Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Siegfried (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Siegfried
Afbeelding van SiegfriedToon afbeelding van titelpagina van Siegfried

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (3.65 MB)

ebook (3.57 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

epos


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Siegfried

(1923)–Omer Wattez–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 32]
[p. 32]

De jonge Siegfried
in het woud

 
STOEIEND juicht in 't woud een jonge
 
Blonde knaap met stralende blikken.
 
Ga naar margenoot+ Siegfried met de lichtend' oogen
 
Is zijn naam bij 't volk van 't Noorden.
 
Bij den smid der dwergen, Mimer,
 
Naren telg der Nevelingen,
 
Leert hij smeden, doch hij weet niet
 
Dat hij Siegfried, Siegmoends zoon, is.
 
Toen zijn vader viel bij 't vechten
 
Met den woesten wildvang Hoending,
 
Nijdigsten der Nevelingen,
 
Zuchtte zijne moeder Sieglind,
 
Dwaalde droeve rond, verlaten,
 
Aan het noodlot prijsgegeven,
 
Kwijnd' en stierf, wanneer ze Siegfried
 
't Leven had geschonken. Mimer,
 
Sluwe dwerg, in 't woud steeds wakend,
 
Was getuige van dat sterven,
 
Nam den moederloozen knaap meê
 
Om een smid van hem te maken.
 
Krachtig, slank en levenslustig
 
Groeit daar op de zoon van Siegmoend,
 
Speelt en springt rondom de struiken,
[pagina 33]
[p. 33]
 
Als hij Mimer niet moet helpen.
 
Met de jaren wordt hij jolig;
 
Siegfried loochent zijn geslacht niet,
 
't Uitverkoren volk der Welsings.
 
Dagelijks gedijt en groeit hij.
 
Uit den grond rukt hij een boomstam,
 
En met eenen enk'len vuistslag
 
Plettert hij en stok en steenklomp,
 
Weert zich tegen al wat wild is,
 
Kent in 't woud gevaar noch vreeze.
 
- Maar zijn heldenziel is zachte
 
Jegens al wat jong en lief is:
 
't Vogeltje, zijn nest ontvallen,
 
Raapt hij op, en spreekt het toe met
 
Teêre woorden, aait en streelt het,
 
Warmt het diertje met zijn adem
 
Om in leven het te houden.
 
't Wassend woud in al zijn weelde,
 
't Zoet gezang der vele vogels,
 
Treffen diep de ziele Siegfrieds,
 
Wekken wondere gevoelens.
 
Door de dreven loopt hij lustig,
 
Blijde blikkend, zachte zinnend.
 
Moede rust hij op den bodem;
 
Dan weer levensvroo ontwakend,
 
Luide zingend op zijn tochten,
 
't Zonnegloren gul begroetend,
 
Dravend achter ree en herten,
 
Worst'lend met den beer der wouden.
 
Als hij in de woon moet werkenGa naar margenoot+
 
Staat hij stevig nevens Mimer;
 
Smeedt het ijzer in de smidse,
 
Dat de sprankels wijde spruiten,
 
Storten als een starrenregen,
[pagina 34]
[p. 34]
 
Lichtend 't groene bladgeleuter
 
Vóór de smidse van den Neev'ling.
 
Door den slag van Siegfried's hamer
 
Dreunen heind' en verre d'echo's.
 
't Lied dat uit zijn boezem bonsde,
 
Hoort hij in het woud herhalen
 
Bij het bonken op het aambeeld.
 
't Is alsof hij door zijn smeden
 
Meester wordt van 't woud der wereld;
 
Of er wijd en zijd gesmeed wordt
 
Om het aard'rijk t'onderwerpen,
 
Door de macht van vuur en ijzer,
 
Aan het kloek geslacht der Welsings.
 
Door het zware werk der smidse
 
Meende Mimer hem te temmen,
 
Maar geen werk vermoeide Siegfried.
 
Ga naar margenoot+ Mimer stak hem toe de stukken
 
Van het zwaard, de gift der Goden.
 
Mimer kon het nooit hermaken.
 
Nijdig blikt de dwerg naar Siegfried,
 
Ziet hoe deze haastig hamert,
 
Wringt en vijlt en altijd voortwerkt.
 
Balming, 't zware zwaard van Wodan,
 
Door zijn vader eens gedragen,
 
Zal weerom te voorschijn komen,
 
Zuiver in de zonne schitteren,
 
Siegfried heldenkracht verleenen.
 
Door het woud weerklinkt voortdurend
 
't Lied op maatslag van het smeden.
 
Ga naar margenoot+ Gloeiend glijden uit de haardsteê
 
Felle vlammen, roode slangen,
 
Dreigend alles te verslinden.
 
Nooit zag Mimer zulk een vuurwerk,
 
Hoorde nooit zulk krachtig kloppen.
[pagina 35]
[p. 35]
 
Telkens als op 't stalen aambeeld
 
Neerploft Siegfrieds zware hamer,
 
Huivert Mimer in zijn harte.
 
Stom staat hij als hij het staal ziet
 
Glorend uit den gloed verrijzen.
 
't Moest zoolang in ruste roesten
 
't Godenzwaard dat hem deed zwichten.
 
Siegfried laat het zwierig zwaaien;
 
Vuur'ge kringen doet hij kronkelen
 
Rondom zich met roode stralen,
 
Wijl de bult'naar staat te beven.
 
Siegfried spot met Mimers vreeze,
 
Want hij kan den dwerg niet lijden,
 
Wil hem spelend eens verschrikken.
 
Met een slag van 't vreeselijk wapen
 
Klieft hij 't aambeeld van den Neev'ling,
 
Doet het in het diep verdwijnen,
 
Heeft vermaak in 't vreemde schouwspel,
 
Schatert schel het uit van vreugde.
 
Doch opeens wordt hij weer ernstig,
 
Boort zijn blik in Mimers oogen,
 
Dwingt den sluwen dwerg te spreken,
 
En de waarheid niet t' ontwijken;
 
Want hij wilde nooit gelooven,
 
Dat die dwergsmid was zijn vader.
 
Mimer, vreezend voor zijn leven.
 
Stamelt met gestokte stemme
 
Zijn ervaren aan den jong'ling:
 
- Sieglind, zegt hij, was uw moeder.Ga naar margenoot+
 
Hier in 't woud is zij gestorven
 
Na den dood van dapp'ren Siegmoend,
 
Koen in heldenkamp gevallen.
 
Uwe moeder heeft de stukken
 
Van zijn zwaard, een gift der Goden,
[pagina 36]
[p. 36]
 
Trouw bewaard; aan mij gegeven
 
Om ze weer aaneeen te werken
 
Voor haar zoon, die, wees geworden,
 
Mij als vader zou aanvaarden...
 
En de dwerg wou verder stotteren,
 
Doch ontwaarde dat zijn woorden
 
Bij den jong'ling woede wekten.
 
- Leugen spreekt gij, looze dwergsmid!
 
Riep hem Siegfried, hem bedreigend,
 
Dat niet langer hij zou leven,
 
Zoo geen waarheid hij wou spreken.
 
Nu vertelde sluwe Mimer
 
Hoe hij 't worst'len van den Welsing
 
Met den jager afgespied had;
 
Hoe een schitterende schildmaagd,
 
Op een strijdros met een spere,
 
Siegmoend was ter hulp gesprongen;
 
Hoe toen Wodan uit Walhalla
 
Nederdaalde; hoe hij Hoending
 
Hielp den held ter aarde vellen;
 
Hoe hij, Mimer, zat verholen
 
In het woud, nauw ademhalend,
 
't Vreeslijk vechten kon aanschouwen;
 
Hoe hij Siegmoend plots zag vallen
 
En het zware zwaard zag breken
 
Door een zwenk van Wodans wapen.
 
Hoe de jonge schoone schildmaagd,
 
Ongehoorzaam aan de Goden,
 
Wijl zij Siegmoend wilde helpen,
 
Toen door Wodan zelf gestraft werd
 
Om op aarde rond te zwerven,
 
Ga naar margenoot+ Maar door kermen had bekomen
 
Slapend op een rots te rusten,
 
Rondom haar een vloed van vlammen,
[pagina 37]
[p. 37]
 
Tot een held haar zoude halen,
 
Die gevaar noch vreeze kende.
 
Alles wat hij wist zei Mimer,
 
Vreezend voor de woede Siegfrieds.
margenoot+
Siegfried met de lichtende cogen
margenoot+
Siegfried aan het smeden.
margenoot+
Mimer geeft Siegfried de stukken van Balming.
margenoot+
Siegfried hersmeedt het zwaard.
margenoot+
Mimer zegt aan Siegfried wie zijne ouders waren.
margenoot+
Mimer zegt waar de Walkure rust.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken