Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Beneden de wind (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Beneden de wind
Afbeelding van Beneden de windToon afbeelding van titelpagina van Beneden de wind

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.32 MB)

Scans (9.39 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/koloniƫn-reizen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Beneden de wind

(1974)–J. van de Walle–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Herinneringen aan Curaçao


Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

Gomez in de kerk der dogen

Wie eenmaal aan een boek is begonnen wordt op de meest onverwachte plaatsen met zijn onderwerp geconfronteerd. Toen ik bij voorbeeld met mijn vrouw een vakantie doorbracht in Venetië werd ik vaak herinnerd aan...Curaçao en zijn kleine stadstaat. In verschillende kerken bekeek ik op mijn gemak de talrijke, dikwijls door de tand des tijds aangevreten kunstwerken, en de ligging van ons hotel maakte dat ik in die dagen menigmaal de basiliek van St.-Johannes en Paulus binnen liep, de kerk der paters dominicanen in Venetië, beter bekend als de kerk der dogen.

In dat geweldige kerkgebouw, waarin heel Curaçao gemakkelijk een toevlucht zou kunnen vinden, liepen de paters dominicanen gekleed in dezelfde witte toog en zwarte mantel als hun broeders op het eiland Curaçao in de jaren dertig van deze eeuw.

Dikwijls bezocht ik de kerk in de vroege ochtenduren en ik was dan, afgezien van een bediende die muzieklessenaars en stoelen versjouwde, de enige aanwezige. Op een van die ochtenden echter zag ik voor de icoon van de Moeder Gods van de Vrede een oud vrouwtje in diep gebed verzonken op de knieën liggen.

Volgens de overlevering zou een zekere Paolo Morosini in het jaar 1349 deze icoon naar Venetië gebracht hebben; oorspronkelijk was het schilderij uit Byzantium afkomstig. Kijkend naar het wonderwerk, viel het me op hoe donker getint het gezicht van deze Maria is, een eigenschap overigens die zij deelt met tal van andere Maria's op iconen. Nu zou je kunnen denken dat dit een verkleuring is als gevolg van de kaarsen die de gelovigen voor die schilderijen laten branden, maar aan de andere kant is het best mogelijk dat onze echte Maria een vrouwtje is geweest met trekken zoals je die behalve rond de Middellandse Zee, het noorden van Afrika en vooral in Zuid-Amerika, ook op de Caraïbische eilanden zo dikwijls terugvindt.

Dat Curaçao historisch gezien sterke bindingen met het Middellandse-Zeebekken heeft, staat als een paal boven water. Niet alleen werd de Curaçaose bevolking, voor zover ze niet reeds in Afrika of ergens anders was gekerstend, door paters dominicanen van ten dele

[pagina 26]
[p. 26]

Hollandsen huize tot het christendom bekeerd, maar ook de ontdekkers van ons eiland kwamen uit Italië en Spanje en schonken aan grote landen namen als Venezuela, dat tenslotte niets anders dan klein Venetië betekent.

Aan de andere kant zou je je ook kunnen afvragen of niet het grootste deel van de wereld de invloed heeft ondergaan van het Middellandse-Zeebekken.

Mary McCarthy heeft behalve het wereldberoemde boek The Group o.a. een zeer fraai werkje geschreven over de dogenstad, Venice observed. Ze schetst daarin de Venetianen als een soort rovers en verzamelaars van kunstschatten. Hun scheppingskracht, meent zij, was gering, maar uit allerlei windstreken namen ze kostbaarheden mee naar huis, die ze een plaats in eigen leven bezorgden. Ik denk dat die theorie wel houdbaar is, al is mijn respect voor het scheppend vermogen van de Venetianen juist bijzonder groot. Toch neem ik aan dat mijn knielend vrouwtje in de verlaten basiliek haar uit Byzantium geroofde icoon inderdaad als een stuk Venetië beschouwde en geen flauw idee had van de herkomst.

Al wandelend door die gigantische kerk ontmoette ik in een verloren hoekje een vriendelijke man. Hij was gekleed in die voor mij zo veelzeggende witte toog. Hij bleek behalve geestelijke ook een soort gids en boekverkoper te zijn, en in verschillende talen troonde hij me mee naar de kleine kapel die door Paolo Veronese is beschilderd, en die hij als het glansstuk van de kerk beschouwde.

Ik luisterde naar een man die zwolg in de hoogrenaissance van Italië en die, geboortig van Venetië, zijn stad als volkomen uniek op de ganse wereld beschouwde.

Al was hij Italiaan, toch zag hij Venetië als een aparte eenheid, cultureel te onderscheiden van de rest van Europa, een eilandenrijk waarin een bijzondere beschaving kon opbloeien dank zij de speciale voorzienigheid van Onze Lieve Heer zelf. Zijn overigens van humor doortinteld betoog, zijn enthousiasme, gewekt door een bereidwillig luisterende buitenstaander, deed me denken aan iets dat jaren geleden gebeurde.

De ‘Koloniale Raad’ van Curaçao vergaderde. Da Costa Gomez woonde toen in de Penstraat. We wandelden samen langs Scharloo en genoten van een heldere, mooie, zoele avond. De maan was boven de heuvels van ‘Fleur de Marie’ als een reusachtige ballon opgegaan,

[pagina 27]
[p. 27]

en verlichtte de met kalk bespatte rode pannendaken van de paleisachtige huizen aan beide kanten van de straat. De wind ritselde door de bomen die hier en daar voor de huizen staan. Onder de palmen voor de woning van de Venezolaanse consul zagen we een paar rustende mannen, het geweer overigens schietklaar, die officieel dit stukje Venezolaanse bodem op een Nederlands eiland bewaakten. Zij waren de enige mensen die we onderweg ontmoetten. Het was dood en doodstil en we kwamen onder de bekoring van de grootse architectuur, de belichting, kortom van de onbeschrijflijke sfeer die heerste op Scharloo, toen nog, in tegenstelling tot nu, een bewoonde weg met aan beide kanten de royale huizen van Curaçaose kooplieden.

‘Wat is 't hier toch mooi,’ zei ik tegen Gomez. Hij barstte uit zoals de pater in de kerk der dogen over Venetië, in een lofzang over de pracht en unieke plaats van Curaçao in de gehele wereld. Men kan dit afdoen als navelkijkerij. Men kan ook plechtig zeggen dat de Italiaanse pater en de Curaçaose politicus fanatiek op zoek waren naar een eigen identiteit!

De overeenkomsten tussen Venetië en Curaçao houden bepaald niet op bij het zoeken naar eigen wezen. De Venetiaanse burgerlijke woningbouw doet denken aan die van Curaçao, de luchten boven het eiland zijn helderder, doorzichtiger dan de luchten boven Venetië, maar de tinten komen soms toch sterk overeen. De zeewind is in beide eiland-rijken overal aanwezig. Je ruikt de zee als je op het San-Marcoplein loopt en je ziet, alsof je op de Handelskade van Willemstad staat, in Venetië grote schepen door de nauwe zeeëngte varen, op weg, net als op Curaçao het geval is, naar een olieraffinaderij die aan honderden Venetianen werk geeft.

Verschillende keren stond ik in Venetië een ogenblik stil bij het monument van Daniele Manin. Tot twee keer toe vond ik zijn portret in Venetië en een gesprekje met een meisje aan de receptie van een hotel maakte me duidelijk dat deze man uit 1848 in zijn vaderstad niet vergeten is. Ook niet door gewone mensen.

De overeenkomst tussen Manin en Da Costa Gomez is in hoge mate treffend. Manin was evenals Gomez een katholiek met joodse achtergrond. Hij was evenals Gomez een ongelooflijk intelligente leerling op school. Als Gomez hoopte hij een carrière te maken als jurist. Als Gomez wierp hij zich vrijwel onverwacht in de lokale politiek.

[pagina 28]
[p. 28]

Hij wierp de toenmalige Oostenrijkse overheid de handschoen toe en begon te pleiten voor een soort aan Venetië te verlenen autonomie. Dat leidde tot een mislukt herstel van de vroegere republiek en ten slotte werd Venetië een deel van een zich verenigend Italië. Gomez heeft evenals Manin gestreden voor een interne autonomie voor zijn stadstaat, zij het in samenwerking met een moederland, terwijl hij, voor zover ik weet, nimmer van zelfstandigheid droomde.

Manin bleef, evenals met Gomez het geval is, voortleven in de herinnering van zijn stadgenoten, die hun stad, zoals de Curaçaoënaars hun eiland, beschouwen als een unieke eenheid in de wereld.

Er zijn andere overeenkomsten. Een zeehaven, een olieraffinaderij, smalle straatjes zoals in de oude vestingstad van Curaçao, en net als Curaçao is ook Venetië aangewezen op toerisme, geschraagd door herbergiers en neringdoenden die, zoals in de Herenstraat van Willemstad, voor hun winkels staan, wachtend op klanten. In die oude stad hangt de melancholie van een groot verleden, opgebouwd uit elementen uit vele delen van de wereld.

Het was geen wonder dat ik in Venetië voortdurend moest denken aan Curaçao en aan het boek dat ik wilde schrijven over de dingen die nu voorbij zijn. Toen ik het museum van de Amerikaanse verzamelaarster Peggy Guggenheim bezocht keek ik lang naar de ruiter van Marino Marini, het beeld dat daar tegenover de aanlegsteiger van het huis staat. In vroeger jaren stond dezelfde ruiter van Marini, zij het iets fraaier gemodelleerd, voor het huis ‘Stroomzigt’ van Engels. Hij is er niet meer helaas. Hij heeft nu ergens een plaats gevonden in een Amerikaanse verzameling.

Als ik het wel heb heeft Engels, een spaarzame dokter, destijds, daartoe aangespoord door een fotootje in een of ander tijdschrift, de Italiaanse meester bezocht en hem gevraagd zo'n ruiter te vervaardigen als in de verzameling Guggenheim. Zijn ruiter, opgesteld voor het huis ‘Stroomzigt’, week enigszins af van die uit de Guggenheimverzameling, omdat de kop massaler en indrukwekkender werd.

Al zijn de overeenkomsten tussen Venetië en Willemstad, hoe bescheiden dit laatste stadje ook moge zijn vergeleken met de mooiste stad van Europa, bijzonder groot, je mist in Venetië de Westindiërs, de mensen van het Caraïbisch bekken. Bestaan ze? Zoals de Italianen bestaan?

Indertijd, het was in Den Haag, heb ik eens lang met Gomez over

[pagina 29]
[p. 29]

die vraag zitten praten in de gelagkamer van ‘De Posthoorn’. Gomez was toen ‘gevolmachtigd minister’ van de Antillen, en had op de derde verdieping van een huis in de Lange Houtstraat een kamer gehuurd. Na kantoortijd dronken we een kop koffie en praatten we over een nieuw begrip dat hier en daar een rol ging spelen. De oorlog was toen pas voorbij en de gemiste kansen uit de oorlogstijd lagen vers en bitter in mijn geheugen. Een ‘Caraïbische Commissie’ werkte nog maar korte tijd. Winston Churchill had geweigerd aan de Britse kroonkoloniën in de West onafhankelijkheid te geven. Hier en daar droomde men van een federatie der Brits Westindische eilanden, die door Westindiërs bewoond zou worden.

Toen ik aan de navolger van Daniele Manin, aan Gomez, vroeg of ook Curaçao zich niet bij een dergelijke nieuwe staatkundige eenheid, indien ze ooit mocht ontstaan, zou kunnen aansluiten, glimlachte hij om mijn fantasieën. Hij zei: ‘Je bent vijfentwintig jaar op je tijd vooruit. Er zal nog heel wat water door de Caraïbische Zee vloeien voordat daar een federatie ontstaat die alle landen in dat Caraïbisch bekken omvat.’

Hij had natuurlijk gelijk. Want de voorstanders van de kleine staat en de kleine staatkunde hebben volledig het pleit gewonnen sedert Norman Washington Manley, de grootste federalist die men in West-Indië ooit gekend heeft, in vol vertrouwen zijn mensen op Jamaica liet stemmen over de vraag: nationale onafhankelijkheid of federatie? Tot zijn diepe teleurstelling kozen zij in meerderheid voor de eigen nationale onafhankelijkheid, overtuigd als ze waren van de unieke plaats die Jamaica inneemt onder de zon, net zoals mijn gids in de kerk der dogen overtuigd was van de unieke plaats van zijn vaderstad in het vage conglomeraat dat Italië heet en dat in wezen niet anders is dan een samenvoegsel van staatjes, hertog- en prinsdommen, republieken en vrije steden.

Toen ik dit onderwerp in de gelagkamer van ‘De Posthoorn’ aansneed bleek Gomez de autonomie te willen bezegelen door een monsterverbond met Nederland, waarmee hij zich, evenals vele andere Curaçaoënaars in zijn tijd, verbonden voelde. En dat hij beschouwde als de goedmoedige, liberale, koloniale overheerser die op cultureel gebied de mensen in hun waarde liet en hun het meest eigen bezit, het Papiamentu, van harte gunde.

Hij stond, hoezeer een vooruitstrevend mens en origineel denker,

[pagina 30]
[p. 30]

toch als vele anderen in zijn dagen op een tweesprong, zoals ook zijn grote voorganger Manin op een tweesprong had gestaan. Nederland, dat hij in zijn studentenjaren had lief gekregen, kon hij niet zonder meer vaarwel zeggen. Binnen dat Nederland - dat was zijn droom - wenste hij de Antillen, die zes kleine eilanden in de Caraïbische Zee, een geheel eigen veilige plaats te bezorgen. Een veilige plaats waarvan thans, dertig jaar later, de veiligheid twijfelachtig is.

Het was geen wonder dat juist dit onderwerp centraal stond toen ik in '71 enkele dagen op ‘Stroomzigt’ doorbracht.

‘Men kan,’ zei Engels, en hij herhaalde toen een veel gehoorde opvatting, die op den duur zijn betekenis misschien zal verliezen, ‘Italië niet vergelijken met het Caraïbisch bekken. Daar voerde men handel van Italiaanse stad naar Italiaanse stad. Italië verbrokkelde niet. Bij ons in het Caraïbisch bekken echter is van onderlinge handel nog geen sprake.’

‘Van verbrokkeling des te meer,’ zei Engels, die peinzend opmerkte dat het geen wonder was wanneer een man als Gomez zich aan Nederland en niet aan Zuid-Amerika vastklampte, het was alsof hij daarmee het negervraagstuk wilde ontwijken.

En wederom stond de vraag der menselijke identiteit centraal in ons denken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken