Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Netel]

NETEL, z.n., vr., der, of van de netel; meerv. netels, netelen. Eene plant met gekartelde bladen, met sijne stekels verzien, die, op het aanraken, gevoelige smert veroorzaken, het welk men branden noemt; waarom zij ook brandnetel heet. Eene andere plant, aan eene netel gelijk, doch die niet brandt, heet doove netel. Van hier netelig, neteliger, neteligst, vol netels: een

[pagina 283]
[p. 283]

netelige tuin. Stekelig, netelachtig: netelig kruid. Korzel, wonderzinnig: een netelig mensch. Moeijelijk, waaruit men zich niet ligt redden kan: in de neteligste omstandigheden gewikkeld. Sels. Voords neteligheid, in den eigenlijken en oneigenlijken zin. Zamenstell.: neteldoek, eene soort van doek, dat uit vlas, van den stengel van eenige brandnetels, waaraan het zich bevindt, afgetrokken, geweven wordt. Ook doek, uit boomwol vervaardigd, draagt dien naam. Van hier het stoffel. onverbuigb. bijv. n. neteldoeken: eene neteldoeken das. Wijders netelheide, netelkoningje, een zeker vogeltje.

Netel, hoogd. nessel, neders. nettel, angels. netl, nijtle, eng. nettle, zw. näsla en nattla. Zonder twijfel, behoort het wortelwoord net, waarbij de uitgang el komt, tot dezelfde bron, waaruit het gr. νυττω, steken, prikken gevloeid is; zoo dat deze plant, wegens hare stekende eigenschap, den naam van netel heeft. Uit die bron komt ook naald. Zelfs heet, in Denem. en Noorwegen, eene netel nâlde, nelde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken