Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Siegfried (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Siegfried
Afbeelding van SiegfriedToon afbeelding van titelpagina van Siegfried

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (3.65 MB)

ebook (3.57 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

epos


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Siegfried

(1923)–Omer Wattez–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 66]
[p. 66]

Siegfrieds dood

De jacht in het Odenwoud

 
IN het oosten rijst de zonne,
 
Lacht zoo lief'lijk d'aarde tegen.
 
Leven brengt haar blik in 't loover
 
Van het Odenwoud, dat sluimert
 
In den milden dauw des morgens.
 
Witte wasems, wattige wolkjes
 
Stijgen uit de stille dalen.
 
Duizendtallen diertjes dommelen
 
Om de blaad'ren en de bloemen.
 
Uit de klare vogelkelen
 
Welt in trillers luid het leven.
 
Ga naar margenoot+ ***Rijdend langs de rijzige boomen
 
Trekt een statige stoet ter jacht uit:
 
Ridders, ruiters, knapen, knechten.
 
Lustig schalt de jagershoorn,
 
Doet in 't Rijndal d'echo's klinken.
 
En de woelige troep der honden
 
Mengt zijn luide galmend blaffen
 
Met het brieschen van de rossen.
[pagina 67]
[p. 67]
 
In dien stoet van stoere ruiters
 
Konig Gunther rijdt de voorste;
 
Siegfried aan zijn rechter zijde.
 
Daarop volgt de rij der ridders
 
Aller burgen in de Rijngouw.
 
In de koele schaûw der boomen
 
Rijden zij het bosch nu binnen.
 
Helmen blinken, veders wuiven,
 
Paarden trappelen, wapens rinkelen.
 
Tromp en horen schetterend schallen,
 
Klinken dreunend door de dreven.
 
't Jachtgenot gaan zij genieten,
 
Wolf en beer en hert vervolgen,
 
En wedijv'ren in hun vlugheid.
 
Siegfried wordt door elk bewonderd
 
Als hij, 't vlugge ros berijdend,
 
't Wild verjaagt uit zijne schuilplaats.
 
Bloedig treft het ree de werpspies,
 
Die zijn hand behendig slingert;
 
En hij valt met blanken degen
 
D'ever aan, die hem bedreigde,
 
Strekt hem stervend aan zijn voeten.
 
Siegfried wordt de jacht niet moede,
 
Schoon de horen roept tot ruste.
 
Als de zon ter middaghoogte
 
Glanzend klimt, en hare stralen
 
Gloeiend in het loover neerschiet,
 
Trekt hij gansch alleene verder,
 
Tot een woudbeer hij ziet rennen,
 
Die naar zijnen kuil de vlucht neemt.
 
Op het zicht van 't ruige monster
 
Wipt de Welsing van zijn ros neêr,
 
Werpt zijn wapen en zijn schild weg,
 
Wil het roofdier levend vangen.
[pagina 68]
[p. 68]
 
Ga naar margenoot+ Als hij dichter is gekomen,
 
Voelt hij zich des beren meester,
 
En hij heeft wel lust tot lachen,
 
Met den bruinpels wat te jokken:
 
Nadert noesch het grimmig beertje,
 
Tergt hem spelend met een takje,
 
Tot het gram wordt, op hem toeschiet.
 
Siegfried grijpt met ijz'ren armen
 
't Roofdier duchtig bij de keel vast;
 
Doch het slaat zijn klauwen woedend
 
Om den hals des jongen helden,
 
Tracht hem dicht tot zich te trekken
 
En hem onverwijld te wurgen.
 
Siegfried heeft den list geraden,
 
Grijpt den beer bij zijne pooten,
 
Vouwt ze kruiswijs op de borste,
 
Klemt ze lijk in stalen klauwen,
 
Duwt hem tegen eenen boomstam
 
Tot hij macht'loos is geworden.
 
En het licht der zonnig' oogen
 
Van den Welsing maakt het monster
 
Tam en willig; 't wijkt zijn blikken,
 
Laat zich leiden waar hij heenwil.
 
Aan een boom gaat hij het binden
 
Met een touw van taaie boomschors,
 
Tot hij 't speelsch met zich zal voeren
 
Bij de jagers in gezelschap.
 
Ga naar margenoot+ ***Al de gasten zaten neder
 
Op den bont bemosten bodem
 
Nuttend spijs en frissche vruchten.
 
Toen zij Siegfried zagen komen
 
Met den beer, dien hij aan band hield,
 
Lachend, als een kind zoo lustig,
 
Sprongen z'allen schrikkend rechte.
[pagina 69]
[p. 69]
 
Hij ging voort met jolig jokken,
 
Voert zijn vangst tot in hun midden,
 
Proest het uit van pret en vreugde,
 
Dat er niemand durft te naad'ren;
 
Bindt het dier aan eenen boomstam,
 
Waar 't zich uitstrekt om te rusten,
 
En de hand likt van de jagers,
 
Die allengskens nader treden.
 
Eind'lijk wordt de tocht hernomen.
 
Siegfried volgt de ridders verder
 
In hun rijden en hun rotsen
 
Door het wilde woud van Odin.
margenoot+
De jachtstoet.
margenoot+
Siegfried kampt met den beer.
margenoot+
Het gastmaal in het woud.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken