De frou yn 'e flesse
(1988)–Anne Wadman– Auteursrechtelijk beschermdRoman fan Janneke en Jip
[pagina 80]
| |
3.Kreeg ik daar gistermiddag die malloot Tette Bangma aan m'n kont, die op hoge toon verklaarde vernomen te hebben, dat ik zo graag de Friese taal wou leren beheersen en of het mij dan niet bekend was dat ze daarvoor aan de school een specialist en akademisch bevoegde leerkracht hadden, die zelfs opleidde voor Fries in het eindexamenpakket. Of ik niet besefte dat beunhazerij in dezen uit den boze was. Ik keek 'm eens aan. Zijn verwaande toon en loensende oogopslag bevielen me niet. Bovendien heb ik het smoor aan die afgeknotte baardjes, zoals je die ziet op bruinachtige portretten van voorvaderen uit eind negentiende eeuw. Dus zei ik, dat ik dat met die lessen al op bevredigende wijze geregeld had en dat ik niet van plan was zijn vak, hoe belangrijk ook, in mijn eindexamenpakket op te nemen. Hij bleef maar aanhouden en toen hij meende te moeten wijzen op het feit dat mijn lesgeefster voor onderwijs in het Fries helemaal niet bevoegd was en niet schroomde te spreken van ‘dat mens’, dat zich in het werkterrein van bevoegde kollega's begon in te dringen, was voor mij de maat vol. Ik zei, zo kalm en beheerst mogelijk: ‘Voor wat ik nodig heb is geen doktorale bevoegdheid vereist, en ik denk dat u de kwaliteiten van uw kollega behoorlijk onderschat. En dan spreek ik nog niet eens van kwalifikaties als “dat mens”, die ik van bevoegde Friese nationalisten niet wens aan te horen. Zij spreekt over u ook niet als over “die gannef”. Ik zeg u nogmaals, ik heb uw diensten niet nodig.’ Ik draaide me om en hoorde hem mopperend weglopen, richting rektorskamer. Waarschijnlijk om zijn beklag te doen over de brutaliteit van deze Amsterdamse rekel, die privé-lessen nam bij beunhazen als ‘dat mens’ Brouwer en zich niet ontzag zich laatdunkend over akademische bevoegdheden uit te la- | |
[pagina 81]
| |
ten. Ik lap het mooi aan m'n laars. Maar 's avonds was daar onze oom Bram, om de deur van mijn kamertje kijkend. Hij zei: ‘Ik wil me niet met jouw interne zaken bemoeien, Joop. Maar doktorandus Bangma vindt het erg jammer en een beetje beledigend, dat je niet aan zijn werkgroep “Fries van Nu” deelneemt. Hij sprak van konkurrentievervalsing. En ik moet eerlijk toegeven: helemaal ongelijk heeft hij niet. Zijn groepjes zijn toch al zo klein, dat iedere versterking welkom is, willen wij de subsidie en hij zijn baan niet verliezen...’ ‘Die subsidie is mijn zorg niet, oom. En die baan heeft hij zelf uitgekozen. Bovendien, ik mag die man niet zo erg. Ik heb zijn lessen niet nodig. En dat die groepjes zo klein zijn, ligt best wel aan het feit dat hij zo fanatiek voor de republiek Fryslân Frij in de weer is. Ieder die op die lessen zit, vindt hem onuitstaanbaar, en wie even kan, blijft weg.’ ‘Er is inderdaad veel absentie in de lessen van meneer Bangma. En je moet niet denken dat ik zijn ideologische en apostolische ijver deel. Maar het is tenslotte van eminent belang voor onze school, dat ook die Friese uren goed gevolgd worden. Ook ten aanzien van onze onderhandelingspositie tegenover het Rijk.’ ‘Laat ze dan door een goede en aardige leraar geven. En niet door zo'n doorgewinterde fundamentalist,’ zei ik op nogal uitdagende toon. ‘Dat heb ik niet in de hand. Ik heb hem niet benoemd. Deze man is er nou één keer en ik probeer hem zo goed mogelijk in het apparaat te laten funktioneren.’ Dàt was het natuurlijk: het apparaat moet funktioneren, zo optimaal mogelijk. Maar laten ze dan niet van die enge doordravers in dat apparaat opstellen. Ik voelde me minder gehinderd door die Bangma z'n Friesnationale praalhanserij, al zag ik in het verlengde daarvan toch wel zoiets als een Eta of een Ira opdoemen, als wel door zijn opdringerige, schreeuwerige manier van optreden. Ik dacht: die man heeft vast een beroerde jeugd gehad, dat hij zo ijverig probeert anderen ook een beroerde jeugd te bezorgen. Dat alles sprak ik niet uit. Ik zei alleen: ‘Oom Bram, ik neem aan dat ik over de vrijheid beschik om | |
[pagina 82]
| |
m'n eigen studiepakket te kiezen. Daar hoort het Fries van doktorandus Bangma niet bij. En dat ik probeer wat van die rottaal te leren, is gewoon omdat ik Janneke Brouwer sympathiek vind en geloof dat zij een schrijfster is die me wat te vertellen heeft. Ze schrijft boeiend, erg mooi en dichterlijk.’ ‘Ja, een “lijster in een sprookjesbos” of zo, volgens de kranten. Joop, jongen, pas op voor die lijster. Maar dat heb ik geloof ik al eerder tegen je gezegd. Ik hoop voor jou dat die lijster zich niet als een buizerd ontpopt. Een buizerd is een roofvogel,’ voegde hij er belerend, maar nogal overbodig aan toe. ‘Ik ben geen veldmuis, oom Bram. En als ze me bijt of krabt of met haar klauwen grijpt, bijt, krab of grijp ik gewoon terug. Daar kun je gerust donder op zeggen.’ ‘Nu goed, we laten het zo. Ik zal doktorandus Bangma van je besluit en je motieven daartoe in kennis stellen.’ Ik had nog één vraag: Oom, mag ik weten waarom u tegen die meneer Bangma, meneer tussen aanhalingstekens, zo hardnekkig het epitheton “doktorandus” gebruikt? Je hebt het toch ook niet over “doktor Brouwer” en “doktor Karstens”. En er zijn aan uw school bosjes doktorandussen, jijzelf niet uitgesloten, die die eer niet te beurt valt. Waarom hem wel?’ Hij glimlachte een beetje vaag en zei na een tijdje nagedacht te hebben: ‘Ik denk dat het komt doordat hij één van de eerste doktorandussen in de Friese taal was. Die zijn er nog maar een paar en daar zijn ze trots op. Dat dat ook kan, in Nederland. Overigens, dat proefschrift van je vriendin Janneke heeft niet veel om het lijf, naar de deskundigen zeggen. Ik kan dat niet beoordelen, maar men spreekt van een slap en vaag aftreksel van enkele onderdelen van de moderne literatuurtheorie. Nogmaals, ik kan het niet beoordelen.’ ‘Het is toch neem ik aan net zo goed door de funktionarissen van het universitaire apparaat goedgekeurd als de doktoraal-skriptie van meneer Bangma?’ Hij kreeg daarmee, dacht ik, een koekje van eigen deeg, maar ik betwijfel of de ironie tot hem doordrong, zozeer zijn termen als funktioneren en apparaat hem vlees en bloed geworden. | |
[pagina 83]
| |
‘Overigens,’ zei ik nog, ‘heb ik haar nooit over haar proefschrift en haar titel horen opscheppen, ik heb het boek zelf nooit gezien en op haar deur staat ook niet ‘doktor J. Brouwer’ of iets van dien aard. En ik durf te wedden dat de letters d, r en s wel op de deur van Tette Bangma's appartement staan.’ ‘Dat weet ik echt niet, jongen. Daar let ik ook niet zo op. Maar goed, we laten het zo.’ En hij ging zijn studeerkamer binnen met de vermoeide tred van de man die het allemaal al een keer beleefd heeft en het voor de toekomst niet meer zo ziet zitten. Ik vind langzamerhand dat die stijve oom Bram in de praktijk van het leven best meevalt. Misschien maakt het vooruitzicht op een ambtelijke promotie hem ook wel wat menselijker en handzamer. Er klinkt zo nu en dan zelfs een zweempje warmte en sympathie in zijn anders zo dorre stem door. Soms denk ik dat hij zich gefrustreerd voelt door die stronteigenwijze, mar sexy dochter Fokje, die voortdurend met hem in de clinch ligt, en ik stel me voor, dat hij eigenlijk liever twee zoons had gehad en met de malle illusie rondloopt dat ik dat gemis een klein beetje voor hem aan het vergoeden ben. Ik zou hem het genoegen best willen doen, maar heb aan die ene vader méér dan genoeg. Ik zit toch al met twee moeders opgescheept. En dan, ik de broer van Bokke? Nee, betanke! | |
4.Op de les begon ik er niet over. We behandelden een aantal werkwoorden en dat is in het Fries een onvoorstelbare kelerezooi. Ik had in een stukje voor ‘ik ging’: ‘ik gyng’ gelezen en in een ander stukje ‘ik gong’, en in mijn leerboekje staat dat het ‘ik gie’ moest wezen. Er volgde een lange, onoverzichtelijke diskussie. Ik zei op het laatst: ‘Er bestaat dus geen Algemeen Beschaafd Fries.’ ‘Nou, òf dat bestaat. Maar ik heb ook wel eens gehoord van Al- | |
[pagina 84]
| |
gemeen Beschaafde Nederlanders die taal gebruiken als “Hun liepen naar hullie tent”. Is dat Algemeen Beschaafd Nederlands?’ ‘Nee, maar dat wordt ook niet getolereerd.’ We hebben erg moeten lachen en ik beloofde haar dat ik me ‘tenai’ mooi aan het leerboekje zal houden, zijnde dat hetgeen het meest een ook volgens haar denkbeeldig ABF benadert. En die dialektische varianten moest ik dan maar als schilderachtige bijkomstigheden, als tekenen van pluriformiteit beschouwen, zoals binnen een provincie ook ieder streek of ‘gea’ zijn eigen bekoorlijkheden heeft. Gaasterland was totaal anders dan de Dongeradelen, en Het Gooi is ook geen Wijde Wormer. ‘En wat zijn jullie van plan met het Bildt en de Stellingwerven?’ vroeg ik. Natuurlijk meer om haar te pesten, want in wezen interesseert het me geen ene reet. Ze gaf een tamelijk uitvoerig antwoord, waaruit ik opmaakte dat die dialekten ook best echte talen zouden kunnen worden, en al een beetje in die richting gingen, zodra ze daartoe genoeg levenskracht hadden. Zodra de sprekers daarvoor het nodige over hadden. ‘Hebben die Friezen dat dan ook?’ ‘Een beetje wel. Niet genoeg,’ moest ze eerlijk toegeven. ‘Maar de kans is er. Nog altijd. Als er genoeg mensen zijn die iets geks of gewoons willen, gebeurt het. In een demokratisch land dan.’ Ik begon maar niet over kruisraketten (waar zij ook tegen is, en het gebeurt toch volgens mij vandaag of morgen) maar vroeg: ‘Hoeveel is “genoeg”?’ Ze gaf geen direkt antwoord, maar zei: ‘Liever niet op de manier van Tette Bangma. Die maakt de mensen bang. Dat is zelfs mij te drammerig. Maar een grote mate van kulturele zelfstandigheid, in een politiek en ekonomisch raamwerk uiteraard, is zeker te verkiezen boven de neiging naar algemene en totale gelijkschakeling.’ Het klonk nogal formeel en eigenlijk ook een beetje pedant uit haar lieve mond. We zetten het gesprek toch een tijdje kissebissend voort, maar toen ik nogmaals de naam van ‘onze doktorandus Bangma’ noemde, sprong ze zowat uit | |
[pagina 85]
| |
haar vel. ‘Die heeft me vanmorgen zeer kwaadaardig toegesproken omdat ik buiten hem om Friese les geef aan wat hij noemde een “speciale lieveling” onder mijn leerlingen. Hij was spinnijdig en verweet me dat ik buiten mijn bevoegdheidsboekje ging en hem bovendien het brood uit de mond stootte. De rotzak. Het verwende kind van Mem Fryslân, zeg ik altijd. Meent nog steeds dat de Friezen een soort van uitverkoren volk zijn, en hij een uitverkoren profeet van dat volk. Die dat volk door de woestijn naar het land van melk en honing zal leiden.’ ‘Mozes Bangma,’ zei ik, ‘géén achternaam voor een profeet.’ Haar woorden intrigeerden me overigens wel, want ik had in die opgeblazen kikker Tette Bangma geen enkel zweem van een profeet gezien, alleen een wat gefrustreerde half-intellektueel, die wat het gewicht van zijn baan betreft nogal buiten zijn schoenen liep en zichzelf met die opgefokte profetenbaard behoorlijk overschatte. ‘Stelt hij dan echt wat voor? Heeft hij een machtspositie opgebouwd?’ vroeg ik. ‘Nee, maar er wordt achter de schermen hard aan gewerkt. Als hij binnenkort gepromoveerd is, ligt er een fijn professoraatje voor hem klaar, dat is allemaal binnenskamers mooi bedisseld. Het is ook de reden dat hij zich de laatste tijd in het openbaar een beetje kalm houdt, om zijn toekomst niet in gevaar te brengen.’ ‘Heeft hij aanhang in de school?’ ‘Nauwelijks,’ zei Janneke. ‘Zijn lessen worden slecht bezocht, al probeert hij steeds weer satellieten om zich heen te verzamelen.’ ‘Maar,’ vroeg ik, ‘als je nou écht een Fries Friesland wilt kweken, kun je je dan niet het best zeer fanatiek en strijdlustig opstellen? Van mij hoeft het niet, hoor. Maar gematigde lui winnen het nooit en nergens, dat zie je ook bij Den Uyl en Kok en Van Mierlo. Ik persoonlijk zie d'r niet veel in. Alleen een beetje folklore, en wat leuke literatuur zoals die verhalen van jou. Meer verwacht ik persoonlijk niet. Maar jij wilt toch ook een | |
[pagina 86]
| |
Frysk Fryslân? Jij hoort toch ook bij die louche klub?’ ‘Ik zou het een aantrekkelijke gedachte vinden. Een kwestie van stijl. Nu is het half, van alles niks. Geen vlees en geen vis. Maar een echte pluriforme samenleving moet toch kunnen? De mensen hebben toch het recht om hun eigen identiteit uit te oefenen? Kompleet met religie en taal en folklore en Rients Gratama voor de beschaafde lol? Maar Jip, jongen ik ben een slecht propagandist voor een goede zaak. Altijd beter dan het omgekeerde. Vraag me niet hier een propaganda-speech of een openbaar debat met je aan te gaan. Ik heb geen enkele behoefte om jou tot wat dan ook te bekeren. Je moet gewoon blijven die je bent, en daarbij is het kennisnemen van een oude, maar nog steeds levende taal een interessante, boeiende bijkomstigheid. Toch?’ ‘Nou, dat “nog steeds levende” zet ik een vraagtekentje bij. Moet je de Friese taal van die Auke Aukema 's horen. Ik zei tegen hem: “Hasto altemets ek in knyft yn 'e bûse?” Hij keek me aan of ik gek geworden was. Hij wist niet wat “altemets” was en zelfs niet dat “knyft” hetzelfde is als een “knife” in het Engels.’ ‘Het zijn beide ietwat verouderde woorden, die net als in jouw taal “althans” en “mitsdien” alleen in het literaire nog zo'n beetje voortleven.’ ‘Maar wat voor zin heeft het als de èchte Friese taal alleen in de Friese literatuur nog een beetje blijft nasudderen! Een echte taal moet toch ook bij de gewone mensen en de dorpelingen in gebruik zijn?’ ‘Er zijn vooral onder de ouderen nog genoeg die zonder er ooit bij doktorandus Bangskyter les in te hebben gehad, een Fries spreken dat zo gaaf is als kriet.’ ‘Ja, maar die ouwe mensen gaan een keer dood, al duurt het verrekt lang met die vergrijzing. Maar wat komt er voor ze in de plaats?’ ‘Laten we zeggen: dat is nou datgene waar doktorandus Dinges en ik, zij het op verschillende manieren, een beetje aan werken. Hij met zijn lessen en ik met lijstergezangen.’ | |
[pagina 87]
| |
‘Zie je veel vooruitgang?’ ‘Ja, jongen, dat is de dodelijke omstrengeling van wat we hier de Hollandse overmacht noemen. In bestuur en onderwijs en openbaar leven, in radio en krant en televisie slaat het Hollands - als mijn studievak heet het Nederlands - nog altijd voor master op. En daar mag best iets tegen gedaan worden. Er wòrdt ook wel iets tegen gedaan.’ ‘Ik heb laatst ergens gelezen “Beter geen sex dan slechte sex”. Geldt datzelfde ook niet voor het Fries?’ ‘Je kan natuurlijk ook zeggen: Beter een beetje sex dan helemaal geen sex.’ Daarbij keek ze me nogal dubbelzinnig aan - veelbetekenend is een te groot woord. Maar ze trok die blik haastig terug en we verdiepten ons weer braaf in de werkwoordenwoestenij. Tot ik moe en suf mijn boekje dichtklapte en zei: ‘Nu nog een glaasje en dan gaat deze jongen onder de wol. Hij wil geen heisa meer met zijn goede oom Bram.’ Toen ik afscheid nam, gingen we weer bijna de fout in. De fout die geen fout is, maar nu eenkeer wel als zodanig te boek staat, in het Grote Boek der Normen. Het bleef bij aaitjes over de bollen, zoentjes op oren en mond, strelingen over rug en ledematen. Geen sprake van samen in bed rollen, wat ik diep in mezelf natuurlijk best wel gewild had, maar beschaafd op de bank met een half oog op de Friese staartklok, die gevaarlijk het middernachtelijk uur naderde. Plotseling stond ze op, schudde me als een hond de waterdruppels van zich af, streek haar rok glad en vervolgens haar door de war geraakte donkerblonde haren, keek me streng en schooljufferlijk aan en zei: ‘Lieve jongen, het is je tijd. Laten we verstandig blijven. Ik heb me eventjes laten gaan, maar het is beter zo.’ Ik snelde naar huis, even de zwembadpas van Kees de Jongen. Oom en tante hadden visite. Er stonden twee mij onbekende auto's voor het huis op de stoep. Er brandde overal nog licht, ook boven de voordeur. Ik sloop ongemerkt door de achterdeur naar binnen en legde mijn Friese lesboekjes demonstratief op de keukentafel tussen vele en velerlei lege en halflege | |
[pagina 88]
| |
flessen, glazen, schoteltjes met restanten van vispastei en frikandellen en overvolle asbakjes. Ik ging naar boven. In de badkamer stond Fokje bloot en bekoorlijk onder de dampende douche. Ik besloot even te doen of het de gewoonste zaak van de wereld was. Tot ze zich met een ruk naar me toekeerde en ik haar spitse, provocerende borsten op mij gericht zag of ze me dodelijk wilden doorboren. Ze zei met een uitschietende stem: ‘Wille jou wel as de sodemieter make dat je wegkome? Ouwe geilbaard. Ik bin hiero privé en ik wens niet bestruund te worde deur snotjonges!’ ‘Bestruund,’ zei ze. Een nieuw werkwoord, dat ik nog niet kende maar best begreep. Ik lachte maar wat onnozel en zei: ‘Sorry, ik zocht mijn tandenborstel, die heb ik hier vanmorgen vergeten.’ Ze wendde zich weer van me af en toonde me in de damp van heet water haar fraai gewelfde achterdeel. Er zwol iets in of liever aan mij, maar ik hield me braaf staande en vluchtte naar mijn eigen kamertje. Er kwam een boze oom-Bram-stem van beneden die riep: ‘Wat is dat daar voor een gedonder?’ Ik zei: ‘O, even een klein misverstand. Ik dacht dat die mooie dochter van u altijd 's morgens douchte en nu blijkt ze een plotselinge voorkeur voor de nachtelijke uren te hebben. Kon ik echt niet weten.’ Bram mopperend afin de diepte. Wat later steeg er een luid gelach uit de huiskamer op. Er was een wolk van sigaren- en sigarettenrook naar boven komen drijven. Pestlucht. Op zulke avonden raakt oom Bram, ondanks zijn gepretendeerde matigheid, altijd behoorlijk aan de sigaar en nog steviger aan de borrel. Het zijn de zeldzame hoogtijdagen in zijn overigens in mijn oog uitermate saai en eentonig bestaan. Weinig vrienden en nauwelijks kennissen. Of is dit alvast een voorproefje op zijn aanstaande statusverhoging? In de slaap, maar ook kort daarvóór achtervolgde me het lekkere lijf van mijn nicht Fokje. Ik dreef in zaligheid en had zowaar weer eens een natte droom, zaliger nagedachtenis. Dat | |
[pagina 89]
| |
moest ook wel 's komen, na zoveel maanden onthouding sinds Alice. Het wordt een beetje gek. Zelfs bejaarden hebben tegenwoordig hun recht op sex en zien dat officieel door de autoriteiten erkend, bevestigd en bevorderd via brochures van Postbus 51. Om van de gehandicapten nog maar niet te spreken. | |
5.Ik zei tegen Fokje: ‘Het is niet om 't een of 't ander. Maar is het niet verstandiger om de badkamer op slot te doen als jij daar zo bloot en begerenswaardig bezig bent? Dat bespaart jou een pijnlijke konfrontatie, die je “struunen” noemt, en mij een onrustige nacht.’ ‘As jou daar niet tegen kanne,’ antwoordde ze nogal fel, ‘dan benne jou in mien oog een fent fan niks. Jou komme fansels nooit in de sauna. Maar daar sijn die dingen heel gewoan en wudde echt gien gefoelens oproepen. Jou mutte lere de natuur te aksepteren as iets moois en verhevens.’ Ik zei dat ik, helaas, maar een man was en dus geducht gedwarsboomd werd door de verleidingen des levens. ‘Jij hebt toch zo'n truttebol van Brouwer om je bij uit te leven?’ viel ze plotseling fel uit, met fonkelende zwarte mascara-ogen en terugvallend in het ABN dat de ouders van haar eisten, alsof heftige emoties zich niet in een stadsdialekt lieten verwoorden. ‘Aan iemand die een superieure vrouw als Janneke Brouwer een truttebol noemt, heb ik geen enkele boodschap meer,’ zei ik nogal kwaad. ‘En bovendien vergis je je als je denkt dat ik daar een erotische verhouding mee heb. Let wel, ik spreek niet over mezelf, maar zij is de kuisheid en afstandelijkheid zelf.’ ‘Nou, daar heb ik dan wel 's andersluidende berichten over gehoord,’ vervolgde Fokje op tamelijk agressieve toon. ‘Maar dat was, als ik goed ben ingelicht, niet op het hetero-vlak. Weet je dat ze lesbisch is of voor lesbisch versleten wordt?’ ‘Nou, als dat zo is, wat ik overigens in twijfel trek, dan hoef je van mij toch geen aktiviteiten in haar richting te verwachten?’ | |
[pagina 90]
| |
‘Sommige lui vreten van twee wallen,’ zei ze. ‘Nou, ik niet. Maar de vraag is ten opzichte van Janneke Brouwer volkomen irrelevant’ - de term die ik van Dolf Meertens had geleerd. ‘Ik begrijp jouw dure woorden niet,’ zei Fokje. ‘Maar als jij de douche hoort lopen en vermoeden kunt dat ik daar onder sta, zou je best je tandenborstel een keer niet, of een kwartiertje later in gebruik nemen kunnen.’ Met dat: ‘nemen kunnen’ verried de dame haar taalkundige afkomst. Fokje is, tot diep verdriet van vader Bram, geen leer- of studiehoofd en ze zal te harer tijd, met of zonder oom Brams zegen, wel in de verzorgende sektor van deze zorgzame samenleving terechtkomen. ‘Wat die sauna betreft,’ vroeg ik, ‘ben jij daar dan zo'n geregelde gast? Of is dat een te vrijpostige vraag.’ ‘Helemaal niet,’ zei ze. ‘Ik kom er een enkel keertje. Marion neemt me wel 's mee. Je kunt er leuk met allerlei lui kletsen en ondertussen je lichaam verzorgen met nat en droog en met heet en koud. Maar pa en ma weten dat natuurlijk niet, die zouden een doodschrik krijgen. Laat het dus maar onder ons blijven.’ Het geheim dat je deelt met Fokje de Boer. ‘En gedragen de mensen zich daar ordentelijk?’ vroeg ik nog, moeite hebbend met dat laatste rare woord, een woord uit een heel oud woordenboek. Maar ze begreep het best: ‘Op de vrouwenavond in ieder geval. Maar ook bij het gemengd heb ik nooit een wanklank gehoord. Verkrachters of lui die het lijken worden er ook niet toegelaten. het gaat er heel kuis in z'n werk. Maar wat ik vragen wou: jij bent toch geen ordinaire sex-maniak, hé?’ ‘Ik geloof het niet,’ zei ik, niet helemaal zeker van mezelf. ‘Waar houdt trouwens het normale op en begint het ordinaire? Ik sta in ieder geval niet afwijzend tegenover het fenoneem. Het is gewoon een integrerend bestanddeel van de menselijke existentie.’ ‘Je bedoelt dat het er bij hoort. Zeg dat dan, en gebruik niet van die maffe rotwoorden. Daar word ik niet goed van.’ | |
[pagina 91]
| |
Ik kreeg plotseling behoefte haar mijn prille en latere ervaringen op dat terrein deelachtig te maken, maar voelde dat ons dit te dicht in de buurt van de juist zo ongeveer door mij heilig verklaarde Janneke Brouwer zou brengen en liet mijn biecht na. ‘Het hoort er bij,’ zei ik, ‘maar het is niet het hoogste en zeker niet het enigste om een mens gelukkig te maken. Het moet gebed worden in dat wat we liefde en diepe genegenheid plegen te noemen.’ ‘En dat voel jij niet voor... Janneke Dinges?’ ‘Ik ken geen Janneke Dinges.’ ‘Je weet best dat ik Janneke Brouwer bedoel.’ ‘O, zeg het dan. Ja, maar dat houdt ook weer niet in, dat daar persé sex aan gekoppeld moet worden. Vriendschap zonder sex is veel. Sex zonder vriendschap is niks.’ Fokje knikte ernstig, alsof ze ondanks alles nog wel wat van haar oudere neefje zou kunnen leren. Ze zei: ‘Daarom heb ik het ook uitgemaakt met Renze Bot. Die wou maar één ding: neuken, het liefst in de keuken, op het aanrecht, en voor de rest niks. Mij niet gezien.’ Ik schrok van het ruwe woord dat ze gebruikte, geen woord voor het huisgezin van oom Bram, maar ik kon haar alleen gelijk geven. En meisjes als zij zijn nu eenkeer dol op turbo-taal. ‘Dat van die truttebol trek ik terug,’ zei ze nog. ‘Maar ik heb wel het gevoel dat die Janneke Brouwer iets mist in haar eenzame leven. Dat ze daarom al die koortsachtige aktiviteiten ontplooit. Om maar vooral de boot niet te missen. Allemaal kompensatie wat de klok slaat.’ ‘Ik ben je erkentelijk voor je eerlijkheid,’ zei ik. ‘Ik stel daar tegenover dat ik menigmaal gewenst heb met haar wat jij noemt te neuken, maar dat haar integriteit ons voor onberaden stappen heeft behoed en dat zal blijven doen.’ Ze keek me aan met kleine twinkelingen van twijfel in haar verrot mooie ogen. |
|