Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een Vlaamsche jongen (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een Vlaamsche jongen
Afbeelding van Een Vlaamsche jongenToon afbeelding van titelpagina van Een Vlaamsche jongen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (232.30 MB)

ebook (3.22 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een Vlaamsche jongen

(1879)– Wazenaar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 218]
[p. 218]

Blijdschap in den dood.

Niettegenstaande de gezondste levenslust en spijt al de raadgevingen van den wijsgeerigen Baron Hardtman: uit alles vreugde te rapen, was het den leerzamen kweekeling der levensschool niet mogelijk zich immer te vrijwaren tegen eene beweging van zwaarmoedigheid, in het midden van al de mysteriën der menschelijke ellende.

Ik zou zèlf wel eens willen beproeven met gegronde blijdschap te spreken over de gewone treurigheden zelfs, die hij tegenkwam, in stede van te jammeren over krankheid en dood.

Constant werd vriendlijk ontvangen in een huis, waar veel kinderen waren. Het jongste stierf.

De letterkunde is vol van doode kinderen en terende jonkheid, ongelukkiglijk.

Ik zou wenschen u van Helenatje's dood een luchtig, doorschijnend schilderijtje te malen, omlijst met loofwerk van gedegen goud. Rond een

[pagina 219]
[p. 219]

kinderlijkje voegt het beenderig doodshoofd niet, noch 't geraamte met de zeis, de noodlottige zandlooper, noch 't met zilver betraande baarkleed.

Alles moet doen denken op het geluk van zoo een onschuldig lieveken. Hoe zalig moet dat schepsel zijn! Het werd maar eenige maanden oud. Het was immers gedoopt en had nog niet gezondigd?

Dat ‘roosje’ werd toch ook

 
Door den seraf afgesneden
 
En verplant in 't zalig Eden.
 
B.

Het klom gewis recht naar den hemel, om voor zijne moeder te bidden. Het ging weg van de aarde, en

 
Là jamais entière allégresse,
 
L'âme y souffre de ses plaisirs;
 
Les cris de joie ont leur tristesse
 
Et les voluptés leurs soupirs.
 
R.

Zoodat ik lust heb, mijn lezer, om u te verlustigen met dat dood meisje. Sta mij toe den waren indruk weer te geven van den jongen doktor bij het afsterven van een kind; er worden zooveel leugens uitgekraamd aan de lijkbaar van groote mannen.

De natuur, ook in hare schaduwzijde, vloeit

[pagina 220]
[p. 220]

over van waarheid, en zijn hart van verlangen naar het wezenlijk schoone. Mocht zijn biograaf meteen het voorwerp van dat verlangen hier en in alles bereiken!

Weg met treurnis! De zonneschijn van het leven steekt heerlijker af op de duisterheid des doods.

Het sterfbeddeken stond in den hoek van de voorkamer, zoo blank en zoo frisch. Er lag eene kroon gevlochten van groen en blauw rond het bleeke kopken, waarop het eens rozig aangezicht bijna niet meer kennelijk was. Er waren witte kanten om geplooid door lieve vingeren, en bloemblaadjes gestrooid en goudpapier tot ver over den vloer. Het was er zoo geurig bij in 't halfdonker, en warme stralen schoten liefkozend naar binnen door de spleten der gelokene blinden. Twee vliegen vlogen ronkend rond het wiegje malkander achterna.

De jonge zuster van dat lijkje (neen, van dat ‘klein heiligje’, dicht Beets) bracht den vriend des huizes binnen, met zachte treden, alsof het door 't minste gerucht zou wakker worden uit zijnen eersten engelslaap. Wie weet wat bezwaren het in de levenswaak te wachten stonden? Anders zou de goede God het zielken zoo vroeg niet gehaald hebben. Haar glimlach weerspiegelde die gedachten.

Maar, waarom nu die spanning der oogleden

[pagina 221]
[p. 221]

van de vroolijke maagd, alsof ze iets wegpinkte, toen zij 't kind weer zag, zijne gevouwen handjes nog eens losstrengelde en ze overdekte met kussen? Het braaf lammeken is nu immers verlost uit pijnlijke ziekte en benijdbaar dat het bij Jezuken is?

Als zij nauwelijks het wiegkleed weer had toegehaald, zou heur engel de zwakke tegen den grond hebben laten vallen, zoo Constant hare buigzame leest niet gesteund had tegen zijne eigen borst. De blijheid van het tooneel liep gevaar door die tusschenkomst van Sefina.

Ook zag hij de moeder geen groot misbaar maken. Zij rukte zich de haren niet uit het hoofd of krabde haren boezem niet open met de nagels. Zij zat strak en stom, met de wangen droog. O, die vreugd! van een kind tot engel te hebben, eenen engel tot kind! Wat toekomst hierbeneden kon hare vermetelste verwachting beter bevredigen?

En de vader? De gespierde man, die met stalen ijver welstand wrocht uit weinig voor zijne acht kinders, die overbleven van de tien, en het ook zoo graag hadde blijven doen voor 't negende, dat de vrucht van dien arbeid nu derven moest? Hij weende, waarlijk; maar in de lijkkamer alléén. In den huiskring niet. Zijne vrouw zag wel iets aan zijne licht gezwollen oogleden; maar hield zich of ze geen zier bemerkte, wegens de kinderen.

Helaas! ik moet, om waar te zijn, met die ge-

[pagina 222]
[p. 222]

stolen tranen de kleuren dunnen van het lichtbeeld, dat ik schetse.

De man had geenen trek thans naar zijne werkplaats. Hij wilde gedurig weer bij zijn dood dochtertje gaan zitten, eer het weggedragen werd. Dat was zijne eenige blijdschap nu. Hij raaskalde hoe het hem nog bekeek, als hij 't kleintje te drinken gaf, eer het den laatsten keer ademhaalde.

Het was schoon en fleurig nog vóór veertien dagen. Het schaterde zoo, als hij 't op de knieën nam, en nu gevoelt het niet dat gehuurde handen het uit zijne armen tillen en neerleggen in eene kist.

Och, man, het is immers reeds met zijne gelukzaligheid bezig?

Maar gij dan, vriendlijk meisje; nu het Laudate, pueri, gezongen, het wijwater gesprenkeld en de benedictie over uw graf is uitgesproken - geen Miserere of De profundis op het gekransd terpje, rond hetwelk de buurkinders feest vieren, die ‘noâr de lijke goân’; nu dat gij 't genot smaakt, dat geen oor ooit gehoord, geen oog ooit gezien heeft, uitverkoren ziel, nu is toch uw eerste gedacht zeker voor uwe ouders wel?

De landverhuizer in America - en die is maar een zondig sterveling- laat, zoo gauw hij kan, nieuws vernemen aan zijne verwanten langs het verlaten geboorteduin, van zoover een schip vaart

[pagina 223]
[p. 223]

of een telegraaf boodschap zendt, om den klemmenden angst te verdrijven van de borst zijner moeder, die niet mee kon over zee.

Gij, Helenatje, moet in het paradijs alle denkbaar heil hebben en vermogen. Hebt gij dus ook het eenvoudigste, het hoofdzaaklijkste niet, namelijk van aan uw zuchtend gezin, aan de minlijke Sefina, die zoo graag speelde met u, eens heel verstaanbaar te berichten:

‘Ik heb onze oudste zuster ginder boven gevonden. Ik mag u verzekeren dat het daar goed is en dat wij u ook verwachten?’

Er zijn immers cherubijnen en serafijnen genoeg om die tijding te dragen op de aarde, die lager sterre, daar gij van opvloogt. Welk is dan toch uw geluk, als ge dàt niet hebben zoudt?

Gij, ten minste, ziet nu wat er schuilt achter het graf, niet waar? Och! maak er ons iets van bekend. Wij zullen niet schrikken voor de verschijning van uwe schim. Breng ons úwe openbaring, kind, wij zullen u zoo gaarne gelooven. Hier hadt gij nog geen verstand voor dank om moederzorg; maar nu, in het godlijk licht... Wij bezweren u; één woord.... en uwe schuld is betaald aan 't gescheurd ingewand van de vrouw, die u baarde.

‘Hosanna! Gloria! Sanctus! Alleluia, alleluia!’

Zoo klinkt bij de engelen het eeuwige lied.

En gij, nieuw zustertje der engelen, gij zingt

[pagina 224]
[p. 224]

mede en gij roept maar voort: ‘Hosanna, hosanna!’ terwijl er kommer is in uw huis, onzekerheid en verdriet om u! Woont er geen medelijden in dien hemel voor menschlijke smart?

‘Eert uwe vader en moeder’, luidt het gebod hier benèden. Is het eene ontheiliging geworden dat het kind bewijs geve zijne ouders niet te vergeten, als het daarbòven is? Is u de overvloed niet wrang, dien ge uwe dierbaren niet mee kunt deelen, zelfs niet door belofte? Is goedheid eene deugd van de aarde alléén? O God! laat ons dan maar blijven op de aarde!

De dagen volgen elkander niet trager over versch gedolven kerkhofgrond. De renonkel is weer in bloei, koele veldlucht balsemt de lillende longen. Liefde bloost op het voorhoofd der toekomende moeders. Het leven is zoo vermaaklijk nu. O, voor het leven vraag ik niemand moed; maar moed om te sterven eens; moed vooral om in de volle gezondheid des lichaams, om in al de gaafheid der ziel den dood in de oogholen te staren. Want voor het gewoon, onvermijdbaar sterven neemt de Natuur hare verzachtende voorzorg. Zij verdooft en verlamt voorzichtig onze zinnen door de langzame bedwelming der ziekte, als door een machtige chloroform. Vóór het beslissend afsnijden van de levenszenuw, dompelt ze ons, gelijk een verstandig heelmeester, met haar sussend opium van liever-

[pagina 225]
[p. 225]

lede in eenen zwijmel, waaruit geen vlugzout of magneetschok meer wekken kan.

Er kwam weer lach en spel in Leentje's sterfhuis. Het hart van den mensch heeft vreugde noodig.

De zee, killig maar zacht, slijt keien glad in de diepte. De beweegbare stroom klotst niet immer om het rotsig klippenrif, maar ontwijkt den wervelwind aan eene bloemkust en weerspiegelt de palmen van den oever.

O tijd, o onbestendigheid van 't gevoel! Zijt gij de troostengelen Gods?

Geene wanhoop, ouders van dat wichtje; want gij hebt het bemind, en God - wat en wie hij ook weze - God zal toch wel goed zijn, denk ik, niet waar?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken