Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit het studentenleven en andere gedichten (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit het studentenleven en andere gedichten
Afbeelding van Uit het studentenleven en andere gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Uit het studentenleven en andere gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.55 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit het studentenleven en andere gedichten

(1868)–Julius Vuylsteke–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 165]
[p. 165]

De arte amandi.
Twee gesprekken.

[pagina 167]
[p. 167]

Eerste gesprek.

Oud-student, jong-student.

 
oud-student.
 
Gij zijt naïef, mijn jongen! te naïef,
 
bespottelijk naïef! Gij staat verwonderd
 
dat andren lieven hebben en gij niet,
 
gij die nogtans de meisjes zoo bemint,
 
en, ver van haar, zelfs zoete versjes maakt
 
waarin gij gloeiend haar uw liefde ontvouwt.
 
Maar hebt gij u wel zelf eens ondervraagd?
 
of denkt gij dat een man die in de vrouw
[pagina 168]
[p. 168]
 
een heiligdom der heiligdommen ziet,
 
dat slechts, al biddend, mag genaderd worden, -
 
een man die over plichten en geweten
 
zoo'n scrupuleuse dwaze meening voedt,
 
denkt gij dat zulk een man geluk kan hebben?
 
Men moet de wereld nemen zooals ze is:
 
ge spreekt een woord, waarop een antwoord komt:
 
wilt gij het woord niet spreken, dan, natuurlijk,
 
zal nooit een vriendlijk jawoord u verblijden.
 
Is 't meisje moeilijk soms, - 't gebeurt wel eens! -
 
dan moet ge groote middelen gebruiken
 
en stout het huwelijk beloven.
 
jong-student.
 
Nooit!
 
Gij zijt een slechte vent; gij hebt geen hart;
 
uw taal verschrikt mij; 'k voel, als ik u hoor,
 
een mengeling van walg en van bewondring;
 
gij handelt slecht, en snoeft u slechter nog.
 
Gij schaamt u niet het heiligste ter wereld,
 
't vertrouwen, de onschuld, de eere van een vrouw
 
door list en logen af te troggelen!
 
Ik weet niet hoe 't mij gaat sinds ik student ben;
 
het is als een tooneelspel dat ik bijwoon:
[pagina 169]
[p. 169]
 
de vuile liederen zijn de ouverture
 
van 't stuk; en onder 't blij gejuich der andren
 
zie 'k iedren speler, trotsch, gerust, te vreden,
 
oneedle daden doen, en luid verkonden!
 
O! 't walgt mij. En nogtans, - uw uitzicht is
 
in strijd met wat gij doet; gij ziet er uit
 
zoo glansend van genoegen en zoo grootsch
 
in de onbeschaamdheid waar gij u meê tooit,
 
gij blijkt in uwe slechtheid zoo gelukkig,
 
dat ik, onwillens, zelf bijna verlang
 
in 't stuk een rol te spelen.
 
oud-student.
 
En dat zult ge!
 
Maar hoor. Gij zegt dat gij niet huichlen kunt,
 
dat gij nooit tot een vrouw die gij niet liefhebt
 
zoudt kunnen liegen dat gij haar bemint;
 
maar och! dat is geen logen; 't is een woord,
 
van zuivere conventie, en gij zult
 
het leeren bezigen...
 
jong-student.
 
Gij lastert mij...
[pagina 170]
[p. 170]
 
oud-student.
 
Gij zegt dat gij geen huwelijk zoudt kunnen
 
beloven aan een vrouw; aftroglarij
 
van 't heiligste ter wereld, van 't vertrouwen,
 
de eer, de onschuld eener maagd, et cetera,
 
zoo noemt gij dat; en zegt dat zulk bestaan
 
u tegen hart en hoofd stoot...
 
jong-student.
 
Ja, dat zeg ik.
 
oud-student.
 
Maar nogmaals, man, daar zit geen logen in;
 
't is niets, niets meer dan een banale pleegvorm,
 
waar enkle nog aan houden, om in de oogen
 
des minnaars, in hare eigene oogen zelfs,
 
den misstap, dien zij graag doen, te verschoonen.
 
jong-student.
 
Van vrouwen als gij daar beschrijft, wensch ik
 
in vollen ernst steeds ver te blijven.
[pagina 171]
[p. 171]
 
oud-student.
 
Best!
 
maar dan zult ge er voor u naar allen schijn
 
opzetlijk laten bakken; want ik ken
 
geene andre. - En onder haar, geloof mij vrij,
 
mijn jongen, spreken al die engelen
 
zoo lichtjes van de zaak als wij; ja, vinden
 
niet min te lachen om degene die
 
geen' minnaar heeft, dan wij om jonge sukkels
 
als gij, die mij bekent geen lief te hebben.
 
jong-student.
 
't Is haatlijk wat gij zegt.
 
oud-student.
 
Het is de wereld!
 
Men moet in waarheid niet beminnen: - dát
 
doen ook alleen de dichters - in hun verzen; -
 
men hoeft het maar op zeekren toon te zeggen.
 
En niemand wordt er aan bedrogen. Ja,
 
't gebeurt wel soms dat 't meisjen ons bemint
 
met meer dan daaglijksch minnevuur. Maar toch,
 
zij weet dat wij met haar niet blijven zullen,
[pagina 172]
[p. 172]
 
en vindt er een verfijnd genot in, 't lief
 
te zijn van iemand boven haren stand;
 
wat zal ik zeggen? 't is alsof het haar
 
eene eere was hare eerste en warmste kussen
 
niet te bewaren voor den ambachtsman
 
die eens haar man zal zijn.
 
jong-student.
 
Gij maakt mij kwaad!
 
Uw bijzijn vlekt. Maar neen, 'k geloof u niet!
 
De sluwe dief die 's nachts met valsche sleutels
 
een' koffer openbreekt, zou min verfoeilijk,
 
zou hooger staan dan gij, gij vos, die met
 
uw trouwelooze logens harten steelt...
 
Hoe! zwijn, dat zich in 't slijk met wellust wentelt,
 
zoo zoudt gij dan nog, schaamtevrij, de modder
 
van uwe misdaad, klevend op uw vel,
 
alom vertoonen. Neen, dat 's spotternij!...
 
Hoe! slang, niet min dan vos en zwijn, gij zoudt
 
op de bedroogne dan nog 't koud venijn
 
van uw verachtlijke minachting spuwen!
 
Hoor, dat 's onmooglijk: 'k kan u niet gelooven!
 
Gij liegt, gij spot, gij bluft; maar zulke blague
 
is naar mijn' zin een eerloos tijdverdrijf.
[pagina 173]
[p. 173]
 
oud-student.
 
Zijt gij niet wel? wat krijgt gij dan? genoeg!
 
'k heb medelijden met uw jongheid, jongen.
 
'k Wilde u een' dienst bewijzen, u iets leeren;
 
maar 'k merk dat uw verstand nog moet ontkiemen.
 
Dom is een uil, de vogel van de wijsheid,
 
maar wijze kindren zooals gij zijn dommer...
 
jong-student.
 
Als eerlijkheid, oprechtheid dom moet heeten...
 
oud-student.
 
Wie 't doel wil, moet de middels durven willen.
 
jong-student.
 
Uw durven is geen moed, maar schande en lafheid.
 
oud-student.
 
Al wat gij zegt, schijnt verontwaardiging
 
en haat: maar wat gij denkt, is vast benijding.
[pagina 174]
[p. 174]
 
jong-student.
 
Hoor! 'k spreek met u niet langer. Aan de galg
 
van uwe schaamtlooze ondeugd hebt gij zelf
 
uw eergevoel, al lachend, opgestropt.
 
Het zij zoo: dooden wekken kan ik niet.
 
oud-student.
 
En gij, gij leeft nog niet: 'k verzeker 't u,
 
gij zult zelf zeer verwonderd staan, den dag
 
dat gij ter wereld komen zult. Tot weêrziens,
 
o deugdzaam jongeling.
 
jong-student.
 
Vaarwel! Vaarwrel!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken