Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vadertje Langbeen (ca. 1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vadertje Langbeen
Afbeelding van Vadertje LangbeenToon afbeelding van titelpagina van Vadertje Langbeen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.36 MB)

Scans (9.66 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

briefroman
vertaling


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vadertje Langbeen

(ca. 1920)–Jean Webster–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

4 Mei.

Verleden Zaterdag hadden we velddienst. Het was vreeselijk leuk. Eerst hadden we groote parade gehouden. We waren allen in het wit gekleed. De Seniores droegen kleine Japansche parasolletjes, blauw met goud en de Juniores wat met gele vlaggen. Wij hadden roode luchtballons. Dat was vreeselijk aardig, want elk oogenblik verloor een van ons er eentje en die vloog dan de lucht in. De eerste jaars hadden groote groen papieren mutsen met lange, afhangende linten. We hadden ook een muziekcorps in blauwe uniform voor dien dag uit de stad laten overkomen en ook een stuk of twaalf hansworsten, die de menschen tusschen de wedstrijden door bezig moesten houden.

Julia had zich als een dikken buitenman in een wit linnen pak verkleed, met bakkebaarden en een geweldig groote parasol. Patsy Moriarty (eigenlijk heet ze Patricia maar heb je ooit zoo'n onmogelijken naam gehoord, Juffrouw Lippett zou er werkelijk geen ergere kunnen bedenken), een lang, mager kind, was Julia's vrouw en droeg een hardgroene muts op één oor. De menschen hebben den heelen weg langs geproest wanneer die twee voorbijkwamen. Ik had nooit gedacht, dat een Pendleton nog zooveel spirit zou bezitten. (Hierbij denk ik natuurlijk niet aan Jongeheer Jervie, want die beschouw ik evenmin als een echten Pendleton als jou als een echten regent).

Sallie en ik deden niet aan den optocht mee, omdat

[pagina 76]
[p. 76]

we ons beiden voor de wedstrijden hadden laten inschrijven. En stel je voor, we hebben alle twee gewonnen! Tenminste bij een spel. Bij het ver-springen verloren we alle twee, maar Sallie won bij polsstok springen en ik bij het hardloopen (30 M. in 8 seconden).

Ik kreeg op het laatst wel erg hartkloppingen, maar het was toch eenig, toen de heele klas daar met zijn ballons stond te wuiven en te schreeuwen en zong:

 
Wat is er aan de hand met Judy Abbott?
 
Ze heeft gewonnen!
 
Wie heeft er gewonnen?
 
Judy Abbott!
Dat is eerst eens roem! Toen ben ik naar het tentje gegaan en heb me daar heelemaal met spiritus afgewreven en een citroenkwast gedronken. Je ziet, dat we altijd aan

illustratie

onze gezondheid denken. Het is heel verdienstelijk, als je een spel voor je klas wint, want de klas, die de meeste spelen wint, krijgt dat jaar den wisselbeker. Dit jaar kregen de Juniores hem met zeven spelen in hun voordeel. Het comité bood alle winners in het gymnastieklokaal een diner aan. We kregen kreeft, en chocolade-ijs in den vorm van korfballen.

Ik heb gisteren den halven nacht opgezeten om in Jane Eyre te lezen. Ben jij oud genoeg om je te herinneren hoe het voor 60 jaar was en als dat zoo is, kun je me dan ook zeggen of de menschen toen zóó spraken?

De hooghartige Lady Blanche zegt tot haar knecht:

[pagina 77]
[p. 77]

‘Stack uw gepraat, man, en verricht, wat ik u gebied’. Mijnheer Rochester spreekt over ‘het metalen hemelgewelf’ wanneer hij het over de lucht heeft, en als je dan aan de krankzinnige vrouw denkt, die als een hyena lacht en de bedgordijnen in brand steekt, tranen stort over een bruidssluier en bijt... nu ja, dan is het een melodrama van het reinste water, maar toch lees je en lees je, uren achter elkaar. Ik kan me niet begrijpen, dat een meisje zoo'n boek geschreven heeft, vooral niet een meisje, dat op een kerkhof werd grootgebracht. Daar is iets in de Bronte's, dat me sterk tot ze aantrekt. Hun boeken leven, er is geest in. Maar hoe kwamen ze aan die gave! Toen ik over het ellendige leven las, dat de kleine Jane in die weldadigheidsinrichting had, ergerde ik me zoo, dat ik de kamer uitging en een flinke wandeling maakte. Ik kan me heelemaal in haar toestand verplaatsen. Als je Juffrouw Lippett kent, begrijp je ook, hoe Mijnheer Brocklehurst geweest moet zijn.

Frons je wenkbrauwen nu maar niet. Ik weet heel goed, dat het John Grier Home heel anders is ingericht dan het Lowood instituut. We kregen genoeg te eten en hadden voldoende kleeren en genoeg water om ons te wasschen en zelfs de kelder was verwarmd, maar toch is er een groote overeenkomst. Ons leven was onbeschrijflijk eentonig. Er gebeurde nooit eens iets bijzonders. De eenige afleiding was het roomijs, waarop we Zondags werden getracteerd en dat werd zelfs tot een geregeld terugkomende verrassing, dus eigenlijk geen verrassing meer. In al die 18 jaar, dat ik er was, gebeurde er alleen maar één keer iets bijzonders, n.l. toen de houten schuur afbrandde. We moesten midden in den nacht opstaan en ons aankleeden, voor het geval dat het huis ook in brand zou raken. Maar het vatte geen vlam en we moesten allen weer naar bed.

Iedereen houdt wel eens van een verandering, dat is zoo'n gewoon menschelijke behoefte. Maar ik had nog geen verrassing beleefd tot op het oogenblik, dat Juffrouw Lippett me in haar kamer riep om daar te vertellen, dat

[pagina 78]
[p. 78]

Mijnheer John Smith me naar College wilde sturen. En toen ging ze daar zoo vervelend over uitweiden, dat ze weer een heeleboel van mijn plezier bedierf.

Je weet, dat ik het van het grootste belang voor iemand vind, dat hij verbeeldingskracht heeft. Daardoor voel je je in staat, je ook in de plaats van een ander in te denken. Het stemt je vriendelijk en vergevensgezind. Bij kinderen moest de fantasie al vroeg ontwikkeld worden. Maar in het John Grier Home wordt de flauwste flikkering van je verbeeldingskracht dadelijk uitgedoofd. Plicht is het eenige, wat je telkens voor oogen wordt gehouden. Ik vind dat kinderen eigenlijk de beteekenis van dat woord niet moesten kennen. Het is iets kouds, verfoeilijks. Een kind moest alles uit liefde doen, niet uit plichtsgevoel, bah!

Wacht maar, totdat je het vondelingengesticht hebt gezien, waarvan ik de directrice word. Dat is nu mijn lievelingsdroom vóór ik ga slapen. Ik werk het tot in de kleinste bijzonderheden uit, het eten en de kleeren en het werk en de spelen en de straffen... Want zelfs mijn uitstekend opgevoede pleegkinderen zijn wel eens een enkele keer ondeugend.

Maar in elk geval zijn ze gelukkig. Volgens mijn meening moet iedereen, al komen er naderhand ook nog zooveel zorgen, een echt gelukkige, zonnige jeugd hebben, waaraan hij altijd de heerlijkste herinnering houdt. En als ik ooit zelf eens kinderen krijg, dan zal ik er voor strijden, dat ze een onbezorgd gelukkig leven hebben, zoolang ze nag jong zijn, onverschillig onder hoeveel verdriet ik zelf misschien gebukt ga.

Daar luidt de klok van de kapel al. Een andere keer zal ik je hierover nog wel eens schrijven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken