Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Siegfried (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Siegfried
Afbeelding van SiegfriedToon afbeelding van titelpagina van Siegfried

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (3.65 MB)

ebook (3.57 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

epos


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Siegfried

(1923)–Omer Wattez–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 78]
[p. 78]

Siegfrieds uitvaart

 
IN de monden liep de mare,
 
Dat de dappere degen Siegfried
 
Plechtig zou gezonken worden.
 
Velen, die naar Worrems kwamen
 
Om den held een laatste hulde
 
Bij het gapend graf te brengen.
 
Langs de wegen liepen samen
 
Boer en burger uit de Rijngouw.
 
Stil en angstig zag men vezelen,
 
Koppen tot elkander nijgen.
 
Menig meende recht te raden,
 
Dat een moord hier moest gepleegd zijn
 
Op den grootsten aller helden.
 
Niemand durfde het te zeggen
 
Wat hem wichtig op het hart woog.
 
Door het dal de klank der klokken
 
Uit den dom te Worms, de Rijnstad,
 
Galmde dof en droef hen tegen.
 
Dichte drommen menschen drongen
 
Stadspoort, straat en stegen binnen,
 
Kwamen vroom ter kerk getreden,
 
Waar de zang der godgezalfden
 
Voor de zalighied der ziele
 
Traag en treurig toog ten hemel.
 
Woeling was er op de wegen
[pagina 79]
[p. 79]
 
Toen de lijkstoet door de stad trok:
 
Koning Gunther met zijn ridders,
 
Rekken, knapen, wapenknechten.
 
Koninginne Krimhild volgde,Ga naar margenoot+
 
't Zwartgesluierd hoofd gebogen,
 
Schreiend, met beschroomde schreden,
 
In den voorsten rang der vrouwen,
 
Die met haar den held betreurden.
 
Langs de wegen vele lieden
 
Vormden eindelooze rijen
 
Sprekend stond bij allen droefheid
 
Op 't ontsteld gelaat te lezen,
 
Toen zij Krimhild zagen treuren.
 
In den stoet ging ridder HagenGa naar margenoot+
 
't Hoofd verheven, zonder rouwen
 
Recht, alsof er niets geschied was.
 
Onbeschaamdheid op zijn wezen,
 
Tartte hij met trotsche blikken
 
Allen die hem zuur bezagen.
 
Menig oog dat vorschte, raadde
 
Wie in 't woud den moord begaan had.
 
En de schare toog ten tempel
 
Waar het lijk des dapp'ren helden
 
Op een baar ten toon gesteld was,
 
En waarbij, sinds dag en nachten,
 
Vrome broeders biddend knielden.
 
Velen kwamen vóór den doode
 
't Hoofd in diepen eerbied buigen,
 
Deelden in de droefheid Krimhilds,
 
Die bij Siegfried weenend waakte.
 
't Waslicht spreidde zijne stralen,
 
Spichtig als de punt der speren,
 
Door de gangen van den tempel
 
Op de baar, waarop de held lag,
[pagina 80]
[p. 80]
 
Op het rouwgewaad van Krimhild,
 
Op de schare, die daar schuilde
 
In den dom, opeengedrongen,
 
Biddend zich ten bodem neerboog.
 
Priesters zongen 't ‘Dies irae’,
 
‘Dag van gramschap’, traag en treurig,
 
Dat hun macht'ge mannenstemmen
 
Met den klank der bronzen klokken
 
Tot in 't diepst der zielen zonken.
 
Daar, tot weenens toe, bewogen,
 
Zaten velen na te denken
 
Over 't broze lot van 't leven,
 
Nietigheid der zingenuchten
 
Bij de machtigsten der wereld...
 
***Toen de plecht'ge dienst gedaan was
 
En het volk ter strate stroomde,
 
Kwam met zijne ridders Gunther
 
Tot bij Krimhild zijne zuster,
 
Om in treurnis haar te troosten.
 
Eensklaps rees de droeve rechte,
 
Blikte vrank den vorst in d'oogen,
 
Zei hem, zoo hij zulks gewild had,
 
't Onheil haar niet zou geschied zijn.
 
Hij zwoer haar dat hij geen schuld had
 
In den dood van dapp'ren Siegfried.
 
Maar zijn zuster sprak hem tegen:
 
- Wie er schuldig is kan komen
 
En hier vóór het lijk belijden,
 
Dat zijn ziele is bezoedeld
 
Door een moord, begaan uit lafheid.
 
En zij blikte bleek naar Hagen,
 
Die zich in 't gevolg des konings
 
Achter and'ren zocht te bergen.
 
Nu liet hem de koning komen;
[pagina 81]
[p. 81]
 
En toen Hagen hier vooruittrad,
 
Dicht tot bij de doodenbare,
 
Zag men ongehoord een schouwspel:
 
Siegfrieds wond' begon te bloeden,Ga naar margenoot+
 
Dat het bloed ten vloere vloeide.
 
Elkeen raadde 't wonderteeken,
 
Kon niet anders dan besluiten,
 
Dat de moord'naar was ter plaatse.
 
Diep een smartkreet slaakte Erimhild
 
En de schare volks verschrikte,
 
Toen zij Siegfrieds bloed aanschouwden.
 
Hagen, ongevoelig, wendde
 
D'oogen af van 't akelig teeken.
 
Koning Gunther sprak tot Krimhild:
 
- Neen, o droeve zuster, Hagen
 
Was 't niet, die uw man vermoordde.
 
Roovers in het bosch verborgen,
 
Toen hij ver van ons verdwaald was,
 
Hebben vast hem overvallen,
 
En zijn lijk werd laat gevonden
 
Door de jagers in het struikhout.
 
Krimhild kon zich niet weerhouden
 
Bij die leugentaal en lafheid.
 
Krachtig kreet zij: - Deze roovers
 
Staan hier stout bij mijnen doode;
 
Dat zijt gij, gehate Hagen.
 
Gij liet toe, gij, broeder Gunther;
 
Gij hebt schuld in wat geschiedde.
 
Beide waart gij boos en nijdig
 
Over Siegfrieds heldendaden;
 
Daarom hebt gij hem doen sterven.
 
Toen het volk die tale hoorde,
 
Welke Krimhild man'lijk voerde,
 
Steeg gemurmel uit de monden.
[pagina 82]
[p. 82]
 
Enk'len wilden Siegfried wreken,
 
Doch de droeve hield hen tegen.
 
En zij trad nog eens vóór Hagen
 
En voor haren broeder Gunther,
 
Galmde 't uit met sterke stemme,
 
Met de hand gericht ten hemel:
 
Ga naar margenoot+ - Gij, mijn broeder; gij daar, Hagen
 
Hebt uw riddernaam bezoedeld
 
Door den laffen moord mijns gaden.
 
Ridders kunt gij niet meer heeten.
 
's Ridders naam zij rein en vlek'loos!
 
Bloed kleeft eeuwig op uw handen,
 
Bloed der onschuld, laf vergoten,
 
En dat bloed roept wraak ten hemel.
 
***En de priesters en de schare
 
Stonden stom en diep verslagen,
 
Traden spraakloos uit den tempel.
 
Siegfrieds lijk bleef lang nog liggen
 
Bij den schemerschijn der kaarsen.
 
Krimhild weende warme tranen,
 
Uitgestrekt bij 't lijk, ten gronde.
 
En intusschen op het burgslot
 
Brunhilds lijk werd stil begraven,
 
Daar het niet ter kerk gebracht werd
 
Voor de zegening des priesters.
margenoot+
Krimhild in den stoet.
margenoot+
Hagens houding.
margenoot+
Siegfrield wonde bloedt in Hagens aanwezigheid.
margenoot+
Krimhild beschuldigt Hagen en Gunther.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken