Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 2]
[p. 2]

[Maagd]

MAAGD, z.n., vr., der, of van de maagd; meerv. maagden. Over het algemeen, ieder jong ongehuuwd vrouwspersoon: daerom hebben u de maeghden lief. Bybelv. In dezen zin wordt het thands niet meer gebezigd; doch daarvoor zeggen wij meisje, het verkleinw. van meid, dat eene verkorting, of verbastering van maagd, maged, is. In eene bepaaldere beteekenis, een vrouwspersoon, dat nog geene vleeschelijke verkeering met eenen man gehad heeft: eene maagd onteeren. Zij is nog maagd. Figurel.: zijn degen is nog maagd, is nog niet gebruikt, hij heeft nog geene proeven van dapperheid met zijnen degen gegeven. Van iets maagd, onbeschadigd, wel, afkomen. Ook zegt men man en maagd, doch verkeerdelijk, voor maag. Zie maag. Van hier maagdelijk, maagdom, (maagddom). Zamenstell.: moedermaagd, voor de Moeder van Jezus, in de godgeleerdheid, maagdenbloem, maagdenblos, maagdenhart, maagdenhonig, maagdenmelk, zeker water, maagdenpalm, maagdenroof, maagdenschender, maagdenschending, maagdenschennis, maagdenschaar, maagdenstaat, maagdenvlies, maagdenziel, maagdenzwier, enz. - Wijders, eene dienstmaagd: behalven hare knechten ende hare maeghden. Bybelv. Doch hiervoor bezigt men thands, algemeen, meid. Zie dit woord.

Maagd, hoogd magd, bij Ulphil. magath, Isid. en Otfr. magad, Willer. maged, angels. en eng. maid, lett. meita. Het stamt, ongetwijfeld, van het verouderde mag, mage, bij Ulphil. magus, een kind, af; waarvan, door middel van de eindlettergreep ed, ons maged, zamengetrokken maagd, voor een kind van het vrouwelijke geslacht, is gevormd geworden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken