Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Meenen]

MEENEN, (meinen) bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik meende, heb gemeend. Onz., met hebben; vermoeden, denken: ik meende, dat die zaak reeds beslist was. Wanen, zich inbeelden: meent gij, eenen gek voor u te hebben? Hierheen behoort het zeggen: wat meent gij wel? wat beeldt gij u wel in? Voornemen hebben; in de dagelijksche taal: dat meen ik te doen. Hij meende de reize te aanveirden. Hooft. Eene zekere genegenheid hebben: hij meent het zoo kwaad niet. Uw vader meent het goed met u. Dat het de Heeren goed met de gemeene zaaken meenden. Hooft. Ik meen het in opregtheid. Bedr., bedoelen: ik meen niemand dan u. Dat dorp meen ik. Ik weet niet, welke plaats gij meent. Wel willen, genegen zijn: dat ghij mij meent en mint. Kamph. Van hier meening.

Meenen, bij Ulphil. munja, gamunan, in den zin van zich herinneren, dat met het oud lat. menere, en het

[pagina 56]
[p. 56]

nieuwere memini, meniscor, comminiscor, overeenkomt, zw. mena, denken, angels. maenan, vermoeden, neders. meenen. Het komt, zonder twijfel, uit eene bron met het oude min, gemoed, eng. mind, zw. mon, ijsl. mune, lat. mens, gr. μενος. Misschien is munten, eenen toeleg op iets hebben, van denzelfden oorsprong.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken