Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde
Afbeelding van Het werkelijkheidsgehalte in de letterkundeToon afbeelding van titelpagina van Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.09 MB)

Scans (10.52 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het werkelijkheidsgehalte in de letterkunde

(1962)–Victor E. van Vriesland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

30

De uitersten van twijfel, artificiëelheid, decadentie, ontkenning en morbiditeit, die in de hierboven geciteerde slotalinea van Huysmans' ‘A rebours’ culmineren, verraden een heimwee naar religieuze gebondenheid, dat reeds heenwijst naar de latere bekering van deze schrijver en naar het katholieke réveil in het algemeen. Vijf jaar later, in 1889, verschijnt een ander boek, eveneens van baanbrekende betekenis voor het tijdvak, eveneens een nieuwe gebondenheid aankondigend in het collectieve, zoals dit nieuwe romantische gevoel zich in de herleving van de katholieke moraal zou uiten. In 1863 had Taine nog in zijn ‘Histoire de la littérature anglaise’ geschreven, dat de roman een opeenstapeling van ervaringen is, waarbij men geen onderscheid heeft te maken tussen goede en slechte; deugd en ondeugd zijn produkten, precies zoals vitriool en suiker dat zijn.Ga naar eind126 Maar de in 1889 verschijnende roman ‘Le disciple’ van Paul Bourget, - een van de eerste zogenaamde probleemromans van de nieuwe periode -, gaf de neo-romantische reactie tegen een dergelijke realistisch-naturalistische opvatting. Hij stelde het probleem van de verantwoordelijkheid van de schrijver. De verantwoordelijk-

[pagina 72]
[p. 72]

heid zonder welke (naar in de tijd waarin wij dit boek schrijven steeds duidelijker blijkt) alle innerlijk leven escapisme wordt.Ga naar eind127 De beroemde filosoof en vrijdenker Adrien Sixte (‘pratiquant la bonté sans y croire’) heeft tot begaafdste en meest geliefde leerling Robert Greslou. Hij schrijft zijn ‘Théorie des passions’ en de gevoelsgewoonte die daaruit volgt, en die uit een soort depersonalisatie bestaat welke afziet van moraal en afstand neemt tot het eigen gemoedsleven, uitgedrukt in de term ‘se sentir sentir’, leidt tot de morele ondergang van deze leerling.Ga naar eind128

Ik heb er reeds op gewezen, dat letterkundige stromingen in ons land later dan in het buitenland zich voordoen, maar dan ook naar eigen nationale aard gewijzigd plegen te worden. Zo publiceerde, in 1904, de tweeëntwintigjarige Amsterdamse onderwijzer Jacob Israël de Haan de roman ‘Pijpelijntjes’. Hij stuurde hem aan Lodewijk van Deyssel, waarop zich een briefwisseling tussen deze twee auteurs ontspon, in de loop waarvan Van Deyssel in strijd met de theorieën van ‘De nieuwe gids’ en in overeenstemming met wat gaande was in het buitenland, aan De Haan schrijft:

‘Voor mij zijt gij een zeldzaam en goed kunstenaar.

Evenwel heeft in de latere jaren mijn eigen begrip van wat een letterkundig boek behoort te zijn zich eenigszins gewijzigd of aangevuld. Zoo vernam ik onlangs, dat mijn roman “De kleine republiek” zich in de bibliotheek eener h.b.s. bevond en moest dit nadrukkelijk afkeuren.

Langs die lijn doordenkend komt men er toe de publicatie van een boek ook als daad in de samenleving te beschouwen, en het dus in een publicatie minder goed te achten indien zij bevordert levenswijzen die men meent, dat niet bevorderd moeten worden.

De uitgave van een boek als het uwe nu, bevordert gevoelingen en gedragingen zoo als die, welke er met zooveel talent in zijn beschreven.’Ga naar eind129

Het waanzinnig opgevoerde, tot uiterste vereenzaming uitgeholde individualisme was de golftop, die door haar stuwkracht over eigen hoogtepunt heengedreven, in een laatste,

[pagina 73]
[p. 73]

verblindend wit schuimende pracht omkantelde, en zich in de algemene zee vernietigend bedolf. In de branding van het geestesleven was een tegenstroom doorgebroken, die, hoe ook, weer naar het collectieve ging.

‘Het ivoren aapje’ van Herman Teirlinck, - een roman van 1908, spelend in het Brusselse society-leven dier dagen -, heeft onder zijn personages enige sleutelfiguren. Een daarvan is Lieven Lazare, met wie de katholieke romancier en felle pamflettist Léon Bloy is bedoeld, over wie hier naar aanleiding van Arij Prins is geschreven. Een andere sleutelfiguur is Pastoor Doening, die voor Hugo Verriest staat. Evenals ‘Le disciple’ eindigt dit boek met een dodenwake. Mevrouw Vere Verlat is van verdriet gestorven als gevolg van het optreden van een demonische figuur, ‘een duistere macht’, zoals de schrijver hem noemt, van grote invloed op de mondaine kringen van het Brussel dier dagen. En het is voor die tijd van opkomende neo-romantiek typerend, dat men in de litteratuur weer telkens dat geloof in het demonische, diabolischeGa naar eind130, satanische vindt, in de macht van het kwade; men denke maar aan ‘Là-bas’ van Huysmans en aan de werken van Sar Péladan. Pastoor Doening heeft onbewust Mevrouw Verlat altijd liefgehad, doordat hij in haar iets van een gestorven vriendinnetje uit zijn kinderjaren, Reinildeken, terugvond. En iets van de lotsgebonden noodzakelijkheid en wetmatigheid van al dat leed beseft hij bij haar dood; - een gevoel dat, recht ingaande tegen het psychologisch realisme van de roman, iets van het nieuw-verworven romantisch eenheidsbesef in de litteratuur verbeeldt.Ga naar eind131

Verouderd, maar toch zeer interessant als een van de tijdsdocumenten die het eerst een algemeen en overzichtelijk beeld van de veranderende geestesgesteldheid trachtten te geven, is het in de Bibliothèque Alcan in 1891 verschenen werk van Frédéric Paulhan: ‘Le nouveau mysticisme’.

eind126
Gerben Colmjon ‘De renaissance der cultuur in Nederland in het laatste kwart der negentiende eeuw’ (Arnhem 1941) p. 60.
eind127
Vergelijk (Dr.) C.J. D(ippel) in Wending, jaargang 16 no. 7 ('s Gravenhage september 1961) p. 327.
eind128
Karakteristiek is alweer, evenals in ‘A rebours’, dat het hier betreft de slotalinea van een werk waarin na een min of meer psychologische opzet geheel aan het einde de ‘moraal’, om welke het begonnen is, wordt geformuleerd:
‘Durant la nuit qui suivit cette scène tragique, certes, les admirateurs de la Psychologie de Dieu, de la Théorie des passions, de l'Anatomie de la volonté, eussent été bien étonnés s'ils avaient pu voir ce qui se passait dans la chambre no. 3 de l'hôtel du Commerce, et lire dans la pensée de leur implacable et puissant Maître. Au pied du lit où reposait un mort, le front bandé, se tenait agenouillée la mère de Robert Greslou. Le grand négateur, assis sur une chaise, regardait cette femme prier, tour à tour, et ce mort qui avait été son disciple dormir du sommeil dont dormait aussi Charlotte de Jussat; et, pour la première fois, sentant sa pensée impuissante à le soutenir, cet analyste presque inhumain à force de logique s'humiliait, s'inclinait, s'abîmait devant le mystère impénétrable de la destinée. Les mots de la seule oraison qu'il se rappalât de sa lointaine enfance: “Notre Père qui êtes aux cieux...” lui revenaient au cœur. Certes, il ne les prononçait pas. Peut-être ne les prononcerait-il jamais. Mais s'il existe, ce Père Céleste, vers lequel grands et petits se tournent aux heures affreuses comme vers le seul recours, n'est-ce pas la plus touchante des prières que ce besoin de prier? Et, si ce Père Céleste n'existait pas, aurions-nous cette faim et cette soif de lui dans ces heures-là? - “Tu ne me chercherais pas si tu ne m'avais pas trouvé...” A cette minute même et grâce à cette lucidité de pensée qui accompagne les savants dans toutes les crises, Adrien Sixte se rappela cette phrase admirable de Pascal dans son Mystère de Jésus, - et quand la mère se revela, elle put le voir qui pleurait.’ ‘Le disciple’ (Paris 1889).
eind129
Wim J. Simons ‘Een “onzedelijk” boek’, in ‘Maatstaf VI’, 8, november 1958, p. 583. - Over de moeilijkheden, voor de auteur door deze publicatie ontstaan, zie Jacob Israël de Haan ‘Open brief aan P.L. Tak’ (Amsterdam 1905) en Jaap Meijer ‘Lodewijk van Deyssel en Jacob Israël de Haan’ in ‘Roeping’, jaargang 35, nummer 11 (Tilburg, april 1960).
eind130
Zie noot 211.
eind131
‘Pastoor Doening stak lijze de deur der doodenkamer open en sloot ze achter zich. Reeds hingen zwarte voolen over de vensters. Groote kandelaars brandden aan de hoeken van de sponde en wierpen in de beweeglijke donkerte een weifelende klaarte. Hij herkende ze. Het waren de zelfde kandelaars die eens - was dat niet gisteren precies? - de hooge praalkoets van Mevrouw Chanteraine bestraalden. En gelijk Mevrouw Chanteraine, slachtoffer van een zwakken zoon, lag daar, als eene straf, Mevrouw Verlat, slachtoffer van een zwakken echtgenoot. Een eender licht bescheen het ingevallen gelaat, teekende een schaduw op de slapen, onder de wangen, in de verdiepte oogholten, en scherpte, met een raken toets, den puntigen neus. Een eendere vroomheid had op de borst, over een ivoren kruis, de magere mat-bleeke handen gevouwen...
Pastoor Doening voelde zijne gedachten bewegen in de eeuwigheid, en over zijn folteringen rees hij, den strijd overblikkend, die uitgestreden was. Hij raakte schier de roerselen der geheime Orde, die over alles heerscht en alles in evenwicht behoudt. In zijn geest, gestild door de nabijheid van den dood, zegen in klare beelden de waarden van alle verhoudingen, en alle uitslagen ontbonden hunne oorzaak.
Hij zag het hoopje menschen, welke het hooger inzicht der Voorzienigheid had bijeengezameld om zich naar het rustige graf te ontwikkelen. Hij zag ze, Ernest, Vere, Francine, Simon, vechtend in blinden nacht om saam te komen, gestuwd door golven van driften en telkens vervallend in hunne menschelijke onmacht. Hij zag ze, en de anderen daaronder zag hij - en hij zag hoe ze eindelijk, hun hartstochtelijke begeerten getrouw, haast bijeen, haast in kampe bijeen waren geraakt, éen trossel harten met heimelijke schakels gebonden. Dan voer door hen een duistere macht, men weet niet van waar; en ze voer, schoon als de gevallen Engel, en ze verhaastte noch vertraagde haren gang. Ze kwam waar men haar niet verwachtte en ze vertrok, toen men haar niet meer missen kon. Ze had niets gegeven en alles genomen, en ze liet, achter zich, de woestijn...
En dat alzoo het leven was, dat de wereld niet instortte om zulk leven te dragen, Pastoor Doening begreep het. Dan, zich overgevend aan de stijgende aandoening die hem beklemmen kwam, keek hij zonder schaamte in de schaduwen van zijne eigen ziel. Met eene scherpe nauwkeurigheid zag hij het nauwe jakje van Reinildeken, gelijk zij het placht aan te doen. Hij bekeek Reinildeken zooals zij placht te staan, heel nietig en profijtig, tegen den grooten rooden avondhemel. En, blikkend op het roerlooze gelaat van de doode Mevrouw Verlat, herkende hij dat, in Vere, Reinildeken was groot geworden, dat zij, in Vere, had geleefd en geleden, dat hij haar, in Vere, met zwijgende liefde had ontvangen, en dat zij nu een tweede maal, in Vere, gestorven was.
Zijne oogen werden warm.
Even zag hij de lange schim der gasthuisnon voorbij glijden.
Hij knielde. Hij wenschte, uit al de krachten van zijn hart, dat God hem zou laten bidden. Hij boog zijn wonderbaar hoofd, dat wanhopig was geworden - maar bidden kon hij niet.
Hij weende.’
Herman Teirlinck ‘Het ivoren aapje. Een roman van Brusselsch leven’ (Amsterdam, derde druk, 1910) p. 537, 538.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken