina zat daar, beschaamd en onbeweeglijk, de handen in de schoot. Ekke keek van haar naar At; de bevreemding was van haar gezicht; maar in haar ogen rees een blik van wantrouwen en verzet, die hem, hij wist niet waarom, verheugde. Ze maakte de was af, borg ze weg en trok een stoel aan tussen hem en Regina, onder de schijn van rustig afwachten. Regina had haar geen ogenblik met de ogen losgelaten; nu sloeg ze de wimpers weer neer; haar gezicht bleef vol tersluikse aandacht gespannen.

- 't Huis en de mensen zijn er nog, zei ze onverwacht; - maar d'r is wat bijgekomen. - Ze trachtte te glimlachen; het gaf haar wit en scherp gezicht een valse uitdrukking.

- Ja, in vijf jaar verandert der veel.

At keek haar kort en recht in de ogen; ze rekte zich op de stoel.

- Ja, zei ze zacht en helder; - in vijf jaar verandert der veel. Gelukkig.

[pagina 423]
[p. 423]

Ekke keek snel naar Regina. Twee vrouwen; de ene jong, de andere eindelijk, eindelijk geknot in haar schaamteloze jeugd. En deze beide wezens kruisten de blikken, de een verdedigend, de ander met listig voorgewende argeloosheid.

- Het leven gaat z'n gang, zei Regina toen, het hoofd licht opzij, de ogen vol onoprechte berusting. Ekke zag de verdrongen vermoeienis en wrok onder de schijnbare nederigheid van het gezicht; een kille nieuwsgierigheid rees in hem. Hoe lang zou Regina dit volhouden? Wijven als zij veranderen niet, dacht hij; - straks komt de kéér... Niemand sprak, het zwijgen werd klemmend, de stoelen kraakten onder de slechtbedwongen onrust der drie mensen. Regina kuchte schril.

Buiten was het gele koude licht weggebleekt; de avond kwam haastig uit de elzenwallen, over het bleekveld, spoedde zich naar binnen; de groene, broze glans, die over het glas van de pendule getrild had, stierf weg. Schaduw groeide onder de tafel, achter de stoelen, om de menselijke wezens; alleen de gezichten bleven bleek en zichtbaar, als zweefden ze los boven de donker geworden lichamen. Eindelijk begon Regina weer:

- Jullie hebt kinders ook, zie ik.

At's stem kwam weerbaar en haastig:

- Drie. Twee jongens en een meisje.

Regina knikte in het blauwe halfdonker.

- Een hele zorg, hè? Breed zullen jullie 't wel niet hebben... Ik weet nog best, toen ik Ekke kreeg, in de veenpolder... Honger en ellende, en alle lasten, die een mens bedenken kan. Drie... dat is driedubbel op met de bezwaarlijkheden.

De afweer en gestrengheid in At's stem bleven:

- Bezwaarlijkheden?... Nou ja, kinders vragen veel van je. Maar ik hóu van ze. Waarom zou ik er niet wat last voor over hebben, hè, Ekke?

- Precies, zei Ekke.

Het gesprek, nauwelijks opgevleugd, werd wieklam. Regina scheen At's verholen strijdbaarheid te willen mijden. At zweeg ook. Ekke was de eerste, om na een lang zwijgen de mond open te doen:

[pagina 424]
[p. 424]

- Enne... wat zijn nou de plannen?

Regina kuchte voor de tweede maal.

- Tja... ik kwam hier... eigenlijk wou ik wel vragen, als 't niet te veel gevergd is -: ken ik hier slapen, vannacht?

Ekke bromde iets; At moest maar beslissen. Maar At draalde, voor ze antwoord gaf:

- Hier slapen...? Wat zegt Ekke d'r van?

Ekke hief zich op in de stoel.

- Hm - mm... hebben we nog een plaats... boven misschien?

At stond op. Ze bukte zich naar de vensterbank, waar de lucifers moesten liggen. Ze trok de petroleumlamp met een bijna norse ruk neer langs het katrolletje, tot vlak boven de tafel, stak het licht op de vlambek aan, en liep zonder Ekke of Regina aan te kijken, naar het gangetje met de ladder.

- Ik zal eens zien, zei ze over de schouder, - of ik nog beddegoed genoeg heb...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken