Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Nar]

NAR, z.n., m., des nars, of van den nar; meerv. narren. Iemand, die zeldzame poetsen maakt, om anderen te vervrolijken: een nar met bellen. Hierheen behooren hofnar, schalknar. Een waanwijze gek: hij is een regte nar. Ieder mensch, die tegen de voorschriften van het gezonde verstand handelt; een dwaas: men sal sien, dat sulcke wijse als narren omcomen. Bybelv. van Doresl. In het gemeene leven gebruikt men het ook voor narrenslede: met den nar rijden. Nar (narre) was, oudtijds, ook eene soort van groot geschut, eene donderbus, bij Kil. ook boller. Van hier narrerij, narrig, grijnig, gemelijk, narrisch, dwaas, verouderd woord. Zamenstell.: narrekap, eigenl. en oneig. voor eenen gek, narrenpoets (narrenpots), narrenslede, anders belslede, eene slede, waarvoor men een paard met bellentuig spant, en welke men, op het ijs of de besneeuwde straat, gebruikt; om den poetsigen opschik dus genoemd, narrentuig, narrenwerk. Zie narren.

Nar, hoogd. narr, neders. nare, deen. nar, zw. narr. In het angels. is narra uitzinnigheid, en narriin een zot. Hesych. verklaart ναρη door uitzinnigheid, dwaasheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken