Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Eén jaar maximumstraf (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Eén jaar maximumstraf
Afbeelding van Eén jaar maximumstrafToon afbeelding van titelpagina van Eén jaar maximumstraf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.83 MB)

Scans (4.34 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Eén jaar maximumstraf

(1940)–André Weber–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 111]
[p. 111]

Hoofdstuk XIII.

Miep Veldmans zit dien avond eenzaam thuis.

De kop thee, die voor haar op tafel staat, is al lang koud geworden. Met groote oogen zit ze voor zich uit te staren en denkt na over het ontstellende nieuws, dat inspecteur van Santen haar zooeven heeft medegedeeld.

Ze gelooft geen oogenblik, dat Kees zich aan diefstal heeft schuldig gemaakt, daarvoor kent ze hem veel te goed. Maar wie kan er belang bij hebben, hem in moeilijkheden te brengen?

En op deze vraag weet ze geen antwoord. Want Kees is een van de goedhartigste menschen ter wereld. Hoe is het dus mogelijk, dat hij een vijand heeft, die hem in de gevangenis probeert te krijgen?

Honderd maal heeft ze zich deze vraag gesteld, maar tevergeefs. De laatste woorden van den inspecteur klinken haar nog steeds in de ooren:

‘Uw verloofde moet zoo gauw mogelijk een goeden advocaat nemen. Al is hij onschuldig, zonder rechtskundige hulp kan hij niet veel bereiken.’

Maar een goede advocaat kost geld en dat hebben ze alle twee niet, ten minste niet genoeg.

[pagina 112]
[p. 112]

Opeens denkt ze aan de woorden, die iemand eenigen tijd geleden tegen haar gesproken heeft:

‘Mocht U eens hulp of goede raad noodig hebben, komt U dan naar mij toe. Ik zal graag alles doen, wat in mijn vermogen is, om U van dienst te zijn.’

Ze zoekt het kaartje op: P. Hermans, Zutphen, in Effecten.

Zou hij het gemeend hebben?

Ze besluit het te probeeren en schrijft hem een briefje, waarin ze haar moeilijkheden en die van haar verloofde uiteen zet.

Nadat ze den brief gepost heeft, gaat ze naar bed, ofschoon ze weet, dat ze dien nacht geen oog dicht zal doen.

Pas tegen den morgen valt ze in een onrustigen slaap, maar wordt dadelijk weer wakker door het aanhoudend gerinkel van de bel.

Ze schiet haar peignoir aan en begeeft zich naar de voordeur. Als ze open doet, ziet ze een postbode, die haar een telegram overhandigt. Haastig scheurt ze het open en leest: ‘Ben om elf uur bij U. Hermans.’

‘Goddank!’ zegt ze uit den grond van haar hart.

Het is pas half acht, maar ze kan toch niet meer slapen en kleedt zich aan. Dan zet ze thee en begint aan een moeilijke taak, namelijk drie heele uren zoek te brengen met nietsdoen.

Maar eindelijk zijn ze omgekomen en klokslag elf uur ziet ze haar bezoeker van zijn fiets stappen.

Ze snelt naar de deur en gooit haar wijd open.

Hermans ziet er nu al beter uit. De bleeke gelaats-

[pagina 113]
[p. 113]

kleur is verdwenen en heeft voor een bruine tint plaats gemaakt. Ook is hij veel opgeruimder dan de vorige maal en zijn bruine oogen staan helder.

‘U heeft mij geroepen, juffrouw Veldmans, en hier ben ik’ zegt hij glimlachend. ‘Mag ik mijn fiets in de gang zetten? Anders krijg ik weer een bekeuring.’

Miep voelt zich geweldig opgelucht.

Ze weet nog wel niet, of hij haar zal kunnen helpen, maar de gedachte, dat hij onmiddellijk is gekomen, heeft een geruststellenden invloed op haar overpannen zenuwen.

‘Komt U binnen, mijnheer Hermans. U weet niet, hoe dankbaar ik ben, dat U zoo gauw aan mijn verzoek voldaan heeft.’

‘Dat spreekt toch vanzelf? Ik had het U immers beloofd? En vertelt U me nu nog eens kalm, wat er allemaal gebeurd is. Uw brief was een beetje verward, maar dat is best te begrijpen na al die emotie van gisteren.’

Miep vertelt hem nu uitvoerig, hoe de zaak zich heeft toegedragen. Ook, dat er tweemaal bij haar is ingebroken.

‘Twee maal?’ vraagt hij verbaasd. ‘En werd er iets gestolen?’

‘Niet dat ik weet. Den eersten keer werd de inbreker trouwens verdreven, want mijn verloofde had niet veel last van het vergif en werd net op tijd wakker.’

Hermans denkt eenigen tijd ernstig na.

Dan zegt hij:

‘Als ik U dus goed begrijp, is de hoofdzaak, dat U

[pagina 114]
[p. 114]

geld krijgt, om een goeden advocaat te kunnen betalen. Het klinkt een beetje cru, maar daar komt het op neer, nietwaar?’

Miep knikt.

‘Dan zal ik U een voorstel doen. Kunt U typen en stenographeeren?’

‘Ja, tamelijk goed zelfs.’

‘Prachtig. Mijn zaak heeft zich, nu ik er weer dagelijks bij ben, in een betrekkelijk korten tijd nogal uitgebreid en ik zoek een secretaresse. Zou dat iets voor U zijn?’

Miep gelooft te droomen.

‘Maar dat zou een schitterende oplossing zijn’, zegt ze enthousiast. ‘Maar ik weet niets van effecten af. Is dat geen bezwaar, mijnheer Hermans?’

Hermans schudt het hoofd.

‘Dat is niet zoo belangrijk. U leert het gauw genoeg. De hoofdzaak is, dat U vlug kunt stenographeeren en typen. En nu het salaris. Ik heb gedacht: honderd gulden per maand en een tweede klas abonnement Deventer-Zutphen. En aangezien een advocaat altijd voorschot moet hebben, wil ik Uw salaris drie maanden vooruit betalen. Gaat U daarmee accoord?’

‘Ik vind het prachtig’, zegt Miep met schitterende oogen. ‘Maar U doet het toch niet alleen maar, omdat......’

‘Geen sprake van’, valt Hermans haar in de rede. ‘Ik heb een secretaresse noodig en het is niet meer dan billijk, dat ik U die betrekking geef. Kunt U morgen beginnen?’

‘Graag.’

[pagina 115]
[p. 115]

‘Uitstekend. Dan verwacht ik U morgenochtend om negen uur. En nu moet ik opstappen, want ik heb nog een paar afspraken. Tot ziens, juffrouw Veldmans.’

Nog een uur, nadat haar bezoeker is vertrokken, zit Miep onbeweeglijk in haar stoel. Haar zwaarmoedige stemming is verdwenen, ofschoon zij natuurlijk nog niet weet, of de beste advocaat haar Kees vrij kan krijgen.

Maar hij heeft nu een goede kans en zij besluit, hem niet te bezoeken. Het moet een verrassing voor hem zijn, als hij morgen een der beste advocaten van Deventer op bezoek krijgt.

Ze heeft vroeger haar oom wel eens hooren zeggen, dat Mr. Gildemeijer een buitengewoon knap advocaat is, maar ook buitengewoon duur. Het financiëele bezwaar is nu echter opgeheven en zij aarzelt niet langer, maar gaat hem een bezoek brengen.

Mr. Gildemeijer blijkt niet zoo een geldwolf te zijn, als zij gedacht had. Nadat zij hem alles precies heeft verteld, belooft hij, Kees Martens den volgenden morgen te bezoeken en zijn best voor hem te doen.. Van een voorschot wil hij echter niets weten en als Miep weer naar huis wandelt, heeft haar opinie over advocaten een grondige verandering ondergaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken