Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Mei]

MEI, (maai, mai), z.n., m., des meis, of van den mei; zonder meerv., of meimaanden. De vijfde maand van het jaar,

[pagina 63]
[p. 63]

die een en dertig dagen heeft: in 't quickste van den meij. Vond. Dichters spreken van die maand, bij persoonsverbeelding: de blonde Flora hult de vlegten van den mei. Rotgans. Zoo dra de nachtegaal den mai verheugen zal. Poot. Zeer fraai wordt de mei, door Vond., de jeugd van 't jaar genoemd. Figurel. drukt het woord eenen gewenschten staat uit: dees appel rekt den meij der jonkheit. Vond. Bloei: zoo een bui de boomen treffe in hunnen meij. Vond. Zamenstell.: meibloem, meiboter, meidoorn, meidrank, meihout, meikersen, meikever, meimaand, meitijd, meivisch, meivogel, die met den mei komt; ook een mensch, die in den mei geboren is.

Mei, hoogd. may, neders. mai, meg, zw. maj, lat. majus. Men leidt het woord, gemeenelijk, van het lat. af: doch, daar deze maand reeds, in de Salische wetten, meo heet, schijnt de naam eerder, met den latijnschen, eenen oorsprong te hebben. Misschien behoort hij tot ons mooi, neders. moj. Het zw. mio en het ijsl. mior is klein, aangenaam. De afleiding schijnt eenigzins gegrond, dewijl in den mei, de geheele Natuur al hare bekoorlijkheden voor het oog ten toon spreidt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken