Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Neigen]

NEIGEN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik neigde, heb en ben geneigd. In eene schuinse rigting, digter bij den grond brengen, naar beneden buigen: neijgt uwe kruijc-

[pagina 273]
[p. 273]

ke, dat ik drinke. Bybelv. Ende het aengesichte na de aerde neygden. Bybelv. Het hoofd neigen. Zijne ooren naar eene rede neigen, naar dezelve met aandacht hooren, om zich daarnaar te schikken. Deze spreekwijs is eene navolging van het hebreeuwsch. Figuurl.: zijn hart tot iets neigen. Zij neigden hunne aandacht naar alles. Frantzen. Het roer neigen. D. Smits. Wederk., in den zin van zich voorover buigen: soo neygde hij sich ter aerde. Bybelv. Zich tot iemand neigen, zich naar hem wenden; ook met oogmerk, om deszelfs welzijn te bevorderen. Zich tot ondeugden enz. neigen. Zie verder geneigd. Onz., met zijn; hellen: de dag neigt ten avond. Toen 's levens licht wou neigen. Vond. Mijne levenszon neigt naar haren ondergang. Van hier neiging, helling en genegenheid. Neigen en nijgen hebben eenen oorsprong. Nijgen vormt in den onvolmaaktverl. tijd neeg, dat, eertijds, de scherp lange e had, waaruit neegen, neigen ontstaan is.

Neigen, reeds bij Kero kehneigen, Ulphil. hneiwan, Otfr. neigan, zw. niga, hoogd. neigen, angels. hnigan, ijsl. hneiga, deen. neye. Het lat. nuo, nuto, nico, nicto, schoon van eene meer bepaalde beteekenis, behoort hierheen ook. Het woord schijnt met na, hoogd. nahe, naauw verwant te zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken