| |
18.
Twee brieven van respectievelijk 15 en 16 juni die ik tegelijk ontving. In de enveloppe zat ook een nieuwe novelle, ‘een echte Indische schets’, zoals Walraven in de eerste regel van zijn brief schrijft. Het bleek het verhaal te pijn over ‘Harry Monteiro’, waarover hij mij in zijn brief van 24 april al geschreven had. Hij had het Piendang genoemd. Het is nooit in De Fakkel verschenen, maar wel in het na de oorlog opgerichte maandblad Oriëntatie waarvan ik redacteur-secretaris was; in het januari-nummer 1948. Men kan het ook lezen in mijn boekje over Walraven Op de Grens. Het verhaal was na de oorlog eerst spoorloos. Later kreeg ik nog een kist met boeken en mappen terug van een Arabier die mij had weten op te sporen. Juist in die éne kist zat de map waarin ik alles over Walraven had bewaard.
In de brief van 16 juni is sprake van ‘de eterij met de drukkersknechten.’ Ik herinner me dat ik Walraven verslag uitbracht van een diner in de sociëteit De Harmonie met twee bedrijfsleiders van de drukkerij en uitgeverij De Unie. Greshoff was er ook bij; ik geloof zelfs dat hij toen ‘uitgegeten’ werd. Het was een vermakelijke
| |
| |
avond en niet in het minst door de verhalen die Greshoff over de dichter-zanger Speenhof vertelde. De Unie deed in die tijd overigens voortreffelijke dingen. Ze gaf niet alleen De Fakkel uit, maar ook het werk van Greshoff, van Beb Vuyk en van Van Schendel (Mijnheer Oberon en Mevrouw).
Blimbing, 15 Juni 1941
Geachte Heer Nieuwenhuys
In vouwe nog een schets, een echte Indische schets, die U, naar ik hoop, van mij kunt koopen voor De Fakkel en mij spoedig het geld ervoor zenden.
Ik heb nu veel tijd, en het is mogelijk, dat er later, als ik weer ander werk moet verrichten, niet zooveel meer van komt. Dit soort werk geeft mij een lichte koorts, en ik zie er tegen op te beginnen, hoewel ik tevoren geheel vervuld ben van het onderwerp. Ik kan in deze gedwongen werkloosheid veel doen, waartoe ik later misschien minder gemakkelijk overga. Rust en stilte heb ik ook nu eigenlijk niet, maar toch wel zooveel mogelijk, zooveel als Itih voor mij kan maken in huis.
Ik wilde dus graag voortgaan met het schrijven van nog meer bijdragen voor De Fakkel en natuurlijk daarvoor ook het geld ontvangen. Het geld is de tweede reden van mijn ijver. Wij zijn tot nu toe niets tekort gekomen, maar wat wij hebben, raakt natuurlijk telkens op, en aan het begin van de maand heb je toch - alleen om te beginnen! - een f 100,- noodig voor proviandeering, bedienden enz. Die zal ik straks vermoedelijk moeten leenen van Veenstra (die mij het heeft aangeboden) of van iemand anders.
Ik heb U geschreven over het aid. Ik schreef ook Van Goudoever een briefje. Ik schreef een art. ‘Nederlandsche Streekromans’, dat wel interessant lijkt voor menschen, die belang stellen in Nederland en tevens in boeken. Ik stuurde het op aan Sluimers, met een doorslag aan Koch, maar tot heden hoorde ik nog van geen van beiden iets. Misschien straks met de post (het is nu Zondagmorgen 11 uur). Ik hoor ook van de Ind. crt. niets. Als dit zoo nog lang voortgaat, wordt het toch lastig voor ons, temeer daar er straks een maand aanbreekt, die vreemd zal zijn en waarvan ik
| |
| |
niet weet welke gelegenheid mij zal gelaten worden te werken, al zal ik alles doen om die gelegenheid te krijgen.
Ik kan nog veel meer doen voor De Fakkel, dingen, die beloven niet slecht te worden, als ik het zoo overdenk. Ik ben van 1909 tot 1914 in Canada geweest en ik zou daarover kunnen vertellen, enkele episoden uit mijn overigens weinig opzienbarende leven daar, dat eenzaam en in armoede verliep, en waarin alleen de bibliotheken van Carnegie licht brachten. De oorlog van 1914 bracht mij terug in Holland, in het Holl. leger en daarna in het Indische.
Ik kan beginnen aan mijn jeugd op Overflakkee, waarvan ik ook koorts krijg (een gloeiend hoofd, bedoel ik, zoodat ik niet in slaap kan komen 's avonds van de op me aanstormende herinneringen en ontwakende gevoelens). Ook dit moet sober en ingehouden worden beschreven. Hoe gemakkelijk is het voor de krant, waar het er niet op aankomt, wat je schrijft, en hoe moeilijk is het voor De Fakkel, waar menschen keuren en beoordeelen.
Verder zijn er nog verschillende Indische motieven, die ik kan uitwerken, doch mijn point of view kent U nu wel, en min of meer zal het altijd dezelfde geest zijn, die uit dat werk spreekt, al zal ik zooveel mij mogelijk is alle tendens weren of er mee accoord gaan, dat U die weert.
Zuivere fantasie behoef ik eigenlijk niet te schrijven. Ik heb genoeg aan mijn eigen levenservaringen, ontmoetingen, herinneringen, bewogenheden, maar vaak doet het me pijn erin te gaan graven, omdat ik het allang begraven heb, veel ervan tenminste. Alles kan ik niet schrijven. Niet alles is even hartstochtloos geweest als mijn ontmoeting met Itih! Mijn liefde brandde uit, tot asch, en ik ben een teleurgesteld man, after all.
Wat ik zou willen weten is, of ik met gerustheid kan voortgaan voor De Fakkel, zooals Greshoff mij eens heeft gezegd: ‘Als U maar schrijft, en stuur alles aan Nieuwenhuys!’ Alsof er geen einde aan behoefde te komen.
Natuurlijk kunt U nog wel het een en ander gebruiken, want elke maand staat U toch voor het nieuwe nummer, dat moet worden samengesteld. Misschien ben ik als schrijver over Indië voor velen belangwekkend, hetgeen het tijd- | |
| |
schrift populairder kan maken en het bestaan ervan zekerder. Doch alleen anderen, niet ik, kunnen daarover oordeelen. Ik weet alleen dit, dat U weinig Hollanders in Indië zult vinden op dit oogenblik, nu het contact tusschen blanda en Indo en Inheemsche veel minder innig is dan in vroeger jaren, die nog kunnen zien, wat ik zie en het ook kunnen opschrijven, of het nu in schoonen of minder schoonen vorm gebeurt.
Natuurlijk moeten er nog veel meer novellen of schetsen te voorschijn komen voor het samenstellen van een bundel, maar die kan ik ook schrijven! Het materiaal, de stof, ligt klaar, gedeeltelijk verspreid in vroeger feuilletonwerk, maar vooral ook in mijn hoofd. Een roman kan ik niet ondernemen in deze omstandigheden. Ik ben teveel geplaagd door het leven en de zorg om contant geld. Misschien later, als ik nog eens rust krijg, ergens, met Itih alleen. Ze leest een dik boek van Sigrid Undset. Eerst heeft ze, lichtelijk wantrouwend, gevraagd of zij dat zou lezen? Mijn zoon Jacob had het voor haar meegebracht uit de gemeente-bibliotheek. Ik zei, dat ook S.U. een Nobelprijswinnares was, net als Pearl Buck, dat haar werk ongelijk was, vaak somber-Noorsch, maar dat naar mijn meening vooral vrouwen sterk getroffen waren door haar beschrijvingen van het leven der menschen. Ze is al halfweg in dat boek!
Ik had in ‘De Clan’ meer kunnen vertellen over Itih. B.v.: ‘Wie woont hier?’ - Meneer Dekema. - En die andere meneer, die hier woont, hoe heet die! - Ook meneer Dekema. - Ook meneer Dekema? Twee meneer Dekema's? - Ja, het zijn broers, dus heeten ze allebei Dekema. - En die mevrouw, hoe heet die dan? - Die heet mevrouw Dekema. - En heeten de kinderen ook allemaal Dekema? - Ja, ze heeten allemaal Dekema. - Maar, wat is dat vreemd, dat ze allemaal Dekema heeten, allemaal dezelfde naam! - Ja, maar ze hebben ook voornamen. Ik heet toch niet alleen Walraven, maar ook nog Willem. Mijn vader, mijn broer, mijn zuster, mijn moeder heeten allemaal Walraven, maar onze voornamen zijn verschillend (lain-lain). - Oh. Hoe heet je broer? - Jacob. - En je zuster? - Anna - Apa dia misih bagoes? - Ja, ze heeft blauwe oogen en blond haar. -
| |
| |
En zoo ging dat, op de wandeling in Banjoewangi. Het is eigenlijk zoo lief als je er aan terugdenkt, maar ook aandoenlijk. Hoe ze zocht naar informatie over alles, wat ze niet begreep. Langzaam, heel langzaam kwam het begrip. Ik heb, door onnadenkendheid, soms veel platgedrukt. Door om haar te lachen b.v. Of door iets over te vertellen aan anderen. Tegenwoordig kan ze dat best verdragen, maar toentertijd kon het haar een jaar of langer doen ophouden met vragen. Zij bemerkte haar onwetendheid, en noemde dat ‘domheid’, hetgeen het niet was, natuurlijk, integendeel, ze was verbazend intelligent. Maar het duurde jaren, voordat ze begreep, dat domheid gevonden wordt bij menschen met acten en bullen, en intelligentie bij analphabeten. Maar ten slotte begreep ze het toch, evenzeer als de kwestie van hooge en lage standen, die geen verband houden met het innerlijk van den mensch.
Wat mijn verhaaltje van heden betreft: ‘Harry’ heet in werkelijkheid Monteiro, maar hij bestaat, precies, zooals ik hem beschrijf. Hij is weer in de suiker herplaatst, gelukkig. De Opelette ging kapot en kon niet worden vernieuwd. Hij verdiende maar in schijn; in werkelijkheid verdiende hij niets, of verloor. Je ziet dan ook geen Indo-Europeanen achter het stuur meer zitten. Ze kunnen er niet van bestaan, juist door de slijtage en ook door de strenge bepalingen van keuring enz. En U moet ‘het stamslot’ van Harry zien. De oude man is verleden jaar gestorven. De genealogie is een warwinkel, waar zij zelf geen weg in kunnen vinden. Maar Harry is daartusschen een kerel van stavast. Ik houd van hem en Itih ook.
16 Juni 1941
Na ontvangst van Uw postblad en de enveloppe met het artikeltje over Greshoff beiden ongecensureerd en hier op Zondagmiddag besteld, ging me een licht op en moest ik een brief schrijven aan Beb Vuyk, waarvan hierbij een doorslag. Ik hoop begrepen te worden en geloofd, want het heele huis raakt op stelten, als ik hoor van ‘tyran’ enz. Dan ga ik vragen, waar dat vandaan komt, en dan is hier de duivel los. Al mijn grieven tegen Indië komen boven. Itih
| |
| |
krijgt haar oeramokneigingen, de kinderen veranderen in Boeddhabeelden zonder den vredigen gelaatstrek. Zij zwijgen als moffen en maken me nog doller. Ik voel me meer dan ooit van iedereen verlaten en besef dan pas, waar de tyrannie ligt. Men vergete niet, dat deze menschen met vuur spelen. Dat ik me alleen met bestudeerde kalmte aan mijn z.g. plichten kan wijden. Dat ze me hinderen en plagen, onopzettelijk, maar uit aangeboren somberheid en botheid en Indische ombrageusheid. Ten slotte is dit niet een tijd om bij mij aan te komen met dergelijk geroddel. Als ik een van die brieven van De Wolf mag hebben, zal ik ze sturen aan den pastoor die het eindelijk moet begrijpen en volledig moet worden ingelicht, helaas, ook omtrent zijn bekeerlinge.
Ik zal vandaag nog probeeren ‘anders’ over Greshoff te schrijven, maar het feu sacré is ook hier bijna gedoofd. Geef mij een roman en ik zal er over kletsen op een gezellige manier, maar Greshoff prikkelt me, ook omdat ik het met hem eens ben veelal, maar vooral omdat het voornaamste ontbreekt: de kalme consequentie uit dit alles, die voor Koch en mij b.v. vaststaat, n.l. dat alleen een socialistische dictatuur redding kan brengen in deze maatschappij.
Dit ontbreekt ook in Veenstra's artikel in het laatste nummer van K. & O. De groote stap wenschen zij niet te doen, n.l. dien naar het socialisme. Het is een hatelijk lachen (als een haai) in de richting der oudere generatie, maar dat hebben wij reeds voor hen gedaan op precies dezelfde manier. Veenstra praat trouwens alleen van het standpunt der ‘nieuwe élite’, die heel klein is, zooals ze altijd is geweest, ook in mijn tijd en in den tijd van mijn grootvader en van Vondel. Lees daarnaast Koch's artikel ‘Naar een nieuwe Maatschappij’ en je leest iets van een man, die als alles gezegd is, rustig de toekomst van de wereld tegemoetziet, ook al zal hijzelf die toekomst misschien niet meer zien. Veenstra zit nog vol grieven met betrekking tot ‘het plaatsje onder de zon’. Koch en ik, als we al ooit zoo zijn geweest (vermoedelijk niet, want we zijn niet ambitieus, ik zeker niet) wenschen alleen maar te kunnen bestaan, maar dan zooveel mogelijk op onze simpele manier.
| |
| |
Het verhaaltje van de eterij met de drukkersknechten vind ik prachtig. Ja, Greshoff kan praten als een makelaar in koffie. Ik ken hem nog maar gedeeltelijk en dat voel ik telkens heel goed.
Ik ga nu weer aan andere dingen. Ik verwacht nog wel een andere brief van U een dezer dagen en, als U het schetsje ‘Piendang’ wilt hebben, dan weet U de rest. Geef mij vrede, o mijn beminden, en ik zal schrijven, en misschien wel goed ook.
De groeten van ons, ook aan Mevrouw en het kereltje, Uw toegenegen
W. Walraven.
|
|