Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Adelaïde (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van Adelaïde
Afbeelding van AdelaïdeToon afbeelding van titelpagina van Adelaïde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.62 MB)

Scans (5.01 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Adelaïde

(1929)–Gerard Walschap–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 21]
[p. 21]

III.

In de stad kocht Adelaïde een nieuw kleedje, laag uitgesneden en spannend om de taille. Zij deed het aan om met Ernest door Lourdes te wandelen naar de ruïnen van het oud kasteel.

- ‘Ik vind je mooier zoo, zei Ernest, alhoewel, je ... strenge kleedjes droeg je ook met veel smaak.’ Zij lachte gevleid, wat zenuwachtig en wat vreemd. Haar hart sloeg hevig. Zij rekte haar jonge lijf zoodat het kleedje nog nauwer spande en vroeg: ‘Waarom vind je dit nu eigenlijk mooier?’ Het welbehagen van zijn oogen streek langs haar tartend lichaam.

Zij leunde voorover op de leuning van een oude steenen trap. Nu kon de wind in de laag uitgesneden blouse spelen. ‘Ach, zeide zij, en keek met sirenoogen naar Ernest, wat voel je de wind heerlijk frisch zoo.’ Hij keek niet, noch roerde zijn hand haar aan, maar toen zij beneden kwamen en weer bijna in de straat stonden, vroeg hij haar handje eens te mogen vasthouden. Zij gaf hem haar

[pagina 22]
[p. 22]

linkerhand en rilde. Doch hij deed niets dan ze innig met zijn twee dikke handen drukken. Hij smeekte haar niet naar het klooster te gaan. Zij vroeg voor wie zij het dan laten moest. Om hem de kans te geven beter te worden, zeide hij. Zijn eigen woorden ontroerden hem, het eene woord voerde het volgende aan, al mooier en verhevener. Studeeren kon hij als hij wilde en hij zwoer Adelaïde zijn volgende examen met de grootste onderscheiding te zullen afleggen. Hij zou zijn leven beteren, in Leuven geen druppel bier meer drinken, geen druppel. Hij zou haar van daar uit schrijven hoe hij zijn dag verdeelde. Adelaïde wenschte geen brieven van hem. Dan zou hij een dagboek aanleggen waarin hij alles zou opschrijven: wat hij deed en wat hij dacht. Ja, dat zou hij en het haar later toonen. Dan zou zij hem leeren kennen. Twee tranen groeiden aan zijn oogen. Dan zou zij zien dat achter het masker van zijn eeuwigen lach, diep levensgevoel en weemoed schuilden. Zij kende hem niet. Dit had hem pijn gedaan. Met haar handje in de zijne reciteerde hij een gedicht dat hij in Leuven geschreven had:

[pagina 23]
[p. 23]

Wondere weemoed die mijn leven over-lommert, zoet zijt gij en wreed ...

Nogmaals smeekte hij haar niet naar het klooster te gaan. Zijn leven had nu waarde en beteekenis gekregen. Adelaïde schaamde zich in het spannend kleedje. Al wat dezer dagen gebeurd was stond haar gruwelijk voor oogen, haar drift, haar leugen en de troebelen van haar teer geweten. En zij snikte aan den sterken schouder van Ernest dat zij zijner niet waardig was.

Het spannend kleedje deed zij in maanden niet meer aan tot ergernis van Mevrouw Roothooft. Grillen, een kleedje koopen dat men maar eens aandoet! Wat zult ge doen als ge getrouwd zijt?

- Ik trouw niet, mama.

En men zag het haar aan: zij dacht niet aan trouwen. Elken morgen was zij in de kerk en communiceerde. Zij was ijveraarster van allerhande liefdewerken, ging streng gekleed, schuwde gezelschap en bracht namiddagen door bij de nonnekens. Haar zonden lagen haar te wroegen en zij ging gebukt onder het besef dat een, die beter was dan zij, voor haar te studeeren zat in Leuven, dag en nacht, na aan alle

[pagina 24]
[p. 24]

plezieren te hebben verzaakt. In haar droomen herleefde zij wat Fonske Tierens haar aangedaan had. Zij schaamde zich over de rilling van wellust die dan door haar vleesch voer en over haar zondige gepeinzen.

Bij de nonnekens vernam Adelaïde dat Fonske Tierens weer met de grootste onderscheiding gepasseerd was. En Ernest van den dokter? Niemand wist er wat van. Nochtans was de dokter nog vanmorgen bij een zieke zuster geweest. Ja, die goeie man beleeft niet veel plezier aan zijn jongen.

's Anderendaags was Fonske al vroeg in de kerk. Hij ging na de mis vlak voor de nonnekens heen, die hem alle zes vriendelijk toelachten en knikten, om in de sacristij Mijnheer Pastoor goeden dag te gaan zeggen. Het heette dat de papa van Ernest nu vier weken op reis zou gaan en dat Fonske hem vervangen zou. Bah, nog wel wat jong was hij, maar hij had het vertrouwen van iedereen.

In den voormiddag goersde met een vaart van alle duivels een motocyclette door het dorp. Ernest. Maar zoo vlug kon hij niet vliegen, noch zoo diep zijn krullebol onder de grijze klak over de stuurstang bukken,

[pagina 25]
[p. 25]

dat Adelaïde hem niet herkende. Blijven zitten kon zij toen niet. Zij nam een pakje Almanakken van den H. Antonius voor het volgend jaar en ging die naar een ver gehucht van huis tot huis verkoopen. Wat een lief meisje, zoo eenvoudig en vroom. Ja, de arme menschen van het gehucht gunden haar van harte een man als Mijnheer Fons. Zoo'n meisjes moesten in de wereld blijven, die een man zoo gelukkig kunnen maken. Ze kochten haar al de almanakken af. De moeders nepen met hun voorschoot de neusjes van hun kinderkens schoon, want zij pakte ze alle op den arm, deed ta-da en kuste ze. Die Jufvrouw Adelaïde van den notaris!

Kijk nu, ginder ver op den steenweg aan den grachtkant praatte ze met iemand die naast een tuf stond! Al zijn leven Ernest van den doktoor. Die flierefluiter. Dat zij zich in Godsnaam niet ophoude met hem, zoo'n stapele zot. Het schijnt dat hij niet eens gepasseerd is van 't jaar. Houdt hij haar hand niet vast of wat zien we? Ja hij houdt haar hand vast, zij staan hand in hand. Neen toch! Ons Heer beware de Jufvrouw. Zij gaat immers naar het klooster.

[pagina 26]
[p. 26]

Niet dat Ernest zoo bizonder verliefd deed, maar Adelaïde had haar hand niet teruggenomen. En zoo vertelde hij, altijd even welbespraakt. Hij moest er dezen morgen eens uit, gisteren had papa scènes gemaakt en vandaag had hem niemand een woord gezegd, nog geen goeienmorgen. Enfin het leek er wel op of hij schande bracht over de familie. In October passeerde hij immers met klank. Als hij dan nog geluierikt had of gewallebakt, à la bonheur. Maar is dan voor een student studeeren het nec plus ultra? Komt er veel terecht van de primus perpetuussen? Niets. Van Prijs-van-Rome-winnaars immers ook niet. Nooit! Hij, had studentenbonden gereorganiseerd, studentenbonden van een halve provincie. Dat was zijn werk. En hij schaamde zich niet over zijn buis. Hij had een buis gehad omdat hij ze gewild had. In October zou hij een grootste onderscheiding halen, ook omdat hij het wilde. Zoo druk sprak hij niet of hij zag een lichtje uitgaan in de oogen van het meisje. Nu herinnerde hij zich eerst goed al wat hij beloofd had en het deed hem pijn om Adelaïde. Hij dierf niet bekennen dat hij niet eens aan het dagboek gedacht had en

[pagina 27]
[p. 27]

praatte maar raak over alles heen. En nu ga ik weer mijn heer vader den dokter en mevrouw mijne moeder opzoeken. Ge weet dat papa vertrekt en Fonske Tierens fungeert als interim, wat zeg je me daarvan. Hij had zijn hand al aan den motor. Adelaïde, je zou toch nooit met me trouwen. Neen, zei ze, nooit.

Had zij toen maar kunnen weenen, zich over den grond werpen en met één ruk de knoopen van haar blouse aftrekken. Maar zij voelde zich verkillen, vreemde driften zich vastklampen in haar lichaam. Komedie der liefde!

Papa was niet op het bureau. Daar kwam Adelaïde haast nooit, zeker niet als papa afwezig was, om wille van den kandidaat-notaris, papa's klerk. Een eeuwige kandidaat-notaris. Met zijn kaalkop zag hij er niet jonger uit dan hij was: veertig. Een bleek ventje met bedorven oogen achter een hoornen bril, een kosterszoontje dat nooit getrouwd geraakt was omdat hij niet genoeg verdiende. Hij kwam alle dagen van zijn dorp uit over en weer per trein. Het schijnt dat hij en een bediende van een modemagazijn die twee stations verder naar

[pagina 28]
[p. 28]

de stad moest, het coupé ongeschikt maakten voor meisjes, behalve dan voor drie popjes die lessen volgden ergens aan een snijschool. Een broer van hem was seminarist geweest en men vertelde dat hij nog dagelijks moest brevieren.

- ‘Och Mijnheer Buysers wou U mij eens een plezier doen?’

Hij springt op. Graag Jufvrouw, al wat u vraagt.

Zij heeft bij Van der Zeypen gevraagd naar ‘Le divorce’ van Paul Bourget. Ze hebben daar ook niets. Mijnheer Buysers had het nog dezen morgen in een winkel bij de statie voor 't raam zien liggen.

Zij beziet hem; hij bekijkt haar ernstig. Waarom lachen zijn oogen niet eventjes, eventjes maar? Waarom zeggen ze niet: Ik begrijp u, ge wilt een slecht boek lezen.

Hij brengt het boek mee. Zij leest het op haar kamertje. Het valt haar tegen. Saai. En zij verbeeldt zich wat er al in dit boek had kunnen staan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken