Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken mensch (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken mensch
Afbeelding van Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken menschToon afbeelding van titelpagina van Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken mensch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.97 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (1.02 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

leerdicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken mensch

(1622)–Frederik de Vry–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xij. Capittel.
Van de Geestelijcke wijsheydt, zijnde het tweede deel van't geheylighde verstant.

 
NV volg't het tweede deel van't heylige verstant
 
Dat in practijck bestaet; het welck aen alle kant
 
Is besigh om ons hert aendachtigh aen te mercken,
 
Te letten wel op ons particuliere wercken.
 
De heyligheyd hier van bestaet wel aldermeest
 
In een Med'-weten goed, herboren door Gods geest,
 
Geest'lijcke wijsheyd oock. Dees' niet als een bloot weten,
 
Maer als voorsichtigheyd en wijsheyd diep geseten
 
In het geest'lijck verstant, word wel geappliceert
 
Inden mensch, op het geen waer toe dat hy hem keert,
 
En in't particulier op al zijn doen en laten:
 
Om met kennisse klaer het onderscheyd te vaten
 
Tusschen goed ende quaed, om na geleghentheyd
 
Van tijd, plaets en persoon te voeghen het beleyd,
 
In laten ende doen, als een nieuw mensch bequame,
 
Geheylight van verstand, tot lof van Godes name.
[pagina 32]
[p. 32]
 
I. Der wijsheyds wijs beleyt, in graden drie bestaet.
 
d'Eerste graed ofte trap is een heylighe raet,
 
Een heyligh overleg, om yet wel te beginnen,
 
Of dat te laten staen, nae datmen 't kan versinnen,
 
Daer by dan komen moet genadigh Godes geest,
 
Sonder wien desen raed waer vruchteloos geweest.
 
Dees raedt door reghels vijf word wijslijck wel gedreven,
 
Den eersten reghel is, de Wet van Godt gegheven,
 
Daer na men alle raedt, sal die zijn recht en goet,
 
Opstel en overlegh heel reguleren moet.
 
Den tweeden reghel is, 't gebed tot Godt almachtigh,
 
Waer door verkreghen wordt Gods hulpe, om aendachtigh
 
Te kunnen ons verstant ghebruycken, tot het geen
 
Dat niet Gods Heyligh Woordt sal komen over een.
 
Den derden reghel is, een neerstigh wel versinnen,
 
Goed overlegh van't gheen men wil wel recht beginnen.
 
Den vierden reghel is, hem selven in dit deel
 
Kleyn achten, eyghen raedt toe-schryven niet te veel.
 
Den vijfden reghel is, in gewichtighe saken
 
Der Wysen wyse raedt en advys oock te smaken.
 
II. De tweede graed van dees wyse voorsichtigheyd,
 
Is het oordeelen wel, met bequaem onderscheyd
 
Van't ghene in die raedt wel ingebracht mach wesen.
 
Het welcke werdt genaemt, discretie ghepresen,
 
Waer door men maken kan voorsichtigh onderscheyd
 
Tusschen goed ende quaet, waerheyd en onwaerheyd;
 
Tusschen 't gheen seker is, en 't geen is twijffelachtigh,
 
't Geen onprofytelijck is, of profyt maeckt deelachtigh;
 
Tusschen 't gheen tydigh is, en 't geen ontydigh sweeft,
 
't Geen min of meer zy goed, wat pas of geen pas geeft;
 
Hoe wijd men in het een en 't ander voort mach treden
 
Na voor-val van persoon, plaets, tijdt, omstandigheyden.
[pagina 33]
[p. 33]
 
III. De derde graed die is, een gebod of bevel,
 
Waer door, als met gewelt, 'tgemoed gebied seer wel
 
Sich self; en het verstant bedwinght zijn eygen wille,
 
Om te doen nemen aen, en te volbrengen stille
 
't Geen na't beraetslaen word bequaemst te zijn verstaen:
 
Op dat de sake mocht wel werden recht gedaen.
 
Waer toe men noodigh heeft een sterck kloeck-moedich herte,
 
Om te verwinnen wel, al waer het oock met smerte
 
Al't gene dat het vleesch, 't vernuft verdorven blint,
 
(Dat tot het quade meest, en geen goet is ghesint,)
 
In brenght, en het gemoet op-dringht, om te vertreden
 
't Geen recht wel wilde doen de voorsichtige reden.
 
Effecten dese heeft, die heylige wijsheydt,
 
I. Het overdencken veel, met waer aendachtigheydt
 
Van Godes heyligh woordt, van Godes wonder wercken.
 
II. Discretie bequaem, om onderscheyt te mercken,
 
Tusschen goedt ende quaet in't geen voorvallen mach.
 
III. Te onderscheyden wel met oordeel van't gewach
 
Der geesten veelderley. IV. En voort in alle saken
 
Te volgen 't geen is best. V. En voor misval te waken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken