Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan WagenaarXXVIII. Muitery van 's Konings Krygsvolk in Schouwen.'s Konings Krygsvolk, dat voor Zierikzee gelegen hadt, was, by 't overgaan der Stede, wel twee-entwintig maanden solds ten agteren, en men hadt hun voldoening beloofd, na dat de Stad bemagtigd zyn zou. Doch de hondderdduizend guldens, door de Burgerye, opgebragt, strekten niet ver genoeg. De Spanjaards, in Schouwen leggende, staken dan eerst de ooren op, roepende om volle betaalinge, en dreigende 't Land anders in vuur en vlam te zullen zetten: waarvan zy een staal toonden aan het Dorp Nieuwkerk, op den dertienden van Hooimaand. Hun voorbeeld werdt gevolgd, door de Walsche bezetting van Zierikzee, die Mondragon naauwlyks tot schaamte, niet tot stilstand wist te brengen(s). De Spanjaards, eindelyk, 't plat- | |
[p. 103]origineel
| |
te land kaal gestroopt hebbende, verlaaten Schouwen, en begeeven zig naar Brabant. Te Heerentals, komt hun de Graaf van Mansfeld spreeken; doch alzo hy geen geld genoeg uitloofde, lieten zy zig niet stillen. Gaarne zouden zy te Mechelen of te Brussel binnen gelaaten geweest zyn; maar hier afgeweezen, rukken zy naar Vlaanderen, en overvallen+ Aalst op den zesentwintigsten van Hooimaand, stellende al 't onderhoorig Land, welk wel honderdenzeventig Dorpen begreep, onder brandschatting(t). Te Brussel,+ daar men reeds drie vendelen Spanjaards ter poorte uit gedreeven hadt, raakt de Gemeente, op deeze tyding, in roere, streeft naar 't Hof, scheldt de Raaden van Staate voor verraaders, en ontweldigt den Graave van Mansfeld de sleutels der poorten. De Raad verklaart, hierop, de muitende knegten voor weêrspannig tegen den Koning, en voor vyanden des Lands. Wat laater, kreegen de Staaten verlof van den Raad, om zig te wapenen tegen de muiters: gelyk, terstond, door Brabant, en vervolgens door Henegouwen en Vlaanderen, geschiedde. De andere Spaansche Knegten, die zig, tot hiertoe, stil gehouden hadden, ziende de Staaten bezig met werven, meenden, dat men 't op hen gemunt hadt, verlieten hunne Oversten, en voegden zig, in merkelyken getale, by de muiters te Aalst. De Spaansche en Italiaansche Ruitery werdt, uit Holland, ontbooden, schoon tegen den zin des Raads van | |
[p. *5]origineel
| |
De Raad van Staate, te Brussel, in hegtenis genomen, in 't jaar 1576.
Is. Tirion excudit | |
[p. 104]origineel
| |
Staate. Ook brak de Graaf van Megen, ten deezen tyde, 't beleg van Woerden op, trekkende naar Brabant, om de muiters te keer te gaan(u). Zeer verward stonden hier toen de gemeene zaaken, zynde de muiters met sommigen hunner Landsluiden en met de Staaten; den Raad van Staate met de muiters en met de voornaamste Spanjaards oneenig; waardoor de kryg tegen den Prins en de Hollanders en Zeeuwen bezwaarlyk kon worden voortgezet. Voorts waren de Spaanschen zonderling gestoord op de Staaten van Brabant, die, onlangs, op 's Konings naam, den vreemdelingen het hebben van Ampten, in Brabant, verbooden hadden(v). + Oranje verzuimde niet, zyn voordeel te doen, met de ongelegenheid, waarin hy de Spaanschen zag steeken. Hy hieldt, te Middelburg, een waakend oog op 't gene in Brabant en Vlaanderen omging, midlerwyl Brieven afvaardigende, aan de Staaten van Brabant, Gelderland, Vlaanderen, Utrecht en andere Landschappen, waarin hy hen allen vermaande ‘om zig te vereenigen tegen de Spanjaards, en de vryheid te verwerven, die nu voor de deur stondt, en hun, door de verdeeldheid hunner verdrukkeren, van zelve, werdt aangebooden.’ Hy verzekerde hun tevens ‘dat hy geene verandering in den Godsdienst zogt, gelyk hem ten onregte naging; maar zig, omtrent dit stuk, naar 't besluit der algemeene Staaten, dagt | |
[p. 105]origineel
| |
te voegen.’ Eindelyk, boodt hy hun zynen dienst en den bystand der Staaten van Holland en Zeeland aan, verklaarende ‘geenen anderen toeleg te hebben, dan de Nederlanden in de gekreukte voorregten te herstellen en te handhaaven.’ Diergelyke Brieven zondt hy ook aan Filips, Graave van Lalaing, en aan andere Nederlandsche Heeren(w). Zyn schryven bragt zo veel te wege, dat men, in Brabant en in Vlaanderen, allereerst, op eene Verbindtenis met Holland en Zeeland begon te denken. De Heer van+ Glimes ook, zig diep hebbende ingelaaten met de Staatsche partye, verstoutte zig, in den aanvang van Herfstmaand, niet zonder medeweeten, zo geloofd werdt, van den Prinse van Oranje(x), ja, volgens de verklaaring van die van Brussel van den jaare 1584, op zynen raad, en dien der gemagtigden van Holland en Zeeland(y), met zyne twee vendelen Waalen, het Hof te Brussel te overvallen, en de Raaden van Staate en anderen, die men verdagt begon te houden van te zeer met de Spanjaards te heulen, in hegtenis te neemen(z). Hy dekte zig, met den naam der Staaten van Brabant; die egter, naderhand, loochenden, hem hiertoe last gegeven te hebben. Eenige Raaden, in 't gemeen Patriotten+ genoemd, werden, terstond, geslaakt; doch Mansfeld, Barlaimont, Viglius, Assonville en Del Rio, die men* Spaanschgezin- | |
[p. 106]origineel
| |
den noemde(a), nevens de Geheimschryvers Berti en Schaarenberg, eenen geruimen tyd, bewaard(b). Viglius werdt egter, in Wynmaand,+ ontslaagen(c). Hieronimus Roda, een der Raaden, wiens zoon, Lodewyk, men op Treurenberg gevangen gezet hadt(d), was, kort te vooren, vertoogen naar Antwerpen, daar hy, op de tyding van 't gene te Brussel geschied was, hevig uitvoer tegen den Hertoge van Aarschot, dien hy de wyt van alles gaf. De gevangen' Raaden, voorts, voor vroom, de overigen voor verraaders verklaarende, hieldt hy zig zelven voor het eenig getrouw lid des Raads, welk zyne vryheid nog hadt behouden, en hadt de koenheid van zig 't gezag eens Landvoogds aan te maatigen, te tekenen, en te zegelen, op 's Konings naam, en der Wethouderschap van Antwerpen te beveelen, zyne geboden te agtervolgen(e): welk bedryf de wettigheid der Regeeringe te onzekerer maaken moest. + Midlerwyl, hadden de Staaten van Vlaanderen het Slot te Gend doen beleggen, uit vreeze dat de bezetting den muiteren te Aalst mogt toevallen. Doch hierop raakten de Spanjaards, aan verscheiden' oorden, gaande, en vielen 'er, dagelyks, gevegten voor, tusschen hen en de Staatschen. De geslaakte Leden des Raads van Staate verklaarden toen | |
[p. 107]origineel
| |
de muiters andermaal voor vyanden, op den twee-entwintigsten van Herfstmaand, en gaven bevel, om zig alomme tegen hen te wapenen: te gelyk verbiedende, Roda, wiens gezag zy voor onwettig uitmaakten, ergens in te gehoorzaamen, en 's Konings Krygsvolk noodigende, om hun toe te vallen, onder belofte van volle betaalinge. De Staaten,+ te Brussel byeen gekomen, droegen 't opperbeleid der zaaken, zonderling van oorloge, den Hertoge van Aarschot op, hem, tot Stedehouder, den Graaf van Lalaing, tot Veldmaarschalk, den Heer van Goignies toevoegende. Ook benoemden zy eenige Heeren, uit welken hy zyne Raadsluiden te kiezen hadt. Voorts besloot men, de gemeene kragten der Nederlanden samen te trekken, en tegen de muiters te gebruiken(f). |
|