Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Do en Lo Verster (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Do en Lo Verster
Afbeelding van Do en Lo VersterToon afbeelding van titelpagina van Do en Lo Verster

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.47 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Illustrator

Louis Raemaekers



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Do en Lo Verster

(1919)–Nannie van Wehl–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk X.

Het werden vreeselijke dagen, die nu volgden.

Er kwam een nacht, dat Do op bleef, bij haar vader - Er zou getelefoneerd worden - er kòn getelefoneerd worden, dat 't uit was en Do en Vader voortaan alleen zouden zijn.

Er werd getelefoneerd, 's nachts om half vijf - Do dorst niet naar de telefoon te gaan. Haar mond werd droog, haar handen en voeten klam en koud, haar keel leek dichtgeschroeid en ze sloeg de handen voor 't gelaat, toen vader het toestel weer op den haak lei.

Maar hij riep al uit de gang:

‘Goed nieuws, Dori!’ en kwam de kamer in met een ànder gezicht dan daarnet.

‘O! o!’ riep ze en begon te huilen, woest en luid. Maar deze tranen deden haar onuitsprekelijk goed, het felle kloppen van haar hart bedaarde, de vreeselijke spanning in haar ooren week. Ze gaf zich over aan haar huilbui zonder verder te vragen.

‘Hij is de crisis te boven. De koorts is af, hij is bij bewustzijn, maar dood- en doodzwak. Hij vraagt naar ons, Do -’

Ze moest eerst heelemaal uithuilen. Toen zei ze: ‘Hij zal 't zoo naar vinden, ons door een raampje te zien -’

‘Ja - maar dat kan niet anders -’

Toen weer een heele tijd stilte. Buiten was het al heelemaal dag -

‘Ga je mee, Do? De Boschjes in?’ vroeg vader. ‘Dan slaap je misschien verder op den dag nog wat -’

Do wilde graag de Boschjes in. Of ze verder op den dag slapen kon, was haar onverschillig. Ze wou zelfs liever niet. Neen, alleen maar dòordenken, altijd dòordenken. Het ergste is hij te boven. Zòo bang behoeven we niet meer te zijn.

[pagina 138]
[p. 138]

Met haar arm in Vaders arm en haar hoofd bijna tegen zijn schouder, van behoefte om te koesteren en gekoesterd te worden, stapten ze de straat op.

Ze gingen tegen de helling der Bankastraat op, naar de Kerkhoflaan.

Do ademde diep de heerlijke meie-morgen-lucht in. Hoe vreemd was het nu buiten! Dood en dood-stil.

De gordijnen neergelaten, overal - en de zon schuin op de toppen der gevels, roodgoud. Een heele zwerm kraaien zat rustig op de Kerkhoflaan. Ze vlogen zoo verschrikt en verbijsterd op, dat Do lachen moest, en toen ze haar eigen, jonge lach hoorde, wist ze opeens, dat ze in zoo verschrikkelijk lang niet gelachen had en vond 't zoo heerlijk, dat ze 't nu weer doen kon, zóo heerlijk, dat de tranen alweer over haar wangen stroomden.

‘Wat is mijn arme Dori zenuwachtig,’ zei meneer Verster medelijdend.

‘Ik zenuwachtig! O paatje, ik ben nog nooit zoo kalm en zoo blij en zoo gelukkig en zoo heerlijk geweest - o, vader!’

En weer schreide ze.

Toen duwde ze haar vader een heel eind van zich af, bekeek hem oplettend en zei:

‘Wat is mijn arme vader bleek, en nog witter haast, als 't kon! Ja, ja, u hadt hier in uw baard, op zij van uw wangen nog wel een beetje zwart haar zitten en van achter op uw hoofd ook nog wel, en nu is alles wit, wit, wit, en u bent zoo bleek! o vader, wat zal ik toch voor Lo en u gaan zorgen! Zouden we nou maar niet dadelijk met zijn drietjes gaan wonen? Ik kan heusch al zooveel, vraag maar aan juffie -’

‘Neen, mijn kind, je moet eerst nog een beetje onbezorgde jeugd hebben. Aan Lo alleen zal je voorloopig genoeg te doen hebben, zooveel, dat je er geen huishouden bij kunt gebruiken -’

Do dacht even na, toen zei ze:

‘Vader, zou 't heel lang duren, eer Lo weer naar school kan gaan?’

‘O Dori! ik merk wel, dat je heelemaal niet weet,

[pagina 139]
[p. 139]

wat hersentyphus is. Ja kind, 't zal verschrikkelijk lang duren - De dokter heeft me er al op voorbereid, dat, àls Lo 't er door haalde, hij een heel langen tijd thuis zou moeten blijven!’

‘Hoelang? Noem eens een beetje een tijd -’

‘Tot na de volgende Zomervacantie -’

Do schrok erg.

‘Tot nà de volgende Zomervacantie -’ herhaalde ze ongeloovig. ‘Dat 's bijna vijftien maanden!’

‘Juist. Lo moet er eens heelemaal boven op komen. Lang niet iedereen heeft na hersentyphus vijftien maanden noodig om op zijn verhaal te komen. Maar Lo was toch al zoo zwak, en hij deed toch veel te veel voor zijn krachten, hoe hij 't ook tegengesproken heeft - Ik heb al zoo eens bij mij zelf gedacht: Wie weet, of later die typhus nog niet ter juister tijd gekomen blijkt te zijn. Anders was Lo almaar door blijven sukkelen, had zijn grootste wensch vervuld gezien: student met vijftien jaren - en was een sukkelend mensch geworden. En nu - nu mòest hij uitscheiden. Nu gaat hij een jaar de wei in, hoe hij ook tegenstribbelt - En je zult eens zien, Do, dat hij dan een andere jongen wordt -’

‘O vader - wat zal hij het vreeselijk vinden!’ steunde Do.

‘Ja, dat zal hij!’ zuchtte vader. ‘Doch ik zal wel zien, dat ik 't een of ander prettigs aan dat vonnis verbind -’

 

Het was vier weken later.

‘Do!’ had vader gezegd. ‘Maak jij het maar met den jongen in orde - je weet wel. Wezenlijk Do, ik geloof, dat jullie samen dat beter uit kunt vechten -’

Do had stilzwijgend de zware taak op zich genomen. Ja, ze geloofde ook wel, dat zij 't beter met hem uit kon vechten dan vader.

Lo was eergisteren thuis gebracht.

Heel zwak was hij nog; zooals hij daar in de serre op den divan lag, had Do best eens een deuntje om hem kunnen huilen.

Hij was verschrikkelijk lang geworden, en zoo mager,

[pagina 140]
[p. 140]

zoo mager! En bleek als was, met diepe groeven onder de oogen, zoodat de groote, bruine oogen nog grooter leken.

Buiten lachte de Junidag. De warme adem van den zomer blies telkens even in de serre, en de palmen wuifden dan - Heerlijk was 't, om vanuit de serre in den hoek schaduw onder de kastanjeboomen te kijken, waar een tafel met tuinstoeltjes erom heen klaar stond voor strakjes, als de kinderen uit school kwamen en er een vrij half uurtje van namen.

Do was alleen thuis met Lo.

In het Japansche serviesje had ze thee mogen zetten voor zichzelf - Lo moest almaar melk drinken met een ei of bessensap met een ei, of weer wat anders met een ei.

Do scharrelde erg lang met theezetten, en toen dat gedaan was, besloot ze eerst nog maar thee te drinken. Dat was weer een beetje uitstel - maar er kwam toch een oogenblik, dat er niets meer te draaien en te scharrelen viel, dat ze zich neer zette naast de divan, zoo, dat ze Lo vlak in 't gelaat keek en met angstige hartklopjes tot zich zelve zei ‘nu of nooit.’

‘Lo,’ vroeg ze. ‘Hoe ben je gemutst vandaag?’

‘Heel goed!’ sprak hij met een flauw glimlachje. Hij was nog zwak genoeg om behagen in zijn rust te scheppen en zich niet te vervelen.

‘Lo! ik weet zoo iets heerlijks!’ barstte ze opeens los. Ze werd vuurrood. Welzeker, nu zou 't goed gaan - Zoo moest ze de zaak aanpakken.

‘Wat dan, Dori?’

‘Wel - vader vindt 't hier te druk voor je, als de vacanties beginnen. En dan mogen we saampjes uit - vader kan onmogelijk verlof krijgen, misschien van den winter of zoo - En waar denk je dan, dat we henen gaan?’

‘Ik weet 't niet!’ zei hij. ‘Zeg 't eens gauw!’

‘We gaan logeeren bij tante Annie, in Bergen!’

‘O!’ riep Lo verrukt. Dat moest ook wel een jongenshart verrukken. Tante Annie woonde in het heerlijke Bergen binnen, in de villa, op den hoek van den straatweg naar Bergen aan Zee, vlak bij de beroemde Bergsche Linde.

[pagina 141]
[p. 141]

‘Wanneer gaan we, Do?’

‘Over een week denkt de dokter, dat je sterk genoeg zult zijn, om er met een automobiel heen te gaan. Is dat niet fijn?’

‘Nou hoor - en voor hoe lang denk je, Do? De hééle vacantie?’

‘Ja!’ zei Do en het angstzweet brak haar uit, want nu moest het hooge woord er zoo dadelijk uit - ‘Ja, voor heel lang.’

‘Dus tot den eersten September? Ik wou maar, dat ik wist, of ik toch over was, al doe ik nu de laatste repetitie niet mee. Maar 't zal wel, hè, Do? Mijn rapporten waren toch heel goed, en ze weten, dat ik best kàn.’

‘Ja jongen, je bèn over,’ deelde Do mee, die dit nieuwtje als pleister op de wonde had mogen vertellen. ‘De rector heeft aan vader gezegd, dat je je kon beschouwen als leerling van de zesde klasse!’

‘Wat heerlijk - met September naar de zèsde -’ zei Lo blij.

‘Maar lieve jongen!’ begon Do voorzichtig, ‘met September kan je nog niet naar school.’

‘Ach wat - dat is nog zoo'n tijd. Dan ben ik natuurlijk weer frisch en gezond -’

‘Neen jongen, de dokter heeft gezegd, dat je nooit frisch en gezond zult worden en altijd een sukkelaar zult blijven, zooals de laatste jaren - want, nietwaar? je wàs een sukkelaar - als je nou niet eens een ferme, lange vacantie had, ergens buiten, waar 't stil is en gezond -’

‘Hoè lang, Do?’ vroeg hij, opeens vermoeden krijgend van een gevaar, dat dreigde.

Do hoorde 't hem niet zeggen. Ze bleef vuurrood voor zich uit staren.

Hij greep haar arm en schudde haar heen en weer.

‘Hoè lang, Do?’ vroeg hij, bang, dringend.

Toen fluisterde ze: ‘Een jaar!’

 

Hij wierp zich achterover in het kussen en kreet 't uit: ‘O neen! neen! dat kan niet! Dat doe ik niet! Dan was

[pagina 142]
[p. 142]

ik immers al zestien, als ik student werd - neen, neen, daàr heb ik nu niet zoo hard voor gewerkt - Neen, vader weet immers ook, hoè graag ik 't wil, op mijn vijftiende jaar student: Neen: neen! dat doe ik niet!’

‘Wat vreeselijk toch van je, Lo!’ riep de arme Do. ‘Wat kan er nou toch aan zijn, om op je vijftiende jaar student te zijn, als je altijd zoo'n hoofdpijn hebt en zoo gauw moe bent! Wees toch alsjeblieft eens een beetje verstandiger! O ja, ja, knap ben je genoeg, maar nou moet je eens een beetje verstandig zijn! Luister eens goed! de dokter heeft gezegd, dat je best een heele flinke gezonde jongen kan worden, als je nu maar eens heelemaal op krachten komt. Denk eens aan, Lo, dan zul je zijn als ik!’

In haar geestdrift sprong ze op en ging voor den serrespiegel staan, die haar eenmaal weerkaatste in het middenglas en wel honderdmaal in de facetten van zijn geslepen rand.

‘Zou je 't niet heerlijk vinden, om oòk zoo'n kleur te hebben en je zoo sterk te voelen - o, ik kan je wel naar Bergen dràgen - en nooit, nooit pijn te hebben - Zou dat niet heerlijk zijn?’

Daar stond ze en draaide zich om en om, alsof ze pronkte met haar kracht en haar gezondheid.

‘Dat word ik toch nooit!’ zei Lo somber. ‘De een is zus en de ander zóó!’

‘Dat wordt je wèl! In alle geval kan je een heel eind dien weg op - en zou je dàt dan niet willen probeeren?’

‘Als ik 't zeker wist!’ zei Lo. ‘O, als ik 't maar zeker wist! Want 't moet heerlijk zijn om zoo gezond te wezen, dat dacht ik ook vaak. Maar als ik je benijdde, dan troostte ik mezelf altijd, dat ik weer knapper was, zie je -’

‘Ja, je houdt me voor een vreeselijke domme gans, dat weet ik al lang.’

‘Hoe wèet je dat?’ vroeg hij verwonderd.

‘Dat zeg ik je niet! Dat zeg ik nooit! Maar als ik nu de dokter eens dadelijk telefoneer, en als hij dan hier bij je komt en het je allemaal verzekert en bezweert, zal je je dan in je lot schikken?’

[pagina 143]
[p. 143]

Hij knikte flauwtjes van ja. Maar terwijl ze naar de telefoon liep, wendde hij het hoofd af, en heete tranen vloeiden in zijn kussen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken