Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Nestelen]

NESTELEN, onz. w., gelijkvl. Ik nestelde, heb genesteld. Voordd. werkw. van nesten; en dit van nest. Een nest maken en hebben, in betrekking tot en melding van de plaats, waar het nest gemaakt wordt: de zwaluwen nestelen aan de kerk. Van dieren, die niet als vogels eigenlijke nesten maken, is het weinig in gebruik; ofschoon Vond., ergens, zegt: in paradijzen nestlen slangen. En Hooft: 't knijn nestelt in de gaaten. Figuurlijk, zich aan eene plaats vast zetten; met eene soort van verachtelijk denkbeeld: tot dat men quam nestelen op den kant van de graft. Hooft. Uit vreeze, dat eenig Europiaan daar mocht komen te nestelen. Bógaert. In verdere figuur: en heeft in de borst van den Spanjaart de nijdt begonnen te nestelen. Hooft. Gie-

[pagina 281]
[p. 281]

righeid, die in bedekte harten nestelt. Sels. De kout nestelt zoo wel in 't papier, als de vreugt in den wijn. Hooft. Ook wederkeerig: zich nestelen, ergens zijn verblijf nemen en houden: de vijand heeft zich daar genesteld. Van hier nesteling: het kleijn' gevogelt', tot haer' nesteling. Bruno, Psalmb. Zamenst.: nesteltak, een tak, geschikt, voor de vogelen, om op te nestelen, of een nest te maken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken