Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan WagenaarXIV. Derde Huwelyk des Prinsen van Oranje.Midden onder de bezigheden, die de zaaken van vrede en van oorlog den Prinse van Oranje, in den jaare 1575, verschaften, hadt zyne Doorlugtigheid de gedagten laaten gaan op een derde Huwelyk; onaangezien zyne tweede Gemaalin, Anna van Saxen, van welke hy zig, ter oorzaake van haar ongeregeld gedrag, hadt doen scheiden, nog leefde, en te Dresden, by haaren Oom, den Keurvorst Augustus, bewaard werdt(p). In Zomermaand deezes jaars, was hy, in den Briele, hertrouwd, met Charlotte van Bourbon, Dogter van Lodewyk, Hertoge van Montpensier, die, | |
[p. 68]origineel
| |
tot het Kloosterleeven geschikt zynde, Abtdisse van Jouarre geworden, doch, in 't jaar 1572, naar Duitschland geweeken was, alwaar zy openlyke belydenis der Hervormde Leere gedaan hadt. Omtrent drie jaaren, bleef zy hier, aan 't Hof van den Paltsgraave Keurvorst(q): tot dat de Prins van Oranje haar ten Huwelyk verzogt, door den Heere van S. Aldegonde, die haar, over Embden, met twee Oorlogsschepen, herwaards begeleidde(r). Zeer werdt dit Huwelyk gelasterd van de Spaanschgezinden(s); die 't voor een overspel uitkreeten(t), om dat de Prinses den Geestelyken staat verlaaten hadt, schoon zy dien staat nooit hadt verkooren; maar 'er, door haaren Vader, in haare kindsche jaaren, toen zy niet kiezen kon, toe geschikt was(u). In Holland, werdt de Bruid, door de Heeren van Keenenburg en Zwieten, en door de Gemagtigden van Dordrecht, Alkmaar, Vlissingen en Briele, uit den naam der Staaten, verwelkomd, en vereerd met zesduizend ponden van veertig grooten, die, uit den honderdsten penning, gevonden werden(v). Haar Vader hadt niet in 't Huwelyk bewilligd, en 't liep aan, tot in 't jaar 1580, eer hy zig verzoende met den Prinse(w): die, veelligt, om hem tot vreedzaame | |
[p. 69]origineel
| |
gedagten te brengen, eene maand na zyn Huwelyk, gelyk wy hier voor hebben gemeld, niet belooven wilde, de Roomsche Religie, hier te Lande, te doen ophouden, schoon hy 't ontwerp, waarin hem dit gevergd was, eene maand voor zyn Huwelyk, hadt goedgekeurd(x). Doch de plegtigheden des Huwelyks verhinderden+ den Prins niet, te zorgen voor 's Lands welstand. 't Was maar vier of vyf dagen voltrokken geweest, toen hy zig, op de tyding dat Don Louis eenen aanslag op Zeeland in den zin hadt, naar Walcheren begaf, om orde te stellen(y). Terwyl hy zig+ hier ophieldt, gelukte het eenigen zyner galeien en roeibarzen, elf of twaalf vyandlyke kromstevens, in eene kreeke omtrent Nieuwgastel, te veroveren en in den brand te steeken(z): 't welk de Staaten, by een Afschrift van den brief zyner Doorlugtigheid, uit Ooltgensplaate gedagtekend, aan Gouda en aan de nabuurige Steden bekend maakten(a). De tyding deezer verovering gaf eenige verkwikking aan de benaauwde Steden van deezen oord, alzo menze, twee dagen na 't berennen van Oudewater, ontving. Sommigen melden, dat Requesens, ten deezen tyde, poogde, Middelburg en Rammekens in te neemen, door verraad; doch dat de toeleg ontdekt werdt, en eenigen der verraaderen gestraft(b). Ik twyfel nogtans aan de | |
[p. 70]origineel
| |
gegrondheid van dit verhaal, welk, zo veel my bekend is, by niemant onzer schryveren, te boek is gesteld. De Landvoogd hadt het, eigenlyk, op Zierikzee en 't Eiland Schouwen gemunt, werwaards hy, in Herfstmaand, den merkwaardigsten togt deedt, dien de gantsche Spaansche kryg heeft uitgeleverd, en die hierom verdient, dat wy 'er, beknoptelyk, van gewaagen. |
|