Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Mantel]

MANTEL, z.n., m., des mantels, of van den mantel; meerv. mantels. Verkleinw. manteltje. Een woord, dat, over het geheel, iets beteekent, welk iets anders bedekt. Van hier wordt een wal om eene stad mantel genoemd; zoo ook het houten of steenen belegsel om eenen schoorsteen, en zamengesteld, schoorsteenmantel. Verder, en gewonelijkst, zeker wijd opperkleed, zonder mouwen, welk over de gewone kleederen gedragen wordt: eenen mantel dragen, omhangen. Schoon de mantels der kerkleeraars, meestal, tot eene kleene strook zwart laken, of zwarte zijde, welke zij op den rug dragen, ingekort zijn, behouden zij echter nog denzelfden

[pagina 35]
[p. 35]

naam: mantel en bef aandoen. Ook dragen sommige opperkleederen der vrouwen dezen naam. Van dit woord zijn eenige spreekwijzen ontleend, als: iets met den mantel der liefde bedekken. Den mantel naar den wind hangen, zich naar tijden en omstandigheden schikken. Den mantel op den tuin hangen; dit zegt men van eenen geestelijken, die, zich op het land bevindende, zich gaat verlustigen, op eene wijs, waarin zijn karakter hem hinderlijk zou wezen, en die daarom zijnen mantel op den tuin, d.i. op de heining of haag, hangt. En van dit nederleggen van zijn karakter heeft deze zelfde spreekwijs eene andere beteekenis bekomen, namelijk van zijn ambt nederteleggen; in welk geval men zegt: hij heeft den mantel op den tuin gehangen. Zamenst.: dekmantel, krijgsmantel, nachtmantel, roumwantel, schoudermantel, enz. Mantelhuis, waar rouwmantels verhuurd worden, mantelkoord, mantelkraag, mantellis, mantelverhuurder, mantelzak, Het zamengestelde mantelpijpje, voor het laatste pijpje, dat men in gezelschap rookt, is nog in gebruik, en waarschijnelijk daarvan ontleend, dat, onder het rooken van deze pijp, de mantels bijeen gebragt en omgehangen werden, en men zich intusschen gereed maakte, om afscheid te nemen en het gezelschap te verlaten. Van dit mantel is het werkw. mantelen gevormd, nog overig in ons bemantelen. Zie dit woord.

Reeds bij Stryk. mantel, in het angels. mäntel, eng., deen., zweed., insgelijks mantel, fr. manteau, sp. manta, ital. manto, mantello, bij Plaut. mantelium, bij Fest. mantilium, mantellum, mantile. In het arab. is mantil een zweetdoek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken