Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Eén jaar maximumstraf (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Eén jaar maximumstraf
Afbeelding van Eén jaar maximumstrafToon afbeelding van titelpagina van Eén jaar maximumstraf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.83 MB)

Scans (4.34 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Eén jaar maximumstraf

(1940)–André Weber–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

Hoofdstuk V.

‘Logica, uw naam is man’, mompelt Miep Veldmans en vervolgt hardop:

‘Is dat de eenige reden, waarom je pas om half tien op komt dagen? Of was het soms ook nog 'n knappe weduwe?’

‘Hoera! Ze is jaloersch!’ brult Kees enthousiast. ‘Schenk maar gauw 'n glaasje in, dan kunnen we het afdrinken.’

‘Eerst behoorlijk een kopje thee,’ wijst ze hem terecht en wandelt statig naar de theetafel. ‘En brul niet zoo. De menschen in het huis hiernaast hoeven niet te weten, dat ik een dronkaard op visite heb.’

Gehoorzaam drinkt Martens zijn kop thee leeg en slaakt een zucht van tevredenheid.

‘Zoo, kom nou maar 's met je borreltje voor den dag. Ik heb er echt trek in... kreng!’ En meteen slaat hij een mug dood, die ondernemingslustig op zijn wang had plaats genomen.

‘O, ik dacht, dat je mij bedoelde’, merkt Miep op. ‘Maar ik zal de gordijnen dicht doen, want het wemelt van de muggen. - Nou, proost hoor!’

‘Santjes! Op de wedu... ik bedoel op je gezondheid! Hè, hè, ik dacht altijd, dat dit goedje erg zoet

[pagina 43]
[p. 43]

was, maar het is eerder aan de bittere kant. Vind je ook niet?’

‘Waaaat?’

‘Heb je soms slaap?’

‘Hee-le-maal niet’, antwoordt Miep slaperig.

‘Het lijkt er anders wel op,’ zegt Martens gapend, terwijl hij een gevoel krijgt, alsof hij sedert weken niet heeft geslapen. Hij probeert zijn oogen open te houden, maar het lukt hem niet en even later is hij ingedommeld.

Diepe stilte is over de kamer neergedaald. De zware ademhaling van de twee jonge menschen en het tikken van de klok op den schoorsteen zijn de eenige geluiden, die de eerste minuten hoorbaar zijn.

Plotseling valt een schaduw in het vertrek. De gordijnen voor een der ramen worden geruischloos op zij geschoven en een donkere gestalte stapt over de vensterbank en glijdt de kamer binnen. Ze blijft een paar minuten onbeweeglijk staan en begeeft zich dan naar een hoek van de kamer. Een licht gekraak weerklinkt, alsof een slot geforceerd wordt, en de indringer kijkt even om.

En net op tijd.

Kees Martens is als de weerlicht overeind gekomen en wil zich op den inbreker storten, als deze vlug opzij springt en zich naar het raam spoedt. Kees rent hem achterna, maar heeft plotseling het gevoel, alsof hij tegen een ijzeren balk oploopt en ploft als een blok in de kamer neer. 'n Beetje versuft staat hij op en ziet nog nèt de gedaante, die hem zoo onvriendelijk heeft bejegend, via het raam naar buiten spurten.

[pagina 44]
[p. 44]

‘Stik!’ zegt hij uit den grond van zijn hart, wil den indringer eerst achterna, bedenkt zich echter en loopt naar den stoel, waar Miep nog steeds zit te slapen. Haar oogleden beginnen te trillen en als hij haar over het hoofd strijkt, mompelt zij droomerig: ‘Kees, Kees, wat heb ik 'n hoofdpijn. Dat komt van de Tip.’

‘Wordt wakker, schat, de Tip heeft er niets mee te maken. Ze hebben ons willen vergiftigen.’

Met een ruk komt Miep overeind.

‘Vergiftigen?’

‘Ja. Maar het is hun niet gelukt. Ik werd tenminste nèt op tijd wakker. Heb je hier eigenlijk iets, dat de moeite om te stelen waard is?’

‘Nee. Hoogstens jou.’

‘Dank voor zooveel goedheid. Maar ik begrijp er niks van. Morgenochtend ga ik naar het politiebureau en ik neem de flesch mee. Weet je nog wel, dat je hem vanmorgen niet kon vinden? Daar zit meer achter, dan wij weten.’

‘Met dat al is ons borrelfuifje in het water gevallen,’ vindt Miep mistroostig.

‘Je hebt gelijk. Trek je mantel aan en zet je hoed op. Dan gaan we ergens gezellig een glaasje drinken. Ik heb de provisie van de verkochte machine in mijn zak. Dus ik tracteer.’

‘Leve de weduwe!’ roept Miep enthousiast en gaat haar mantel halen.

 

Den volgenden morgen zit inspecteur Hart op het bureau en kijkt de verschillende rapporten door. Tot zijn groote vreugde is P. Hermans uit Zutphen -

[pagina 45]
[p. 45]

een van die beruchte autobestuurders, die met een dronken hoofd den dood van iemand op hun geweten hebben - voor de tweede keer voor een kleine overtreding bekeurd.

‘Uitstekend’, mompelt hij tevreden, ‘gek zal ik ze maken, stapelgek. Wie heeft hem eigenlijk bekeurd? Ha, mijn vriend Ben.’

Hij drukt op de bel en na enkele oogenblikken komt een beambte binnen.

‘Roep Ben Mulder even.’

‘Ik zal hem onmiddellijk waarschuwen, hoofdinspecteur. Maar ik vrees, dat U hem een beetje veranderd zult vinden. Tenminste, wat zijn uiterlijk betreft.’

‘Veranderd?’

‘Ja. Hij heeft gisteravond in “Het Vroolijke Hert” een paar herriemakers de deur uitgeslagen. Maar hij heeft er ook van langs gekregen.’

‘Hebben jullie hem dan niet geholpen?’ vraagt Hart, ofschoon hij het antwoord wel kan raden.

‘Hij wou het absoluut alleen opknappen. U weet, hoe hij is, als hij het op z'n heupen heeft.’

‘Ja, ik weet er alles van. Laat hem nu maar komen.’

De agent vertrekt en Hart zit even te grinniken. Ben Mulder is een van de actiefste leden van het politiecorps en niet erg bang uitgevallen. 'n Flinke kloppartij is zijn lust en zijn leven. In zijn jongenstijd heeft hij 'n tiental jaren in Duitschland gewoond en het gevolg hiervan is, dat hij nog een enkele maal een [germanisme] gebruikt, tot groote vreugde van den hoofdinspecteur, die zijn vreemdsoortige

[pagina 46]
[p. 46]

gezegden dan onmiddellijk langgerekt en een beetje spottend herhaalt. Maar hij meent het niet kwaad en Ben Mulder is er juist trotsch op, dat zijn meerdere zoo dikwijls een grapje met hem maakt.

‘Binnen’, roept Hart, als er op de deur wordt geklopt en een groote, blonde agent verschijnt, gaat in de houding staan en zegt ernstig:

‘Present, hoofdinspecteur. U heeft mij laten roepen en hier ben ik, maar U ziet zeker wel, dat ik “verletzt” ben, al is het niet erg.’

‘Zoo, Mulder, ben je “verletzt”? Je hebt inderdaad een prachtig blauw oog. Hoe is dat zoo gekomen?’

‘Heeft U mijn rapport nog niet gelezen? 'n Vechtpartijtje in “Het Vroolijke Hert”. Niets bijzonders. Afgezien van dit blauwe oog heb ik nog een verstuikte pols. Maar ze hebben vier kerels in het ziekenhuis moeten verbinden.’

‘Niet slecht. Nou - het verbaast me heelemaal niet. Ik weet wel, dat je je vuisten kunt gebruiken. Maar nu iets anders. Je hebt gisteren een zekeren “Hermans” bekeurd. Wat zei hij eigenlijk?’

‘Hij was zoo nijdig als een spin en bromde zooiets als: Hebben jullie hier in Deventer niks anders te doen?’ Ik herkende hem toevallig, toen hij van zijn fiets stapte. Ik liet hem eerst kalm naar binnen gaan en heb pas 'n kwartiertje later aangebeld. Het leek dus heel toevallig.’

‘Zoo, was hij nijdig’, constateert de hoofdinspecteur tevreden, ‘dat doet me pleizier. Wat ik zeggen wilde: waar ging hij eigenlijk naar binnen?’

‘Bij een zekere juffrouw Veldmans.’

[pagina 47]
[p. 47]

‘Veldmans... Veldmans... waar heb ik die naam toch al eerder gehoord? Ik geloof...’

Op dit oogenblik wordt op de deur geklopt en een beambte komt binnen met de mededeeling, dat een zekere mijnheer Martens den hoofdinspecteur wenscht te spreken.

‘Nooit van gehoord,’ zegt Hart, ‘maar laat hem maar binnen. Jij kunt nu wel gaan, Mulder. Doe verder je best en pas op dat je je niet weer “verletzt”. Goeden morgen.’

Mulder vertrekt grinnikend en de hoofdinspecteur staat op, om zijn bezoeker te begroeten.

‘Waarmee kan ik U van dienst zijn, mijnheer Martens?’

Toen Kees Martens dien ochtend opstond, had hij er eigenlijk niet veel zin meer in naar het politiebureau te gaan, maar ten slotte leek het hem toch maar beter. Hij vertelt nu precies, wat hij den vorigen avond met zijn verloofde heeft beleefd en als hij uitgesproken is, overhandigt hij den hoofdinspecteur de flesch, die hij gisteren heeft meegenomen.

Hart, die zwijgend naar het verhaal van den jongen man heeft geluisterd, neemt de flesch in ontvangst en zegt, zonder een enkele vraag te stellen:

‘Ik zal het goedje laten onderzoeken. Geeft U maar even Uw adres op, dan hoort U nog wel van mij.’

Nadat Martens aan dit verzoek heeft voldaan, verlaat hij een beetje teleurgesteld het politiebureau. Hij vindt, dat de hoofdinspecteur wel heel weinig belangstelling voor zijn verhaal heeft getoond.

[pagina 48]
[p. 48]

Maar hierin vergist hij zich geweldig.

De belangstelling van den hoofdinspecteur is juist in hooge mate opgewekt. Hij heeft het alleen niet laten blijken. Toen de bezoeker den naam van zijn verloofde noemde, was het voor Hart niet eenvoudig om onverschillig te blijven kijken, maar het is hem - althans naar hij hoopt - toch gelukt. Hij moest onmiddellijk aan het gesprek denken, dat hij een kwartier geleden met Ben Mulder heeft gehad en waarin eveneens de naam van juffrouw Veldmans voorkwam. Deze jongedame heeft haar verloofde blijkbaar niet verteld, wien zij 's morgens op visite heeft gehad. Het is natuurlijk mogelijk, dat zij er niet aan gedacht heeft, maar de hoofdinspecteur besluit, haar in elk geval op te zoeken en wel onmiddellijk.

Hij ziet zich echter genoodzaakt dit bezoek nog even uit te stellen, want als hij zijn kamer wil verlaten, komt inspecteur van Santen binnenrennen en het nieuws, dat hij te vertellen heeft, leidt de gedachten van den hoofdinspecteur in een geheel andere richting.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken