Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Moeten]

MOETEN, onz. w., onregelm. Ik moest, heb gemoeten. Men vindt ook: ik most, heb gemost; zoo als voor moeten, in eenige oorden des Vaderlands, motten uitgesproken wordt. Het beduidt tot eene handeling of eenen toestand gedwongen zijn of worden; en dit van personen en zaken. Eigenlijk: ijzer moet naar den grond zinken. Uwe wonde moet verbonden worden, zal zij genezen. Ik moet het doen: des meesters bevel is dringend. Dit werkwoord heeft, in alle beteekenissen, de onbepaalde wijs van een volgend werkwoord bij zich: somtijds wordt dit weggelaten: ik moet van huis. Hij moet naar de stad. Ik moet er binnen. Hij moet er aan, enz. Figurelijk, in eenige meer bepaalde beteekenissen. Men bedient zich van dit werkwoord, als men, bij vertrouwde vrienden, een dringend verzoek heeft: eene zaak moet gij mij nog beloven. Bij dringende vermanin-

[pagina 132]
[p. 132]

gen: deze groote gedachte moet uwe ziel, onder hare neerslagtigheid, kragtig opbeuren. In den gebiedenden toon eens meesters: gij moet weten, dat gij daartoe nog geen verstand genoeg hebt. Voords, bedient men zich, in den vertrouwelijken omgang, van deze spreekwijzen: ik moet het u zeggen. Ik moet het u vragen. In de tweede plaats, beduidt het noodzakelijk zijn, in de ruimste beteekenis dezes woords, in eenen naturelijken en zedenlijken zin; met de onbepaalde wijs van het volgende werkwoord. Eigenlijk: men moet zich bevlijtigen, zal men wat weten. Gij moet geduld hebben. Figurelijk, met een bijbegrip van ingebeelde noodzakelijkheid: moet gij mij dan telkens storen? Hij moet alles weten. Men gebruikt dit woord, om de zekerheid van iets uittedrukken: het moet reeds twaalf uur zijn. Hoe weinig moet gij mij dan kennen! Denk, welk eene zaligheid het wezen moet, enz.! Ook om eene waarschijnelijkheid aantetoonen: hij moet al lang ziek geweest zijn. Hij moet toch een doelwit hebben, waarom hij zoo handelt. Insgelijks, om eene onzekerheid uittedrukken: hoe veel moet dat boek kosten? Eene mogelijkheid: ik doe het niet, of men moeste mij er toe dwingen. Eindelijk drukt het eenen wensch uit: het moete u wel bekomen!

Zoodra dit werkwoord, in den verledenen en meer dan verledenen tijd, gesteld wordt, en een ander werkwoord in de onbepaalde wijs bij zich heeft, gebruikt men niet het verledene deelwoord gemoeten, maar de onbepaalde wijs moeten: ik heb hem moeten spreken. Gij hadt dat moeten weten. Doch, staat het alleen, zoo volgt het den gewonen regel: ik heb wel gemoeten.

Moeten wordt, laatstelijk, als een zelfst. naamw. gebruikt, in de spreekwijs: moeten is dwang.

Moeten, bij Otfr. en deszelfs tijdgenoten, muozzen, muazen, hoogd. müssen, neders. möten, eng. jmust, ik moet, zw. mötta, pool. mussze, boh. musy. Eertijds beduidde het ook kunnen: daz vvir dih anaschen muozzen, dat wij u aanzien kunnen. Willer. Bij Otfr. en Notk. komt het, in dien zin, meermaals voor. In het angels. heet ic mot ik kan, en bij de oude zw. is mada, finl. manda, kunnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken