Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Siegfried (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Siegfried
Afbeelding van SiegfriedToon afbeelding van titelpagina van Siegfried

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

Scans (3.65 MB)

ebook (3.57 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

epos


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Siegfried

(1923)–Omer Wattez–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 94]
[p. 94]

De strijd tusschen Burgonden en Hunnen

 
VAN den top op elken toren
 
Krijgers, die door krachtig stooten
 
In de trompen 't steekspel meldden
 
Daar ter stede bij den koning.
 
Galmend golfde door de bergen
 
En de dalen aan den Donau
 
't Bronzen lied der krijgsbazuinen.
 
Nu zocht Krimhild, tuk op wrake,
 
Bij de strijders eenen ridder,
 
Die met Hagen zich kon meten,
 
En hem in het krijt zou krijgen
 
In een kamp op dood of leven.
 
Ga naar margenoot+ Diederik, de held van Berne,
 
Trachtte zij voor zich te winnen,
 
Doch hij zei, dat hij geen vreemden,
 
Aan des konings hof genoodigd,
 
In het strijdperk wilde roepen
 
Om er vriendenbloed te storten.
 
And'ren volgden ook zijn voorbeeld.
 
Aangewakkerd door haar woede,
 
Ging zij toen tot Ettels broeder,
 
Blödel, den zoo wakk'ren ridder,
 
Hem belovend vele schatten,
[pagina 95]
[p. 95]
 
Vorstenrijk en koningskrone,
 
Zoo bij Hagen konde treffen.
 
Maar het steekspel was intusschen
 
Op het hofplein afgeloopen.
 
Op bevel van koning Ettel,
 
Onder 't luiden van de klokken,
 
Bij den juichtoon der bazuinen
 
Toog de ridderschaar ter feestzaal,
 
Waar een koningsmaal gereed stond.
 
Ettel troonde nevens Krimhild,
 
En hij toonde daar met trotschheid
 
Jongen Ortlieb, 't lieve zoontje,
 
Dat hem Krimhild had geschonken.
 
En hij vroeg aan zijnen zwager,
 
Koning Gunther der Burgonden,
 
't Kind naar 't Rijnland meê te voeren
 
Om tot ridder op te leiden.
 
Hagen, grimmig, zei dat 't zoontje
 
Voor die groote reis te zwak was,
 
Niet in leven zoude blijven.
 
Koning Ettel, door die woorden,
 
Werd in zijnen trots getroffen.
 
Blakend was zijn borste binnen,
 
Liet uitwendig toch niets blijken.
 
En zijn mannen, die 't bemerkten,
 
Wilden Hagen ruw berispen;
 
Maar de koning hield ze tegen.
 
Allen zaten aan den feestdisch.
 
Enkel Dankwaart met zijn rekken
 
Hield zich buiten op zijn hoede,
 
Want zij vreesden weer een aanval,
 
Die zich ook niet lang liet wachten.
 
Blödel daagde met zijn knechtenGa naar margenoot+
 
Om de vreemden 't overvallen.
[pagina 96]
[p. 96]
 
Wild rukt 't volk van Ettels broeder
 
Op de wachtersschaar van Dankwaart.
 
Tien zij waren tegen éénen,
 
Doch zij hadden sterk te strijden.
 
Velen vielen door de slagen
 
Van de rekken uit het Rijnland.
 
Overmand, na zwaar vermoeien,
 
Moesten dezen 't laten liggen.
 
Dankwaart nu, hun dapp're hoofdman,
 
Vliegt in aller haast ter feestzaal
 
Bij den koning en zijn gasten;
 
Roept geweldig aan den ingang,
 
Dat de zaalgewelven galmen:
 
- Wapenbroeders, al mijn mannen,
 
Wakkere wachters, zijn gesneuveld,
 
Werden aan mijn zij doorstoken,
 
Woedend maar wanhopend strijdend.
 
Broeders, wreekt hen op verraders!
 
***Hagen, toornig als een tijger,
 
Springt nu rasch van tafel rechte,
 
Grijpt zijn zwaard en roept tot Dankwaart
 
Niemand uit de zaal te laten,
 
Sterk de voorpoort te bezetten,
 
Alle wegen te bewaken.
 
Iedereen was zeer verslagen,
 
D'een zag d'ander diep in d'oogen,
 
Doch bleef spraakloos van ontzetting.
 
Spijtig spottend riep nu Hagen
 
Tot de vorsten aan de tafel:
 
- Drinken wij op 't heil der liefde;
 
Zoo betalen wij den wijn hier.
 
Ga naar margenoot+ En hij sloeg wild met zijn slagzwaard
 
't Hoofd af van den jongen Ortlieb,
 
Dat het viel voor 's konings voeten.
[pagina 97]
[p. 97]
 
Krimhild gilt het uit van smarte,
 
Heft de handen in de hoogte,
 
Slaakt een wreeden kreet van wrake.
 
***Toen begon een woedend worstelen
 
In de halle tusschen Hunnen
 
En Burgonden, volk en ridders;
 
Kappen, kerven, ongenadig,
 
Op wat wilde weerstand bieden.
 
***'t Bloed ligt op den vloer in vlekken,
 
Rood en rookend, baant zich beken,
 
Stijft en stolt, verft wand en wapen,
 
Kleed en rusting van de rekken.
 
Diederik van Berne leidde
 
Met een tiental trouwe ridders
 
In het heetste van het kampen
 
Koning Ettel, vrouwe Krimhild,
 
En des konings staatsiedamen
 
Ongedeerd, behouden buiten.
 
Binnen holde voort het strijden.
 
Overhoop de lijken lagen
 
Opgestapeld. Sommigen stonden
 
Recht te sterven in de zale,
 
Waar zij nog geen uur geleden,
 
Vreugd bij spijs en spel genoten;
 
Waar gejuicht werd en gejubeld
 
Door den gunner en zijn gasten.
 
Weinig Hunnen bleven over
 
Na die schromelijke slachting.
 
Gunther, Hagen en hun mannen
 
Hielden plots'ling op te houwen
 
Om hun helmen vast te hechten,
 
Verschen moed in rust te rapen.
 
En zij lieten Ettel vragen
 
Buiten hen te laten komen
[pagina 98]
[p. 98]
 
Waar de lucht hen zou verfrisschen.
 
Krimhild wilde toen haar broeders
 
Met hun volk in vrijheid stellen,
 
Zoo zij Hagen wilden afstaan
 
Om tot gijzelaar te dienen.
 
Koning Gunther, trouwe ridder,
 
Weigert 't aanbod zijner zuster;
 
Want hij wist wat Hagen wachtte.
 
Zij besloten voort te vechten
 
Tot den laatsten tocht huns adems,
 
Duur hun leven te verkoopen.
 
Andere krijgers, versche krachten
 
Daagden op tot hulp der Hunnen.
 
Krimhild toen in toorn ontstoken,
 
Gaf bevel opdat de vlammen
 
't Werk der wraak voltrekken zouden.
 
En weldra stond heel de halle
 
Gloeiend heet, in lichter laaie,
 
Dat wie streed er moest verstikken.
 
Na hun heldenstrijd, in wanhoop,
 
Meenden zij te moeten sterven.
 
Om hun eigen hart te heelen
 
Dronken zij, als laatste laving,
 
't Bloed van die daar zielloos lagen;
 
En zij konden, man'lijk, moedig
 
't Nare van den nacht nog uitstaan
 
Tot in 't oosten rees de morgen,
 
En zij 't zonlicht nog eens zagen,
 
Blij dat zij 't aanblikken mochten
 
Nog een laatste maal in 't leven.
margenoot+
Diederik van Berne.
margenoot+
Hunnen en Burgonden raken in strijd.
margenoot+
Hagen doodt den zoon van Krimhild.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken