Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het zwaard, de zee en het valse hart (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart
Afbeelding van Het zwaard, de zee en het valse hartToon afbeelding van titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het zwaard, de zee en het valse hart

(1966)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 156]
[p. 156]

39



illustratie

Op de dag nadat Aesko, zoon van Hengist en Blida, als koning van Kent op het schild was geheven, verlieten Hengist en ik het eiland Thanet in een van onze kielen. De boot was nieuw en de bemanning was nieuw, zorgeloos en tot scherts bereid. De oude vervloekte zee hield zich in en dat mocht zij ook na het mensenoffer dat Ulbran des ochtends in de vroegte voor ons had gebracht zonder dat wij er gelukkig bij waren geweest. De roeiers wisselden elkaar af, zij zongen af en toe tijdens de zeevaart. Ik keek naar hun gezonde armen, hun brede diepe borst, hun jonge rosse en blonde baarden. Zij waren de komenden.

En de raaf, hij vliegt bij schemertijd.

Hertog Hengist was niet spraakzaam. Hij lag veel op zijn rug in de bodem van de kiel op zijn gevouwen mantel en staarde in de hoge lucht. Ik volgde zijn voorbeeld. Hij zag er uit als een oude boer die al wat hij bezit op de jaarmarkt heeft verdobbeld. Ik was nog banger dan vroeger voor de zee en haar lange geweldige deiningen die sidderend door het scheepje liepen. Ik deed mijn best aan alles te denken en ik kon niet anders denken dan dat al wat ik had gezien en gehoord en geleden vlietend en onstand-

[pagina 157]
[p. 157]

vastig was als dit grote vormloze water, en dat ik ook met de voeten op de stevige aarde in onzekerheden zou staan zoals ik er nu over zweefde. Ik hoorde de spot van de meeuwen (want ik hield mijn ogen dicht); zij volgden in ons zog, zij konden zich opheffen boven elke golf of er in neerdalen en er op wiegen. De raaf, de oude raaf, is geen watervogel. De meeuwen krijsten van onbedaarlijke hoon.

Iedere overtocht heeft zijn einde. Het was de tweede dag en blauwe middag, haast windstil, toen het stoten onder ons minderde, de boot gleed slank en kalm onder de kust in ondiep water; ik dorst mijn ogen weer opslaan en over dolboord kijken. Het Friese land lag daar, een groene lijn, een kim, plat als een door reuzen saamgeperste grasheuvel. Ik kon het mij voorstellen in zijn kale zompen, drassig en woest het land van de westenwinden. Het was niets en alles; het was het enige vaderland dat ik had.

De kiel voer langs de kust tot aan de inham waarachter het wagenspoor begon naar de sala van hertog Rikhold. Ik kon nu rechtop in de boot staan. Hertog Hengist stond naast mij. Wij keken samen naar die groene, lage kustlijn waarachter zich nog geen levend wezen vertoonde. Een zeearend streek over ons heen en verdween in het noorden, een verkenner en boodschapper.

De kiel dreef kustwaarts en stiet op grond. De roeiers lachten hun lach. Hengist en ik wezen hun helpende handen af. Wij klauterden stram en steunend over de voorplecht uit de boot, wij gleden tot de knieën in het water, wij waadden traag naar de vaste oever. De scheepsbemanning stond stil en keek naar ons. Wij bogen ons

[pagina 158]
[p. 158]

bijna tegelijk, door één gevoel bestuurd. Wij raakten de oude ruwe grond met de handen aan, wij lagen languit op de aarde waar wij geboren waren en kusten haar.

Na lange tijd wenkte de hertog de mannen die verlegen waren geworden en niet goed meer wisten waar te kijken, en liet zich door hen op de been hijsen. Ik hief het hoofd. Niets leek veranderd in dit grimmig landschap met wierden, het verre boerenkot, de gewrongen, oostwaarts gebogen martelbomen. Alleen de hertog en ik waren veranderd. Ik zag alles door het floers dat voor mijn ogen gekomen was. En ook ik werd op mijn beurt opgehesen, toen ik mijn best deed op te krabbelen met de vuige pijn in alle ledematen. Hengist en Liafbarn. Twee afgetakelde wolfshonden die men aan het vuur zal laten liggen en die men brokken toegooit omdat zij zich ééns dapper hebben geweerd. En die, als ergens aan de oostgrenzen indringers opduiken, nog zullen opstaan en zich grommend naar buiten slepen omdat zij zichzelf in een tijd van nood plechtig hebben beloofd niet op stro te sterven. Het doel was bereikt. Het koninkrijk van de Friezen stond in Brittannië. Maar ik - wat had ik gedaan met het leven dat elk mens maar éénmaal geschonken krijgt?

Misschien dacht de oude man naast mij hetzelfde als ik. Misschien zag ook hij het spookbeeld dat een ogenblik tussen ons en de zee voorbijgleed.

Hij waggelde een paar dronken stappen landinwaarts. Hij grijnsde met zijn mond zonder tanden tegen de armzalige aanblik van het vaderland. Hij smoorde een snik.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken