Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan WagenaarXXXIII. Breda, door Parma verrast.Doch beter gelukte hem, in Zomermaand, de verrassing van Breda. Op 't Slot aldaar, zat de Heer van Fresin gevangen, die, zig in de gunst der soldaaten hebbende weeten in te wikkelen, eenigen derzelven, door groote beloften, verleid hadt. De Prins van Parma, hiervan verwittigd, en te gelyk, dat 'er slegts zesendertig man op 't Slot lagen, en een half vendel in de Stad, doet hieromtrent eenig volk byeen trekken, onder Claude van Barlaimont, Heere van Hautepenne, en Maarten Schenk, in schyn, om 's Hertogenbosch en Eindhoven te dekken, welke Steden thans, door de Staatschen, gedreigd werden, met een beleg, waartoe men zelfs een deel der bezetting uit Breda geligt hadt. De Kolonel la Garde, zig naar Turnhout begeven hebbende, met zyne benden, | |
[p. 380]origineel
| |
werdt derwaards gevolgd, door Hautepenne en Schenk, die zig by Hilverenbeek nedersloegen, op de zevenentwintigsten van Zomermaand. Tegen den avond, brakenze egter wederom op, en kwamen, des nagts, te Breda, agter 't Slot. Een der verleidde soldaaten stondt hier op schildwagt: de overigen, beschonken door Fresin met een' tonne biers, lagen, meest allen, verwonnen van drank en vaak. De vyand beklimt dan de vesten, zonder wederstand. Doch 't werdt juist gezien van een' Hollandsch Hopman, die met een jagt aankwam, en terstond twee schooten deedt, welken de Burgery wekten en in 't geweer hielpen. De vyand, zig ontdekt ziende, vliegt naar 't wagthuis, doodt elf bezettelingen, en vermeestert het Slot, by verdrag, daar Fresin toe geraaden hadt. 't Bevel over de Burgerye aanvaardde, midlerwyl, de Burgemeester Govert Montens, die terstond deedt schansen tegen 't Slot, alomme orde gaf, en naar la Garde zondt, om ontzet. De Koningschen, van 't Slot ter Stad ingestort, werden, tot vyf of zes reizen, te rug gedreeven. Zy drongen egter geduuriglyk zo sterk aan op de burgerye, dat zy, allengskens vorderende, den brand in eenige huizen kreegen. Ook bemagtigden zy de Gasthuispoort, waar door hunne Ruitery binnen raakte. De burgery en eenige soldaaten weerden zig dapperlyk, aan veele oorden, zonder onderscheid van gezindheid, en geestelyken zo wel als weereldlyken. Sommigen kreegen egter eene poort open, drongen ter Stad uit, daar eenigen onder dood | |
[p. 381]origineel
| |
bleeven. Anderen wierpen zig van den wal af, en verdronken, ten deele. De vyand, eindelyk, te magtig geworden, behieldt de overhand; na dat men, tot negen uuren des morgens, gevogten hadt. Ruim honderd ingezetenen waren 'er gesneuveld, en omtrent vierhonderdenvyftig Spaanschen. De Bisschop van Roermonde, Wilhelmus Lindanus, kwam, kort hierna, te Breda, om 'er den Roomschen Godsdienst te herstellen. Hautepenne bleef Overste der Stad. Hy ondernam,+ ten deezen tyde, ook eenen aanslag op Geertruidenberg en op Heusden; doch men was, op beide deeze Plaatsen, beter op zyne hoede(e). Den negenden van Oogstmaand, werdt Eindhoven overrompeld van de Staatschen; doch het bleef slegts twee maanden in hunne magt. Hautepenne dwong het, in Wynmaand, wederom tot de overgaave(f). |