Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit het studentenleven en andere gedichten (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit het studentenleven en andere gedichten
Afbeelding van Uit het studentenleven en andere gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Uit het studentenleven en andere gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.55 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit het studentenleven en andere gedichten

(1868)–Julius Vuylsteke–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 113]
[p. 113]

Vastenavondbal.

 
't Gekras van de bas geeft een dreunend gerucht,
 
't trompettergeschetter doordavert de lucht,
 
de horen laat hooren een toetend geluid:
 
die mankende klanken beteeknen: vooruit!
 
 
 
Het kwelen der veêlen, 't gelispel der fluit,
 
't geschrei der schalmei wederhalen 't vooruit!
 
En 't brommen der trommen, 't geronk der timbaal
 
bekrachtigt volmachtig 't bewegend signaal.
 
 
[pagina 114]
[p. 114]
 
De dans is begonnen: 't orkest doet zijn best, -
 
de feestende geesten en zinnen, de rest.
 
Wat leven! als dreev' hen elektrische kracht,
 
zoo schuiven ze en stuiven ze in vliegende jacht.
 
 
 
De Zotten! - Pierrotten, die spraakloos daar staan,
 
Paljassen, volwassen in dwaasheid en waan,
 
en Jonkers, belonkers van 't minlijk geslacht,
 
en Ridders, aanbidders der schoonen-bij-nacht;
 
 
 
en schoonen, die toonen wat anders niet past,
 
de braaien zoo fraai, en het schouderalbast;
 
en andre verdoken tot meerder gemak
 
in 't zwarte of in 't rozene dominopak: -
 
 
 
ze rollen als bollen nu allen dooreen,
 
en tieren en gieren en zwieren wild heen,
 
en hotsen en botsen en klotsen gepaard,
 
en joelen en woelen in tuimlende vaart; -
 
 
 
of dansen in kransen bevallig en zoet,
 
of schrijen in rijen elkaâr te gemoet,
 
en plooien en glooien als golven der zee,
 
en springen en zingen geklemd twee aan twee.
 
 
[pagina 115]
[p. 115]
 
Ik ken er daar eene, gelijk aan de nacht;
 
betoovrend, verovrend, vol pracht en vol macht;
 
gelijk aan de nacht; ja, zoo zwart is haar kleed,
 
maar zie haren gang eens, hoe plechtig, hoe breed!
 
 
 
En luister, door 't duister, dien zilveren klank;
 
lijk als men het malsch filomelengezang
 
zijn toonen hoort plengen des nachts in 't verschiet,
 
zoo klinkt achter 't masker haar stem als een lied.
 
 
 
En zie, die twee oogen die stralen in 't hoofd,
 
door 't masker getemperd, maar geenszins verdoofd;
 
zij branden verlangend, - gelijk m'in de nacht,
 
in 't donker, 't geflonker der starren betracht.
 
 
 
Dit wandelend toonbeeld der plechtige nacht,
 
die eene is de mijne! ze is gansch in mijn macht!
 
zij danst maar met mij, en zij danst met zoo'n vuur!
 
't Is hemelsch, maar toch - het vermoeit op den duur...
 
 
 
't Is hemelsch! maar 't mag wel, het kost me ook ter deeg:
 
mijn boeken verkocht, waar ik weinig voor kreeg,
 
mijn uurwerk en keten ten pande gesteld:
 
dus wil ik nu billik genot voor mijn geld.
 
 
[pagina 116]
[p. 116]
 
‘O spreek toch, en breek nog de stilte, mijn kind!
 
Zeg weder, hoe teder, hoe warm gij mij mint!
 
Een zuchtje, geruchtje dat niemand hier stoort,
 
herinnere uw' minnaar aan 't hart dat hem hoort!
 
 
 
Dit feest waar' mijn' geest slechts een ijdel gegons,
 
zoo niet van uwe armen het mollige dons
 
zacht leunde op mijn' arrem, en zoo niet uw oog
 
ontroerend, vervoerend mijn binnenst bewoog;
 
 
 
en zoo 'k niet mocht voelen, van wellust ontsteld,
 
't verrukkende drukken uws boezems die zwelt;
 
en zoo niet bij poozen mijn lip op uw' mond
 
de rozen mocht kozen, zoo frisch, zoo gezond!’
 
 
 
Die woorden, akkoorden van 't warme gemoed,
 
aanminnig, rechtzinnig vooral, doen haar goed.
 
Ook geeft zij tot antwoord met hijgende borst:
 
‘Of ik u beminne! - doch 'k heb zulken dorst.’
 
 
 
‘Perfekt, mijn lief kind! daar verwachtte ik mij aan:
 
dien dorst zal een fleschken Champagne verslaan.
 
Kom, laat ons nu rusten en drinken, - totdat
 
wij vol zijn en dol zijn van 't geestgevend nat!’
 
 
[pagina 117]
[p. 117]
 
....................
 
....................
 
 
 
De morgenstond naakt, het orkester verdwijnt -
 
het bal is gedaan, - de politie verschijnt.
 
Zij helpt de gesneuvelden weder te been,
 
en, drijvende en wrijvende, jaagt zij ze heen. -

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken