Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche historie. Deel 2 (1749)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche historie. Deel 2
Afbeelding van Vaderlandsche historie. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche historie. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.11 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche historie. Deel 2

(1749)–Jan Wagenaar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXIII. Onlusten tusschen Utrecht, Brabant en Gelder.

Boudewyn, Bisschop van Utrecht, beschreef, omtrent deezen tyd, alle de Leenmannen en hooge Amptenaars des Bisdoms, om hunne Leenen van hem te komen verheffen, en in hunne Ampten bevestigd te worden. In eene oude Chronyk van UtrechtGa naar voetnoot(r), vindt men eenen Lyst deezer Leenmannen en Amptenaaren, in welken, onder

[pagina 269]
[p. 269]

anderen, de Hertog van Brabant, de Graaven van Holland en van Gelder, de Heeren van Heusden, van Arkel, van Altena, van Amstel, van Woerden, van Groningen, en van Koeverden worden opgeteld. Alle deeze Heeren verscheenen voor den Bisschop. De Hertog van Brabant, of liever van Lotharingen, want dus noemde zig Henrik de I. nog, was de eenigste, die agter bleef. Hy hieldtGa naar margenoot+het Graafschap van de Veluwe ter Leen van de Utrechtsche Kerke. Een Graaf, Rotgar genaamd, hadt, reeds in den jaare 838, een goed deel zyner goederen, gelegen in de Landstreek de Veluwe, aan de Utrechtsche Kerke geschonkenGa naar voetnoot(s). Keizer Henrik de IV. hadt hier, in den jaare 1077, een stuk Lands, Broek genaamd, ook in de Landstreek de Veluwe, in het Graafschap van zekeren Graave Dirk gelegen, bygevoegdGa naar voetnoot(t). Sedert, beweerden de Bisschoppen van Utrecht, op wat grond is my niet genoeg gebleeken, dat hun het gantsche Graafschap van de Veluwe, door de Keizers, was afgestaanGa naar voetnoot(u). Zy hadden 't wederom aan de Hertogen van Lotharingen ter Leen gegeven: en Godefrid van Bouillon, Hertog van Lotharingen, hadt het, zo sommigen willen, als eene Bruidschat met zyne Dogter, aan Henrik van Nassau, Graave van Gelder, opgedragenGa naar voetnoot(v). Anderen voegen 'er by, dat Godefrid, naar het Heilig

[pagina 270]
[p. 270]

Land vertrekkende, de Veluwe, reeds te vooren, aan Otto van Nassau, Graave van Gelder, verpand hadtGa naar voetnoot(w). Hoe 't zy; Gerard de II, Graaf van Gelder, was nog onlangs in 't bezit van de Veluwe, en Hertog Henrik schynt zig zo weinig aan een Graafschap, 't welk hy, alleenlyk ter leen houdende, wederom ter leen afgestaan hadt, te hebben laaten gelegen zyn, dat hy niet goedvondt, het zelve, op zynen tyd, van den Bisschop te komen verheffen.

Euvel werdt dit van Boudewyn opgenomen. Terstond verklaarde hy het Leen der Veluwe verbeurd, ten behoeve der Utrechtsche Kerke. Daar na viel hy, met een Leger, in het Graafschap, en verjoeg Graaf Gerard, die eenig Krygsvolk by een gebragt hadt, om zig in 't bezit van de Veluwe te handhaaven. De Graaf sloeg, sedert, het beleg voor Deventer, eene Stad in Overyssel, welker Heerlykheid, gedeeltelyk, door Koning Zwentibold, in den jaare 890Ga naar voetnoot(x), en naderhand, geheel, door Keizer Henrik den III., in den jaare 1046, aan de Utrechtsche Kerke, geschonken wasGa naar voetnoot(y). Terwyl dit beleg duurde, werdt 'er, door bemiddeling van Keizer Fredrik, een stilstand van wapenen getroffen, voor eenen langen tyd. De wederzydsche vyandlykheden namen een einde; doch Gerard van Gelder, in den jaare 1180, overleeden, en door zynen Broeder, Otto den II. opgevolgd zynde, hervatte de Bisschop den

[pagina 271]
[p. 271]

togt naar de Veluwe; doch werdt zo wel van Graave Otto ontvangen, dat 'er een felle kryg uit ontstondt. Men meende, dat de Keizer, die ten deezen tyde, met Filips, Aartsbisschop van Keulen, overhoop lag, de oneenigheid onder de hand voedde, op dat de Keulenaars geene hulp van den Bisschop van Utrecht zouden konnen krygen, en in hunnen handel en Vaart langs den Ryn, benedenwaards, belemmerd worden. In 't jaar 1187, was de OorlogGa naar margenoot+op zyn hevigstGa naar voetnoot(z). De Bisschop viel in de Veluwe en 't Graafschap Zutfen, alwaar veele Dorpen in den brand gesteken, en veel buits behaald werdt.

Ga naar margenoot+ Het Graafschap Zutfen, oudtyds, door byzondere Graaven beheerd, was, na 't jaar 1076, in 't welk Geerlak, Graaf van Zutfen, in den slag by Ysselmonde, gesneuveld was, gekomen aan Gerard, Zoon van Otto den I., Graave van Gelder, die Geerlak, zo wel als hem, by twee byzondere Vrouwen, gewonnen hadtGa naar voetnoot(a). Sedert, zyn de Graaven van Gelder altoos ook regeerende Graaven van Zutfen geweest. En sommigen, die zig, na deezen tyd, Graaven van Zutfen genoemd hebbenGa naar voetnoot(b), moeten als afstammelingen van het oud huis van Zutfen, geenszins als regeerende Graaven, aangemerkt worden. Het Graafschap Zutfen leedt, derhalven, veel in den tegenwoordigen Oorlog. Boudewyn van Utrecht hadt Dirk, Graaf van Kleef, en Floris, Graaf van Holland, bewoogen, om

[pagina 272]
[p. 272]

hem by te staan. Graaf Floris plonderde de Veluwe, en voerde een schoonen buit van Vee naar Deventer. Dit stelde deeze Stad bloot, voor eene nieuwe belegering. Graaf Otto, drie duizend Krygsknegten bezoldigd hebbende, sloeg 't beleg voor Deventer, waar in toen agthonderd Stigtsche Ruiters lagen. 't Beleg duurde drie weeken: en de Graaven van Holland en van Kleeve maakten zig reeds gereed, om de Stad te ontzettenGa naar voetnoot(c), wanneer,Ga naar margenoot+in 't volgend jaar 1188, te Ments, door bemiddeling van Keizer Fredrik, een Verdrag getroffen werdtGa naar voetnoot(d), volgens welk, Graaf Otto in 't bezit der Veluwe blyven moest, tot dat daar over, by den Keizer, anders geoordeeld werdtGa naar voetnoot(e). Henrik de VI., Zoon van Keizer Fredrik, deedt, daar na, op den zesdenGa naar margenoot+van Lentemaand des jaars 1191, uitspraak wegens het geschil over de Veluwe; welk Graafschap Bisschop Boudewyn nog al beweerde, aan de Utrechtsche Kerke toe te behooren, uit hoofde eener Keizerlyke Gifte; waar tegen Henrik de I., Hertog van Lotharingen, staande hieldt, dat hy de Veluwe van den Keizer ter leen ontvangen hadt. De Veluwe werdt toen der Utrechtsche Kerke op nieuws opgedraagen, onder voorwaarde, dat zy dit Graafschap, aan Hertog Henrik en des zelven Erfgenaamen, ter leen afstaan zouGa naar voetnoot(f). Otto de II, Graaf van Gelder, moet, sedert,

[pagina 273]
[p. 273]

het Leen der Veluwe van Hertoge Henrik hebben komen verheffen, alzo hy zig, in twee BrievenGa naar voetnoot(g), een Leenman des Hertogs noemt.

voetnoot(r)
Chron. de Traject. apud Matth. Analect. Tom. V. p. 334.
margenoot+
Staat van het Graafschap van de Veluwe.
voetnoot(s)
Heda in Alphtico, p. 51.
voetnoot(t)
Diplom. Henr. IV. apud Hedam. p. 137.
voetnoot(u)
Diplom. Henr. VI. apud Hedam p. 177.
voetnoot(v)
H. Aquilii Chr. Gelriae. p. 15.
voetnoot(w)
Pontan. Hist. Gelr. Libr. VI. p. 96, 104.
voetnoot(x)
Dipl. Zuentib. apud Hedam p. 63.
voetnoot(y)
Dipl. Henr. III. apud Hedam p. 123.
margenoot+
1187.
voetnoot(z)
Godefrid. Monach. ad annum 1187.
margenoot+
Staat van 't Graafschap Zutfen.
voetnoot(a)
H. Aquilii Chron. Gelr. p. 12, 13.
voetnoot(b)
Zie boven bl. 226.
voetnoot(c)
Beka in Baldev. II. p. 56.
margenoot+
1188
voetnoot(d)
Godefrid. Monach. ad annum 1188. Anonym. de Reb. Ultraj. Cap. IV. p. 4.
voetnoot(e)
Beka in Baldev. II. p. 56.
margenoot+
Verdrag wegens de Veluwe.
voetnoot(f)
Diplom. Henr. VI. apud Hedam p. 1778.
voetnoot(g)
Apud Miraeum Donat. Belg. Libr. II. Cap. LXXXIV. & Libr. I. Cap. LXXXI. in Tom. I. Oper. Dipl. p. 565, 401.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken