Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Merckenweerdigste voorvallen en daegelijcksche gevallen. Brugge 1797 (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Merckenweerdigste voorvallen en daegelijcksche gevallen. Brugge 1797
Afbeelding van Merckenweerdigste voorvallen en daegelijcksche gevallen. Brugge 1797Toon afbeelding van titelpagina van Merckenweerdigste voorvallen en daegelijcksche gevallen. Brugge 1797

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.06 MB)

Scans (14.73 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Editeurs

Yvan vanden Berghe

Ronald Engelrelst

Noël Geirnaert

André Vandewalle



Genre

non-fictie

Subgenre

kroniek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Merckenweerdigste voorvallen en daegelijcksche gevallen. Brugge 1797

(1997)–Jozef van Walleghem–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[November]

(1 november 1797)

- fol. 62 - Op den 1 november zijnde den pligtigen feestdag van alle Heijligen en eenen der vier hoogdaegen van het jaer, welke voor alle de veranderinge zoo pligtig in alle onse kercken plagt geviert te worden, te weten in die tijden wanneer in de cathedraele kercke van St.-Donaes, naer de pontificale hoogmisse den apostelijcken segen door den regeerenden bisschop plagt gegeven te worden met kwijtschelt van alle sonden en dat dat alle de andere goddelijcke diensten op desen en andere feestdaegen der kercke met zooveele godtvrugt, plagt en luijster plagten geviert te worden, is integendeel alles op heden onderbleven en in alle onse kercken is niet anders als de vier missen door de beeegdige priesters, hiervooren gemelt, gedaen geworden. Eene saek die heden nog meer het heele ongeluckig Nederlandt moet ontstellen, doen schrikken en beven, indien er voor den geestelijcken staet geene versagtingen ingebragt worden, is het afdruksel van het vredetraectaet, dat men heden ziet in 't licht verschijnen, tusschen Zijne Majesteijt den Keijser der Romeijnen, Koning van Hongarien en Bohemen en de Fransche Republijke gesloten bestaende uijt XXV artikelen en welcke versaemeling sub N. kan gesien worden en waeruijt blijkt dat de ongeluckige en voorheen zoo bloeijende Nederlanden voor altijdt aen de Fransche republijke afgestaen en gegarendeert zijn. Hierom zijn heden van heden van 8 tot 9 uren 's morgens, van 12 tot 1 uren 's middags en van 7 tot 8 uren 's avons alle de klokken der stadt geluijt geworden, welk geluijt telkens door het spelen van een ure op 't carlion gevolgt wiert, waerom er aen de egtheijd deser maeren niet meer schijn getwijffelt te worden en door welke tijding allen welpeijsenden als door eenen blixemslag getroffen wordt, omdat men voorsiet wat wij nog te verwagten hebben.

(2 november 1797)

Op den 2 november is gelijk als gisteren het geluijt der klokken en 't gespel op 't carlion gecontinueert en heden zijnde den feestdag van Allerzielendag, die voorheen met zooveele godtvrugt, luijster en pragt in alle de kercken van 't Nederland onderhouden wiert voor de geloovige lijdende zielen in 't vagevier, zoo door het celebreren van alle godtvrugtige diensten in de kercken, het doen van goede werken, hooren en doen celebreren der missen, H. communien, geven der aelmoessen als menige andere goede werken, het onderhouden van luijsterlijcke en godvrugtige octaven, is alles op heden onderbleven, alsof het noijt hadde gepleegt geweest, alleenelijk in de kercke van St.-Salvators door den beeedigden priester en koninik Van Cuijl 's morgens om agt uren eene

[pagina 82]
[p. 82]

misse en om vier een lof zonder gesang en met uijtstelling van 't Alderheijligste, dat van weijnige gefrequenteert wordt gedaen wordende, want men niet meer weet waeraen men zig zoude gedraegenGa naar eind(164). CCCLXXX gaset van den 2 november, etc.

(3 november 1797)

Op den 3 november is gelijk gisteren het geluijt der klokken en het speelen van 't carilion gecontinueert geworden. Ook weet heden voorseker dat er negen priesters deser stadt den gevraegden eedt door de Fransche republijke gedaen met de vrede hebben afgeleijt, welke nogtans niet genoemt worden en welke een gevolg zoude konnen zijn dat den eedt door nog meer andere zal gedaen wordenGa naar eind(165).

(4 november 1797)

- fol. 63 - Op den 4 november zijnde martdag, was er een groot disorder, zoo in de winkels als op de marten, ter oorsaeke van een verspreijt gerugt dat de Luijksche schellingen merkelijk in prijs vermindert waeren, tot zooverre dat op veele plaetsen en kraemen, men die niet en wilde ontfangen. Om het disorder te voorkomen wierden seffens bij order van de municipaliteijt alom schaedebeletters rond gesonden, die bekent makten en dezelve schellingen ordoneerden te ontfangen die nu in menigte in swang zijn, dat bij ook aenseggende dat het maer alleen de oude Spaensche Luijksche schellingen zijn die merkelijk in prijs verleegt zijn.

(5 november 1797)

Op den 5 november was den alderongeluckigsten toestant onser kercken nog altijdt op den zelven voet als sondag lestleden, zonder dat men nog meer missen heeft zien doen, alhoewel men zeker weet dat negen priesters reets den eedt, door de Fransche versogt, hebben afgeleijt, waeruijt men heden verwagt hadde dat er meer missen zouden hebben gedaen geweest, waerom men nog twijffelt of er meer waere den verdoemelijcken [eed], die van alle waere christene gehaet wordt, gedaen hebben.

(6 november 1797)

Op den 6 november heeft men zien een begin maeken met de heele omwerping onser H. en catholijcke kercken, terwijl met alle gewelt en grooten onkost alle de cruijsen, staende op de thoorens, weggenomen worden, openbaer voorteeken van den heelen ondergang van de religie die wij van onse voorvaderen hebben geleert en dat er eene teenemael kettersche en schismaticque religie staet ingevoert te worden; waervan een afdruksel dat ik hebbe gecopieerd hiervan de preuve is en 't welk in 't vervolg deser beschrijvinge moet worden gevoegt om te zien hoe ketters den eedt is die door de Fransche gevraegt wordt. CCCLXXXI gaset van 6 november, etc.

(8 november 1797)

Op den 8 november is 's morgens van 9 tot 3 uren 's middags, gekleet in het root als de voorgaende, op den Burg voor het stadthuijs op een schavot door den scherpregter tentoongestelt Judocus Pattijn, soon van Pieter, getrouwt man, oudt 42 jaeren, geboortig van Brugge ende lest gewoont hebbende tot Oostende, voor het helpen begaen ende

[pagina 83]
[p. 83]

medewerken in eene diefte met braeke in een bewoont huijs tot Oostende, t'eijnden dese executie voor 16 jaeren in de ijzers gecondemneert zijnde. Desen was van over verscheijde maenden door den crimineelen regtsbank tot die straffe verwesen, maer hadde tot Parijs geappaleert van sententie, die heden maer toegekomen zijnde, zeffes ter executie is gebragt geworden.

(9 november 1797)

Op den 9 november heeft eene besondere aengestelde commissie, aengestelt tot de administratie van de civiele hospitaelen en godtshuijsen van het canton van Brugge, possessie en sitplaetse genomen in het godtshuijs van St.-Nicolaes, dat tevooren door de voogden van hetzelve godtshuijs en door de nu gesupprimeerde neeringe van de mersseniers bestiert wiert. Hieruijt voorsiet men dat alle godtshuijsen en geestelijcke stigtingen, zelfs tot het hospitael, zullen gesupprimeert worden en dat er gelijk men zegt een godtshuijs en een hospitael generael zal opgeregt wordenGa naar eind(166). CCCLXXXII gaset van 9 november, etc.

(10 november 1797)

- fol. 64 - Op den 10 november in den naermiddag zijn de heeren Jaques de Net, Watervlied en TriestGa naar eind(167) in hunne huijsen in arrest genomen geworden en van daer elk met twee gandarms beweegt naer den commissaris van de centrale administratie. Aldaer onderhoort zijnde, zijn zij nog desen naermiddag met een vouture vertransporteert naer Rijssel, zonder dat iemant agterhaelen kan welke hiervan d'oorsaeke wesen mag. Zommige zeggen zulks te zijn om eene anderhandelinge die zij met eenen Franschen emigre gehouden hebben en andere zeggen omdat zij in de ontdekte conspiratie van den 18 fructidor hebben medegewerkt, dog wat hiervan zijn mag, zal den tijdt leeren en 't is altijdt seker dat niemant zonder groote redens aldus weggevoert en uijt zijne woonste getrokken wordt.

(12 november 1797)

Op den 12 november heeft men in alle de parochiale en cathedraele kercken deser stadt door verscheijde beeedigde priesters zien misse lesen, die nogtans weijnig door het volk gefrequenteert worden, ook in de kercke van Blendekenscapelle en in eenige andere, welke men zegt te zijn omdat alle de kercken waer geenen dienst gedaen wordt, bij orders van het Directorie van Parijs zullen geconfisquert worden.

(13 november 1797)

Op den 13 november is zulks maer al te klaer gebleken door een hallegebodt dat heden van 't stadthuijs afgekondigt is. Den korten inhout van welke behelst dat den sequester geboden wordt te leggen op alle priesterlijcke huijsen, goederen en kercken die niet gebruijkt of bedient door beeedigde priesters wordenGa naar eind(168). CCCLXXXIII gaset van 13 november, etc.

(14 november 1797)

Op den 14 november saeg men maer al te klaer wat vermogen het gemoed van de catholijcke religie die ons van onse voorouders geleert heeft, op het gemoed van d'inwoonders deser stadt heeft. Eenen beeedigden priester die men zegt jansenistGa naar eind(169) te zijn, gepasseerden

[pagina 84]
[p. 84]

sondag in de nog niet gesupprimeerde kercke van de Apostolinnen in d'Ezelstraete, die nog d'eenigste kercke was van de religeusen die gedoogt wiert, den goddelijcken dienst en misse gedaen hebbende, hebben meest alle ouders hunne kinderen, die aldaer in 't Fransch geleert en in de geheele en halve taefelGa naar eind(170) waeren, daeruijt getrokken, de spoedigheijd van welke als eene distructie was om elk om 't eerst zijn kint te konnen thuijs brengen, geensints willende dat hunne kinderen onder de religie van eenen zoo schismatiquen priester zouden opgebragt en geleert worden.

(16 november 1797)

Op den 16 november was men tusschen alle onse ongelucken, die zoo wegens kerk als staet menige menschen van sagrin doen sterven, als van eenen blixemslag getroffen op 't vernemen dat de members van de municipaliteijt, alle eerlijcke lieden en zoo pligtig in de kercken door het volk in germinal gekosen, bij orders van het Directorie van Parijs zijn afgestelt en dat meest alle de voorgaende haeters van het menschdom in hunne plaetsen zijn vervangen gewordenGa naar eind(171). Dat ons nog meer bedroeft om de gevolgen die wij te verwagten hebben is te vernemen dat tot Brussel door den commissaris der uijtwerkende magt en municipale bediende de kerke van St.-Gudela, zijnde d'hooftkerk is toegesegelt geworden. CCCLXXXIV gaset 16 november, etc.

(18 november 1797)

- fol. 65 - Op den 18 november in den naermiddag ten hoogsten verwondert op het vernemen dat de declaratie van den eedt aen de Fransche gedaen, was aengeplakt in de cathedraele kercke van St.-Donaes aen de twee eerste pilaeren der voorkerk, onderteekent met den naem den heer canonik De Gryse, archidiaken van den overleden bischcop en oppersten van het nog resideerende vicariat of vacante bischdom, vervolgens het hooft der kercken. In 't algemeen is men verwondert dat desen heer den versogten eedt als het hooft van de catholijcke kercke van het bischdom van Brugge gedaen heeft. Men weet niet of hij zulks gedaen heeft opdat de kerke van St.-Donaes zoude mogen behouden blijven ofte omdat hij door andere zoude gevolgt wordenGa naar eind(172).

(19 november 1797)

Op den 19 november zijnde sondag en heeft d'heer De Gryse niettegenstaende den gedaene eedt nog geenen dienst of misse gelesen, maer men zegt dat hij naer het doen van den eedt seffens uijt de stadt naer zijnen broeder vertrokken is om te zien of hij door meer zal gevolgt worden. Alleen is in die kerk door den beeegdigden pater Debrouken als op sondag gepasseert ten elf uren eene lesende misse gelesen, zoodat den toestant onser kercken nog altijdt dezelve is. Om onse overmaet van rampen nog meer te vervollen, zijn om 12 uren van desen morgen aengekomen ontrent 2000 mannen Fransche die twee en twee bij de borgers zijn beleijt geworden, welke troupen 's anderdaegs vroeg op den 20 november uijt dese stadt naer den kant van Duijnkercke zijn vertrokken, waer ontrent, zoo men zegt, een camp tegens de Engelsche zeemagt zal betrokken worden. Is zulks waer? Onse rampen zullen wegens het logeeren van menige soldaeten die hier zullen doorpasseeren

[pagina 85]
[p. 85]

nog worden vermeerdert, want men met reden vreest dat den doortogt der troupen binnen dese stadt dan groot zal zijn.

Heden zijn eenige persoonen deser stadt verdagt van medegewerkt te hebben aen valsche munten, waeronder genaemt worden Allardin, bij de Munte, diamantsetter en Claeijs en zijne vrouw, herbergier in de Wollestraete in de Bollebaene en eenige andere, faitelijk uijt hunne huijsen gelicht en in vangenis beweegt zonder dat de waere oorsaek hiervan kan ontdekt worden, hunne huijsen met schaedebeletters bewaert wordende.

Heden is bij orders van de centrale administratie bij hallegebode van 't stadthuijs afgekondigt eene wet aengaende de formaliteijten die men te volgen heeft voor de circulatie der koop- en eetwaeren welke binnen de twee mijlen der grensen naer vremde landen vervoert worden. CCCLXXXV gaset van 20 november, etc.

(23 november 1797)

Op den 23 november gelijk de twee voorgaende daegen, zijn binnen de stadt Brugge langs verscheijde poorten der stadt een overgroot getal Fransche troupen aengekomen om de batalions saemen te vereenigen en tesaemen te vertrekken, zoodat men nu langs de Straeten meer troupen als borgers siet, welke nu in 't midden van den winter tot onse meerdere overmaet van rampen, ongelucken en ellenden alle bij de borgers gelogeert worden.

Nu is in het licht verschenen de vertaelinge van eenen brief van den burger J.F. De Gryse, archidiaken van de diocese van Brugge, aen de municipaliteijt van hetzelve gemeente, welke versaemeling sub N. kan gesien worden en waeruijt men ziet de beweegredens die desen minister als opperhoft van den godtsdienst tot den eed beweegt hebbenGa naar eind(173). CCCLXXXVI gaset 23 november, etc.

(25 november 1797)

- fol. 66 - Op den 25 november zijn 's morgens om 7 uren de menigte Fransche soldaeten welke sedert eenige daegen waeren aengekomen en die alle bij de borgers hebben gelogeert geweest, nu in 't midden van de winterdaegen tot het grootste overlast dienende, vertrokken de Mart naer Gend langs de Cruijspoorte om verders naer Brabant op te marcheeren, vanwaer dat d'andere menigte waeren gekomen, die zoo hier als in andere plaetsen van 't departement ingekwartiert zijn. Zulks stelt ons nog eenigsints gerust dat er geen camp ontrent Duijnekercke zal betrokken worden en dat die beweegingen maer alleen voor het veranderen van garnisoenen verplaest zijn. Sedert gisteren de sitting van het tribunael crimineel geopent zijnde, is heden het proces geeijndigt van agt persoonen, overtuijgt van dieften met braeken en geweldigheden aen de persoonen in d'huijsen gepleegt te hebben, die alle agt tot 6 uren tentoonstelling en 24 jaeren in d'ijzers veroordeelt zijn.

(26 november 1797)

Op den 26 november 's morgens ten 7 uren heeft den heer De Gryse, hiervooren verhandelt, eene lesende misse gedaen in de kercke van St.-Donaes, zulks terwijl er geene diensten meer aengekondigt of geene klokken meer luijden op 't onverwagts voorkomende, is zijne misse

[pagina 86]
[p. 86]

bijnaer van niemant aenhoort geworden terwijl de godvrugtige die nog in de kercke veriaeten van het priesterdom waeren uijt dezelve saeg vertrekken, die misse niet willende hooren. Nu mag men met waerheijd en met volle sekerheijd seggen dat het alderongeluckigste doolhof ten regarde van onse Heijlige religie die men tevoor ook met zooveel luijster en godtvrugt heeft sien bloeijen, algemeen geworden is. En waerom? Den archidiaken De Gryse, die nu als president resideert in ons vacerende bischdom, heeft dat men zekers weet, eerst alle priesters ontraeden en op hunne verdommenis verboden van dien eedt aen de Fransche republijke te mogen en nu heel op 't onverwagst doet hij zelfs dien eedt zonder iemant te consulteeren en geeft op zijnen eijgen naem den brief uijt van welke hiervooren mentie gemakt is. Zulks doet bijnae geestelijk en weerlijk dooien, zoodaenig dat men niet meer weet waeraen men moet geloven en de voorafgaende teekens bewijsen klaer dat ons geheel H. roomsch catholijk geloof van ons ontnomen is en naer andere landen als volgens het woort van Godt zal overgedraegen worden. Ongeluckige inwoonders der landen van eenen keijser JacobinGa naar eind(174), die van den beginne zoo schismaticq als de Fransche geweest heeft en dese barbaersche natie tot een werktuijg gebruijkt heeft om ons zonder religie te stellen en voor onsen heelen levensloop ongeluckig te maeken, gelijk nu de gevolgen zullen gaen leeren wat al rampen aen kerk en staet zullen ingevoert worden.

(27 november 1797)

Op den 27 november is in 't tribunael crimineel eenen man veroordeelt tot 6 uren tentoonstelling en 16 jaeren in d'ijzers voor het begaen van verscheijde dieften met braeke zoodat er verscheijde staen op het schavot gebragt te worden. CCCLXXXVII gaset van 27 november.

(29 november 1797)

- fol. 67 - Op den 29 november zijn 's morgens van ten 10 uren tot den 4 uren 's middags op een schavot door den scherpregter op den Burg voor het stadthuijs tentoongestelt de agt gecondemneerde door den crimineelen regtsbank, als hiervooren fol. 66, veroordeelt, t'eijnden de executie alle agt tot de straffe van 24 jaeren in d'ijzers die hun aengeslaegen wierden gecondemneert zijnde. Dese agt schelmen waeren het hair afgeschoren en met eene roode mutse en cousen, holleblokken aen de voeten, van onder tot boven gekleet in het root, 't welk eene aendoenelijcke vertooning uijtmakte terwijl het schavot dobbel geplaest stont en zij rekewijs vier en vier op hetzelve aen de staeken gebonden waeren. Het meeste schelmstuk hebben zij begaen op de parochie van Reeninge, waer zij man en vrouw in eene herberg en alle de persoonen die in het huijs waeren, in hunne bedden hebben gebonden, gelaeden pistoolen in d'handen hebbende, onder verdreegingen en doodelijcke stooten van te dooden alle die eenig gerugt zoude gemakt hebben, aldus geduerende meer als eene ure stelende en ontroovende alles wat in hetzelve huijs was. Dusdaenig dat, waer 't dat zij het fait niet hadden voor het uijtgeven van het decreet die voor zulke schelmen de doodstraffe uijtgesproken heeft, zij alle agt voorzeker zouden gegulitonneert geweest hebben.

[pagina 87]
[p. 87]

(30 november 1797)

Op den 30 november is bij hallegebode van 't stadthuijs en bij trommelinge rond de stadt bij orders van het Directorie van Parijs het volgende besluijt afgekondigt dat de commissarissen van de uijtwerkende magt bij de municipaele administratie drij tabellen moeten opmaeken, waervan de eerste zal behelsen den naem, ouderdom, woonplaets en gewesen hoedaenigheijd van alle de priesters die binnen hun kanton den eedt van haet tegen de koninglijcke magt geswooren hebben; de tweede zal begrijpen den naem, ouderdom, woonplaets en gewesen hoedaenigheijd van alle de priesters binnen hun kanton resideerende die den eedt niet gedaen hebben en de derde zal op gelijcke wijse de naemen, etc. behelsen van de priesters die sedert de afkonding der wet van den 19 fructidor hunne gewonelijcke woonsten veriaeten hebben. Dese tabellen moeten door de municipaliteijten geteekent worden en tegen den 15 der loopende maendt frimaire bij het departement ingelevert zijn om van daer ten spoedigsten naer het Directorie gesonden te worden. In het besluijt van het Directorie wordt geseijt dat de centraele administratien in het oversenden van die tabellen besonderlijk die priesters moeten aenwijsen die om reden van hun gewesen oppergesag of om andere middelen eenigen invloed zouden konnen gehadt hebben om de andere priesters van den vereijschten eedt af te houdenGa naar eind(175). Daernaer las men eene waerschouwinge waerin de municipaele administratie der commune en canton van Brugge haere geadministreerde verwigtigt dat zij benaemt heeft tot de plaetse van officier publick van dit kanton den burger Petrus Goddijn, haeren medeamptgenootGa naar eind(176). Nu is den nomber van de 388 gasette van Gend op een heel ander formaet en besegeltGa naar eind(177), die een orje par stuk meer kost, dog nog den voorigen tijtel als de voorgaende draegt, zooals in dezelve kan gesien worden, etc.

eind(164)
Zie noot 142.

eind(165)
Op 12 brumaire jaar VI (2 november 1797) hebben inderdaad negen priesters de eed afgelegd. Het ging om vijf monniken van de Sint-Andriesabdij, één van de Eekhoutabdij, één van de Duinenabdij, één dominicaan en één ongeschoeide karmeliet, m.a.w. geen enkele seculiere geestelijke. In de volgende twee maanden volgden nog zeker veertien anderen, meestal regulieren (zie de lijst van K. PRIEM, o.c., p. 156-157).

eind(166)
De commissie der Burgerlijke Godshuizen, opgericht bij wet van 16 vendémiaire V (7 oktober 1796) was voor een eerste maal in officiële vergadering bijeengekomen in het Sint-Janshospitaal op 23 juli 1797. Vier maanden later verhuisde ze naar het Sint-Niklaasgodshuis: cfr. de processen-verbaal van de commissie, in het archief van het O.C.M.W. te Brugge. Dit werd reeds bekendgemaakt door M. DE DUYTSCHE, Enkele facetten van het Sint-Janshospitaal te Brugge in de negentiende eeuw, in: Het Brugs Ommeland, jg. 27 (1987), p. 20-21 en ID., Het archief van de Potterie, in: Van Blindekens naar de Potterie. Een eeuwenoude Brugse belofte, Brugge, 1980, p. 213 (met dank aan Hilde De Bruyne, archivaris). Over het St.-Niklaasgodshuis zie DG. 1795, n. 11 en 25. De voornemens tot het centraliseren van de godshuizen en hospitalen leiden pas jaren later tot concrete plannen: P. VAN ZEIR, De armenzorg te Brugge, in: Biekorf, jg. 61 (1960), p. 378 vermeldt een ontwerp van 1806.

eind(167)
Jacobus de Net was een voornaam koopman, makelaar en ondernemer. Hij behoorde tot het progressieve milieu en speelde een rol als democraat tijdens de Brabantse Omwenteling en als een leider van de Jacobijnse club tijdens de eerste Franse overheersing (1792-1793). Hij vluchtte trouwens in maart 1793 met de Fransen mee. In 1795 fungeerde hij als een overtuigd lid van het nieuwe pro-Franse gemeentebestuur. Het is dan ook niet duidelijk waarom hij werd opgepakt. (Y. VANDEN BERGHE, Jacobijnen en Traditionalisten, passim; P. VERHAEGEN, o.c., p. 343). Philippe Veranneman de Watervliet was een ambitieus advocaat uit het Oostenrijksgezinde ambtsadellijke milieu die in 1790 een filosofisch traktaat ‘Traité de la souveraineté’ publiceerde. Hij viel zowel bij de revolutionairen als bij de Oostenrijkers in ongenade. Vermoedelijk was hij een tegenstander van het Franse regime. In februari 1795 was hij reeds een tijdje door de Fransen aangehouden geworden. (Y. VANDEN BERGHE en F. SIMON, Philippe Veranneman de Watervliet. Een politiek publicist in de Revolutietijd. Brugge 1790-1815, in: Biekorf, 1967, p. 134-141; IDEM, Brugge in de Revolutietijd, 1770-1794, o.c., p. 35-43 en P. VERHAEGEN, o.c., p. 329). Baron Charles Triest was een gekende tegenstander van het Franse regime. Reeds in de periode 1792-1793 verzette hij zich en werd hij aangehouden. Nadien volgden nog meerdere aanhoudingen en ondervragingen in 1794 en 1795. (Y. VANDEN BERGHE, Jacobijnen en Traditionalisten, o.c., passim; P. VERHAEGEN, o.c., p. 321, 325, 326, 330, 331, 332).

eind(168)
Zie SAB., reeksnr. 122, Plakkaten, reg. 45, nr. 7.

eind(169)
Volgens K. PRIEM, o.c., p. 140, n. 105, ging het om Martinus Delva, seculier priester, beëdigd op 4 november 1797 (ibid., p. 157). Hij was afkomstig uit het bisdom Doornik. Sinds 1793 was hij bij de Brugse apostolinnen gehuisvest. Toen al waren zijn opvattingen verdacht (ibid., p. 58 en 124, n. 93). Hij had echter een grote invloed op de zusters, vooral op de overste. Zijn opvattingen zouden hebben aangeleund bij het quiëtisme. Begin 1796 hadden de vicarissen tevergeefs gepoogd zijn invloed op de zusters tegen te gaan door hem te dwingen de gemeenschap te verlaten, met verbod nog mis te lezen (A. VANHULLE, De Zusters Apostolinnen te Brugge, in: 't Schrijverke, 20e jaargang, nr. 7 (april 1991), p. 5-12, zie vooral p. 7-8).
eind(170)
In het klooster van de Apostolinnen in de Hugo Losschaertstraat konden meisjes zowel in internaatsverband (geheele taefel) als gewone scholier (‘half-intern’, halve taefel) de lessen volgen. In de literatuur was tot nu toe alleen bekend dat de Apostolinnen aan arme meisjes rudimentair beroepsonderwijs verstrekten, vooral kantklossen. Uit deze passage blijkt dat de zusters toen ook een Frans pensionaat hadden georganiseerd (vgl. MV 1793-1794, p. 173, n. 168, MV. 1791-1792, p. 183, n. 131 en A. VANHULLE, o.c., p. 5-12).

eind(171)
Na het bestuur van het departement werd dus nu ook het gemeentebestuur gezuiverd van al te gematigde elementen en tegenstanders van het Franse regime.

eind(172)
De eedaflegging van kanunnik Jacobus Franciscus de Gryse, aartsdiaken en vicaris van het bisdom, één van de bestuurders van het vacante bisdom Brugge, maakte vanzelfsprekend een grote indruk, temeer daar hij tot dan toe gold als één van de voornaamste tegenstanders van de eed. Het gebeuren zorgde voor een tweespalt in het vicariaat van het bisdom. De Gryse werd, niettegenstaande zijn eedaflegging steeds gewantrouwd door de autoriteiten, vooral nadat duidelijk was dat hij contacten onderhield met Rome (K. PRIEM, o.c., p. 76-78).

eind(173)
‘Minister’ is hier gebruikt in de betekenis van ‘bedienaar van de eredienst’. De brief van De Gryse verscheen in afleveringen in de Brugsche Gazette van 22, 24 en 27 november 1797, zie K. PRIEM, o.c., p. 76 en 135, n. 18.

eind(174)
Het is niet duidelijk welke keizer hier wordt bedoeld. Ofwel de ‘schismaticq’ Jozef II of Frans II die de Oostenrijkse Nederlanden aan Frankrijk afstond.

eind(175)
Zie SAB., reeksnr. 122, Plakkaten, reg. 45, nr. 17.
eind(176)
Zie SAB., reeksnr. 122, Plakkaten, reg. 45, nr. 23. Betr. Petrus Goddyn (1752-1811), zie MV. 1796, p. 151, n. 43.
eind(177)
De wet van 19 fructidor V plaatste alle kranten en drukpersen onder rechtstreekse politiecontrole en eind september 1797 werd de zegelbelasting op de pers ingevoerd. Daardoor moesten een aantal bladen hun activiteiten staken. (H. VAN DE VOORDE E.A., Bastille, Boerenkrijg en Tricolore. De Franse Revolutie in de Zuidelijke Nederlanden, Leuven, 1989, p. 119).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

plaatsen

  • over Brugge


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 1 november 1797

  • 2 november 1797

  • 3 november 1797

  • 4 november 1797

  • 5 november 1797

  • 6 november 1797

  • 8 november 1797

  • 9 november 1797

  • 10 november 1797

  • 12 november 1797

  • 13 november 1797

  • 14 november 1797

  • 16 november 1797

  • 18 november 1797

  • 19 november 1797

  • 23 november 1797

  • 25 november 1797

  • 26 november 1797

  • 27 november 1797

  • 29 november 1797

  • 30 november 1797