Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzen (onder ps. Una ex Vocibus) (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzen (onder ps.  Una ex Vocibus)
Afbeelding van Verzen (onder ps.  Una ex Vocibus)Toon afbeelding van titelpagina van Verzen (onder ps. Una ex Vocibus)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.31 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzen (onder ps. Una ex Vocibus)

(1900)–Jacqueline van der Waals–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

I.
't Was buiten stoffig, warm en druk.

 
't Was buiten stoffig, warm en druk
 
Door 't heete zonneschijnen,
 
Maar ik zat neer in stil geluk
 
Achter de dichte gordijnen,
 
In 't rustige, gedempte licht
 
Dacht ik alleen aan mijn doel en mijn plicht.
 
 
 
Maar toen zij de kamer binnentrad,
 
Waar ik stil te werken zat,
 
Over mijn boeken gebogen,
 
Toen viel een straal van het zonnelicht,
 
Over mijn werk en mijn aangezicht
 
En schitterde in mijn oogen.
[pagina 2]
[p. 2]
 
Ik zag haar in het zonlicht staan,
 
Ik keek haar stil verwijtend aan
 
En smeekte: ‘Laat mij met vrede,
 
Ik kan, ik mag niet met u gaan’.
 
Toen sprak ze zacht: ‘Kom mede’.
 
Zij wenkte mij met streng gebaar,
 
Toen stond ik op en volgde haar,
 
Maar slechts met loome schreden.
 
En door het groote oude bosch,
 
Dat blonk in gouden najaarsdos,
 
Liepen we samen te dwalen,
 
Zij liet mijn gevangen hand niet los,
 
Maar troonde mij mee met verhalen.
 
 
 
Maar toen ik mijn kamer weder betrad,
 
Toen haatte ik haar die ik lief had gehad,
 
Ik zette mij neer bij het open gordijn
 
En ik wist maar één ding: dat ik vrij wilde zijn.
 
 
 
Ik vreesde, dat ze vóór den nacht,
 
Nog eens zou wederkomen,
 
Om in de stille avondpracht
 
Met mij te loopen droomen,
 
En op verdediging bedacht,
 
Heb ik een wapen genomen,
 
Het wapen der zwakheid tegen kracht,
 
Der onmacht tegen overmacht,
[pagina 3]
[p. 3]
 
Met een steen en een slinger heb ik gewacht,
 
Of ze ook zou wederkomen.
 
 
 
En toen het avond geworden was,
 
Toen zag ik van ver op het donkere gras,
 
Een lichte gedaante die nadertrad
 
En die ik zoo lief, o! zoo lief! had gehad,
 
Zij scheen mij reiner en schooner dan ooit,
 
Het lichtblonde haar was met bloemen getooid
 
En schitterend wit was haar slepend gewaad,
 
En donker haar oogen en blank haar gelaat,
 
Haar oogen waren zóó diep, zóó zacht
 
Als een heldere, warme najaarsnacht.
 
 
 
Ik zond haar van verre mijn welkomstgroet,
 
Ik liep haar langzaam tegemoet,
 
Toen greep ik een steen en ik mikte goed
 
En van haar voorhoofd druppelde bloed.....
 
Zij viel in de struiken, dood en zwaar,
 
De takken sloten zich boven haar.
 
 
 
En ik ben stil naar binnen gegaan
 
En sloot de gordijnen weder,
 
Ik stak mijn kleine studeerlamp aan
 
En zette mij rustig neder,
 
Ik werkte voortaan ongestoord
 
Aan 't werk, dat ik mijn plicht dacht, voort.
[pagina 4]
[p. 4]
 
En eindelijk, op een winternacht.
 
Had ik mijn zware taak volbracht,
 
Toen heb ik weer aan haar gedacht
 
Met nameloos groot verlangen,
 
hen groote angst voor de eenzaamheid
 
En voor den langen, leegen tijd
 
Heeft toen mijn hart bevangen,
 
En in mijn droefheid, bang en groot,
 
Riep ik tot haar, maar zij was dood!
 
‘Vergeef mij, ik dwaalde, ik weet het nu,
 
Ik kan niet leven zonder U,
 
Het eenige, dat ik niet geven mocht,
 
Dat heb ik weggegeven,
 
Het doel, dat ik met mijn arbeid zocht,
 
Ik heb het veel te duur gekocht,
 
Ik kan niet zonder U leven!’
 
 
 
Toen keek ik op en zag haar staan,
 
Haar donkere oogen zagen mij aan,
 
Met innig medelijden,
 
Ze trok mijn hoofdje aan haar borst,
 
Vanwaar 'k niet tot haar opzien dorst,
 
Maar stil mijn vonnis beidde.....
 
‘Kan ik die droeve oogen zien,
 
Die arme, moede oogen,
 
Kan ik die bleeke wangen zien
 
Zonder mededoogen?
[pagina 5]
[p. 5]
 
Die zilveren draden door 't lokkenblond,
 
Die rimpels, die sporen van lijden?’
 
Ze drukte mij zachtkens een kus op den mond,
 
Ik boog het hoofd en schreide.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken