Print Verzamelde gedichten(1887)–Julius Vuylsteke Vorige Volgende [p. 48] III Studeeren! Lente en examen Lente! Lente! Zonneglansen, vooglenzangen, bloemengeuren, alle schepsels juichen, dansen... slechts mijn arrem hart blijft treuren. Blauwe hemel, groenend veld, reine lucht, en lauwe winden!... Slechts den winter die mij kwelt, kan de zonne niet ontbinden! Weemoed overstelpt mijn zinnen. Alles roept mij toe: naar buiten! Neen, ik keer terug naar binnen, mij op mijne kamer sluiten. [p. 49] Heiligdom der Wetenschappen en der lange breede geeuwen... Wat het kost te leeren klappen voor de weezen en de weêuwen! Door de straten naar het land slentren domme Filistijnen. Schoone Mei! strooit dan uw hand al uw rozen voor die zwijnen? En mijn makkers, die weer dorsten, gaan, van waar men laat naar huis koomt, waar de vreugd als bier de borst in-, en als lied de borst weer uitstroomt. En wat zie 'k? ginds aan den hoek? Welk een' blik wierp zij naar boven! 'k Moet haar volgen, weten moet 'k 't geen ik half reeds durf gelooven... Neen, terug houdt mij mijn keten: uitgaan ware tijdverlies! En 'k blijf aan mijn raam gezeten, kijk en mor, - en doe toch niets. Vooglen, bloemen, scheppingjeugd, al wat andren mag verrukken, 'k haat u, Lente, want uw vreugd zal 't examen doen mislukken. [p. 50] En gij, boekenhoop, dictaten, kunst om 't zwarte wit te maken, 'k vloek u, want uw boeien laten mij de lentevreugd niet smaken! Vorige Volgende