Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken mensch (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken mensch
Afbeelding van Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken menschToon afbeelding van titelpagina van Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken mensch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.97 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (1.02 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

leerdicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anatomia. Dat is ontledinghe van den geestelycken mensch

(1622)–Frederik de Vry–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 254]
[p. 254]

Het xlviij. Capittel.
Van den Hals ende den Neck.

 
Van 't lichaem dat God heeft geschapen uyt een clomp
 
Der aerden, is verclaert het hooft, resteert de romp.
 
De romp nu is dat deel des lichaems, dat beneden
 
Het hooft gestellet is, verciert met vele leden.
 
Waer van het eerste is de Hals, als een pylaer,
 
En steunsel daer het hooft op steunt en draeyt aldaer.
 
Door den Hals het geloof en hoop wert vergeleken;
 
Want de mensch van zijn God, door sonden en gebreken
 
Gescheyden en vervreemt, kan salich leven niet,
 
Maer moet vereenicht zijn met God: nu dit geschiet
 
Door Christum God en mensch, het hooft van grooter waerden,
 
Van den geest'lijcken mensch, dien hy niet kan aenvaerden
 
Als alleen door't geloof, noch kan het vol besit
 
Daer van verwachten niet als door de Hope wit.
 
Soo dat wort door de Hals verstaen 't geloof waerachtich,
 
En oock de stercke hoop, volstandich, vast en krachtich.
 
Want de herboren mensch wort door't geloof alleen
 
Met het geest'lijcke hooft vereenicht; en met een
 
Van dat geest'lijcke hooft op hem als neder dalen
 
De schatten Christi groot, die hy niet kan behalen
 
Als alleen door't geloof: soo dat hem seer bequaem
 
Ga naar margenoot+'t Geloof is als een Hals: want Gode aengenaem
 
Is de mensch door't geloof in Christum; daer beneven
 
Alleen door het geloof het leven wort gegeven.
 
Ga naar margenoot+En sonder het geloof wort met de Hel geplaeght.
 
Maer de mensch door't geloof in Christum Godt en mensche
 
Ga naar margenoot+Vereenicht wort met God, en bekomt na zijn wensche
[pagina 255]
[p. 255]
 
Al 't gene hy behoeft tot synder saligheyt. Ga naar margenoot+
 
Waer van hy door de hoop het vol besit verbeyt.
 
Soo dat de hoop gevoegt by 't geloof, doet op heven
 
Den geestelijcken Hals tot God na't Hemels leven.
 
Die recht staet, en is niet gebogen na der aert,
 
Is wit en rond, dat is, Godsalich vroom vermaert,
 
Staet vast, dat is, den mensch 't geloof en hoop doen blyven Ga naar margenoot+
 
Volstandich tot het eynd: 't mistrouwen doen verdryven.
 
So dat de Helsche Geest, noch het vleesch sondich quaet,
 
Dien hals oock door geen strick kan doen zijn desperaet.
 
Want de heylige Geest, door Christum ons verkregen, Ga naar margenoot+
 
't Geloof de stercke hoop in ons bewaert te degen.
 
Hier by komt oock de Neck; daer by na het vermaen Ga naar margenoot+
 
Ambrosij de deucht, der sterckte wort verstaen,
 
Het manhaftich gemoet; het welcke is kloeckmoedich,
 
Sterck in hoop door't geloof, in deuchden overvloedich.
 
Op welcke Neck de mensch het jock des Heeren draecht,
 
Van kints been aen met vreugd, stantvastich, onvertsaecht. Ga naar margenoot+
 
Want de herboren mensch heeft geestelijcke krachten,
 
Om op zijn Neck het jock des Heeren sonder klachten
 
Te dragen: Sal oock niet zijn Neck door overdaet
 
Vet maken, en geensins verherden obstinaet:
 
Maer die door maticheyt wel temmen en besnoeyen,
 
En die te maecken sacht, door ootmoet hem bemoeijen
 
Om Christi lieflijck jock te leeren dragen wel, Ga naar margenoot+
 
En gehoorsaem te zijn Gods heylige bevel.
 
Soo dat de nieuwe mensch gehoorsaem sonder klagen
 
Het jock van Christi Wet gewillich wel wil dragen.
 
Daerom o Christen mensch, laet doch u hals niet sijn
 
Door hoochmoet uyt gereckt, in geenderhande schijn
 
V Neck hert-neckich zy; die oock niet vet doet wesen
 
Door ongehoorsaemheyt; maer God oprecht wil vresen;
[pagina 256]
[p. 256]
 
En bidt God dat hy u om Christi wil, doen wil
 
Een Hals van vast geloof, en stercke hope stil:
 
Op dat ghy mooght met God en Christo u hooft werden
 
Vereenight door't geloof; ten eynde toe volherden
 
In de salige hoop door een geloove vast,
 
Dat ghy niet door den strick der wan-hoop wort verrast:
 
Maer mooght in u gemoet door Godes Geest herboren
 
Geheel versekert sijn, dat ghy sijt uyt verkoren
 
In Christo: om u hoop door u geloof vruchtbaer,
 
In liefdes wercken goet te maken openbaer
 
Tot Godes lof en eer, om namaels te ontfangen
 
Het geen ghy hier gelooft, en hoopt met vast verlangen.
 
Der wan-hoop valsche strick door des gelooves kracht
 
Verbreeckt; en door de hoop vast op Godts goetheyd wacht.
 
Het mis-vertrouwen quaet wilt door't geloof vertreden,
 
Met Christi heyligh kleet u door't geloof bekleden:
 
Op de verdiensten groot Christi u hope stelt:
 
Want tegen dat u hooft, en vermach geen gewelt.
 
Het aengename iock van dit u hooft wilt dragen
 
Kloeckmoedigh op u Neck, oock in u ionge dagen.
 
Het lastigh sware iock van alle valsche leer,
 
Het iock der wereld quaet, des vleessches lastigh seer
 
Verbreeckt, en van u Neck wilt werpen; u begeven
 
Gehoorsaem Christi jock te dragen al u leven.
 
V Neck ootmoedigh buyght, wat dat u God op-leydt,
 
Want dat om Christi wil, u dient ter salicheyd.
 
Allerley jock is swaer, en lastigh; daer en tegen
 
Is alleen Christi jock seer licht, ia so gelegen
 
Dat het een hert beswaert, verlicht, ontlast, versacht:
 
En al is dat het vleesch en wereld dat veracht,
 
Nochtans de nieuwe mensch zijn Neck sal vlytigh voegen
 
Om dragen Christi jock gewilligh met vernoegen:
[pagina 257]
[p. 257]
 
Want hy weet dat dit jock hem aenbrenght groot profijt,
 
Hem geleydt op den wegh der deughd; en hem bevrijt
 
Van den verkeerden wegh die tot den hel af-leydet,
 
Ja hem oock door het kruys tot Christi rijck bereydet.
margenoot+
Rom. 3:21.
28
4:5
6.
16
margenoot+
Gal. 3:12.
Heb. 10:38.
Heb. 11:6.
margenoot+
Eph 2:16. 17
3. 17.
margenoot+
Heb. 11. 1.
Gal. 5:5.
Tit. 2:13.
margenoot+
Ioan. 11:26.
Hebr. 3:6.
margenoot+
1. Pet. 1:5.
margenoot+
Van den Neck.
margenoot+
Tremor Iere. 3:27.
margenoot+
Mat. 11:29. 30.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken